Interview

‘In deze tijd is behoefte aan welsprekendheid en hoffelijkheid. De Franse cultuur heeft dat’

Tinie Mars
Foto: Maarten Nauw

Tinie Mars werkt sinds tien jaar bij Hogeschool Utrecht. Ze levert de Franse taaldocenten af. Je weet wel, die vaklieden waar zo’n schreeuwend tekort aan is.
In onze korte serie interviews met taal-docenten vertelt Tinie in deze eerste aflevering: over lesgeven, haar liefde voor de taal en waarom kiezen voor de studie Frans zo slim is.

Hoeveel eerstejaars had u dit jaar?
‘Acht. Tien jaar geleden waren het er 22. De jongens zijn dit jaar trouwens in de meerderheid. Uiteindelijk zullen er waarschijnlijk maar enkelen afstuderen, zo luidt de prognose.’

Waarom is het Frans niet meer populair?
‘Onze blikken zijn gericht op de VS en Engeland. Hun taal en cultuur lijkt op de onze. Vroeger was het ‘cool’ om Frans te praten. Bijna niemand weet meer dat het Frans de eerste officiële taal was in Nederland, van 1806 tot 1813. Toen was het broertje van Napoleon onze koning. De erfenis die we daaraan hebben overgehouden zijn veel chique Franse woorden: ‘verifiëren’, ‘appreciëren’ of ‘pantalon.’ Men denkt dat die woorden uit het Engels komen, maar dat is niet zo. De Engelsen hebben weer onder de Franse bezetting geleefd in de twaalfde en dertiende eeuw. Daardoor hebben zij van de meeste woorden een Franse en een Engelse variant. Denk maar aan deep en profound. Het verklaart waarom zij het dikste woordenboek hebben.’

Hoe krijg je het Frans in Nederland weer sexy?
‘Door de nadruk te leggen op de exotische en flamboyante kant ervan. Ik had vroeger een leraar, meneer Vos, die Franse avonden organiseerde. Dan kregen we Barbara te horen, van Jacques Prevert. Dat was magisch. Aan het einde van de avond kende iedereen dat gedicht uit zijn hoofd en wilden we allemaal Frans gaan studeren. Het waren de jaren zeventig, Duits werd geassocieerd met de oorlog en Engels was nog te ver weg.

Nog steeds denk ik: Duits kies je om economische redenen, vanwege onze handel met de buren. Maar Frans, dat ráákt je. Bovendien zijn er genoeg redenen om het Frans te kiezen voor de handel. In 57 landen is het de eerste taal hè? In Quebec, West-Afrika, de Caraïben, Zwitserland. Bovendien, de economie is in Afrika enorm aan het opkomen en denk niet dat ze daar Engels spreken.  Het Frans opent de deur naar tientallen vreemde culturen.’  

Hoe optimistisch bent u?
‘In de jaren tachtig dreigde het vak ook al opgeheven te worden. Ik heb toen petities getekend opdat het zou blijven. Kinderen laten het vaak vallen omdat ze het zo moeilijk vinden. En ik mag het niet zeggen, maar het ís ook heel moeilijk. Je ziet vaak dat kinderen die goed zijn in de exacte vakken, dat ook zijn in de Franse grammatica. Je moet het kunnen doorzien. En als leraar lever je francofielen af door te tonen hoeveel plezier je zelf hebt in het vak. Ik ben optimistisch gestemd.’

Wat kunnen jullie doen om het Frans gemakkelijker te maken?
‘Door in de klas Frans te praten. Waarom zou je alles uitleggen in het Nederlands? Alsof Frans een dode taal is. De leerlingen zouden hun docente Frans moeten beschouwen als een Française die een beetje Nederlands kent. Niet andersom. Overal om ons heen in de wereld is de doeltaal de voertaal. Behalve bij ons. Vind je het gek dat we dan eindexamenleerlingen afleveren die zó matig Frans spreken? Gelukkig is dit aan het veranderen. Bij mij mogen ze in het vierde jaar geen les meer geven in het Nederlands.’

Wat vindt u van woordjes stampen?
‘Ik heb 35 jaar ervaring. Woorden uit je hoofd leren is belangrijk. Laatst kwam ik een oud-leerlinge tegen die mij vertelde dat zij van iedereen in haar omgeving het beste Frans spreekt: omdat ze van mij zo had moeten stampen. Ja natuurlijk, zonder een zekere woordenschat kun je geen taal leren. Iedereen die het tegendeel beweert, is geen taaldocent.

Docenten werken met hun hart. Dat hart moet wel gevoed blijven, in de vorm van erkenning. Anders geven ze alleen maar. Ze kregen lang te weinig erkenning. De rector in schaal zestien en de leraar in schaal elf. Gelukkig komt men er steeds meer achter dat het management niet boven de leraar moet staan in de hiërarchie. Zonder het docerende personeel gebeurt er niets. De manager moet faciliteren. Maar de meeste mensen die empathisch zijn, willen geen manager worden.’

Nog even over de voertaal. Durven die leraren zelf Frans te praten? 
‘Dat is een goede vraag. Ik denk dat veel docenten Frans zelf ook onvoldoende hebben leren praten en het inderdaad zelf niet durven. Schrijfvaardigheid is dan ‘veiliger’ en daar zetten ze op in. Eén accentje verkeerd rekenen ze meteen als een halve fout. Dat is zo’n onzin. Fransen schrijven zelf niet eens foutloos, waarom zouden wij er dan zo de nadruk op leggen? Spreken is het allerbelangrijkste bij het leren van een taal. En de kinderen moeten zich veilig voelen. Ik kan het niet genoeg zeggen:  “Eerst de relatie, dan educatie.” Ik gaf ze als docent meteen in de eerste drie maanden een mondelinge overhoring en gaf iedereen een 9 of een 10. Frans is gemakkelijk, hoorde ik ze dan in de gang zeggen. Dat is goed, dan durven ze tenminste.’

Waarom houdt u zo van het Frans?
‘Je ziet vaak dat docenten Frans het management in gaan. Dat komt doordat ze zich goed weten uit te drukken. Ze zijn welsprekend. Daar is in deze tijd behoefte aan. Welsprekendheid, wellevendheid, hoffelijkheid. De Franse cultuur heeft dat. Daar houdt nog iemand de deur voor je open, zeggen ze u, groeten ze de bakker bij het binnenkomen. Oh pardon, klinkt het als ze je per ongeluk aanstoten. Als we ons blijven richten op die Anglo-Amerikaanse cultuur zullen we steeds botter worden. We hebben behoefte aan de Franse charme. Kijk eens naar Dix pour cent, op Netflix. Of luister eens naar Papaoutai (papa où t’es), van Stromae. Nee, let niet op de schrijfwijze van die titel, gewoon lekker meezingen.’