Achtergrond

18 miljoen voor goede ideeën

Foto: Max Braun/Flickr

Door de afschaffing van de basisbeurs is er tot 2026 achttien miljoen euro beschikbaar voor ‘gemeenschapsvorming en studentbetrokkenheid’ binnen de HU. Studenten en medewerkers kunnen hun wensen kenbaar maken.

‘Wie zich sterk identificeert met de HU, zet zich actiever in’. Het is een zin uit een notitie vol plannen om de betrokkenheid van studenten en medewerkers te vergroten. Hiervoor is achttien miljoen euro beschikbaar voor de komende jaren. Een team van medewerkers en studenten gaat zich inzetten voor de zogeheten gemeenschapsvorming en studentbetrokkenheid. Studenten en medewerkers kunnen op eigen initiatief geld aanvragen voor projecten. De vraag rijst of studenten en medewerkers zich nu niet betrokken voelen en of dit geld zal bijdragen aan het ‘wij-gevoel’.

Larissa, student Fysiotherapie: ‘Fysiotherapie is een intieme studie, je zit voortdurend aan elkaar. Ik voel geen binding met de HU. Na school ga ik naar huis en dat vind ik prima.’

Voor Diana, student Spaans, geldt iets soortgelijks. ‘Met de klas hebben we het goed, we zijn allemaal Spaanstalig. Ik woon in Rotterdam, de reis naar huis kost me minstens anderhalf uur. Daarom ga ik na school meteen weg. Ik wil graag in Utrecht wonen, maar de wachttijd is lang en de huur is is te hoog. Evenementen interesseren me niet, ik doe er nooit aan mee.’

Ook Frank, student Life Sciences, gaat na de les direct naar huis. ‘Behalve mijn klas ken ik niemand in onze grote opleiding. Ik heb geen idee wat er nog meer is op de HU. Het interesseert me ook niet. Ik woon in Naarden en na school ga ik naar mijn vrienden, die hier wonen.’

Als ik achttien miljoen mag uitgeven…

‘Dan zou ik studieplekken creëren’, zegt rechtenstudent Mizo. ‘Als ik wist dat ik een hele dag op de HU kon zitten studeren, zou ik zeker naar school komen.’

Een meerderheid van de studenten zoekt geregeld vergeefs een studieplek. Vooral in de tentamenperiode is alles bezet. Dan maar naar huis. Een aantal studenten vindt een studieplek op andere hogescholen, in Nijmegen, Rotterdam en Leiden. ‘Ik volg mijn opleiding hier, maar doe mijn huiswerk in Leiden’, zegt Michael, van werktuigbouwkunde. Het is er gezelliger en er is altijd plaats, voegt hij eraan toe.

Studenten geven aan bekenden tegen te willen komen. Een fijne plek in het gebouw hebben, waar banken staan, waar je docenten kunt tegenkomen en vooral je studiegenoten.
‘Ik wil graag één gang voor onszelf hebben’, zegt communicatiestudent Max.
Rechtenstudent Emre stelt voor daar meteen een voetbaltafel neer te zetten. Gaia, social work: ‘Het instituutsplein is misschien bedoeld om te verbinden, maar het is te ongezellig om te lunchen en te lawaaiig om te studeren.’

Studieplekken, een ontmoetingsruimte en sfeer. Is daar geld voor? Tineke Eendebak, coördinator van het project ‘gemeenschapsvorming’, geeft als antwoord: ‘Ja en nee. Het geld is bedoeld om ontmoeting, samenwerking en verbinding te stimuleren. Bijvoorbeeld als studenten vanuit verschillende opleidingen willen werken aan een project voor duurzaamheid. Of als studenten met dyslexie elkaar willen helpen. Maar meer studieplekken creëren is een facilitaire aangelegenheid en past niet in dit programma. Ideeën voor de ontmoetingsruimte of gezamenlijk studeren kunnen dan weer wel. We zetten een aanvraagformulier online waar ze hun ideeën in kunnen zetten’.

Liever naar huis
Sommige studenten gaan het liefst meteen naar huis. Hebben die ook iets aan die achttien miljoen? Eendebak: ‘Iedere student bereiken en betrekken, in het bijzonder de studenten die het liefst meteen naar huis gaat, is natuurlijk een uitdaging. We hebben een begeleidingscommissie in het leven geroepen die bestaat uit studenten en medewerkers. Zij gaan nadenken over hoe we iedere student kunnen bereiken. Daarnaast gaan we campagne voeren en publiciteit maken, zodra de Hogeschoolraad heeft ingestemd met de plannen. De HSR heeft daar tot eind mei de tijd voor. Nog een paar weken geduld dus. Studenten die niet kunnen wachten met hun ideeën kunnen mij nu al bellen of mailen’.