Columns

‘Noah, het gaat niet zo goed’

Noah column
Foto: Kees Rutten

Laatst was ik voor het eerst in lange tijd aan het EHBO’en. Een huisgenoot was ‘s nachts onwel geworden en gevallen. Ze klopte op mijn deur met een bloedende snee boven haar oog. ‘Noah, het gaat niet zo goed.’ Terwijl mijn vriend en ik haar wond behandelden, zakte mijn vriend in elkaar op de grond. Wat?!

Hechtpleisters, bellen met de spoed, benen de lucht in en mensen bij bewustzijn houden. Eén gevallen persoon, prima, maar twee tegelijk? Een gaslek kon het niet zijn, ik voelde me meer dan alert. Helaas besefte ik toen hoe karig mijn EHBO-uitrusting was. Zo goed en zo kwaad als het ging hielp ik ze. Waarom ben ik niet net als mijn moeder verpleegkundige geworden, vroeg ik me balend af. Dan had ik het nu beter geweten.  

Sinds haar 25ste werkt mijn moeder (53) als verpleegkundige. Regelmatig krijgt zij met dit soort situaties te maken en daar kan ze fantastisch goed mee omgaan. De dag na het voorval in mijn studentenhuis, praat ik met mijn moeder over wat ik anders had kunnen doen en vertelt ze over haar werk in het verpleeghuis.

Vandaag de dag ligt veel macht in de handen van ‘zorgkantoren,’ ofwel de uitvoeringsorganen van de Wet Langdurige Zorg. De zorgverzekeraars zijn hier nauw mee verbonden. Deze zorgkantoren stellen eisen aan de verpleeghuizen, waaronder verplichte lange administratieve handelingen voor de zorgmedewerkers. Inmiddels is mam dagelijks ruim twee van de acht uur kwijt aan administratie en vaak zit ze thuis nog formulieren en dagrapporten in te vullen.

Neem het voorbeeld van een 84-jarige bewoonster waar mam voor zorgt. Levenslang heeft deze longpatiënte geknokt. Geboren vlak voor de oorlog, vervolgens naar een kostschool gestuurd, toen een man waar ze niets mee kon, in de zestiger jaren alleen haar kinderen opgevoed, ook een bedrijfje begonnen. Kortom: ze was altijd aan het vechten. Mensen kwamen naar haar; zij had het op orde, zij wist het allemaal.

Nu is deze sterke vrouw op. Ze kan niet meer. Ze trilt, ze stottert en ze is de draad kwijt. Ze brabbelt onophoudelijk en is steevast onrustig. Alleen wanneer mam haar hand op de rug van de vrouw legt kan de tachtiger weer dieper ademen en ontspannen. Zorg krijgen, liefde krijgen: dat is het enige wat ze nu nog wil en nodig heeft.

Het zorgkantoor vraagt om persoonlijke doelen voor iedere bewoner in het verpleeghuis. De vrouw moet ‘eigen regie’ krijgen over haar leven en er moet een plan op tafel komen over ‘hoe ze meer kan participeren en meedoen op de afdeling.’ Wanneer mam dit aan de bejaarde vraagt, luidt het antwoord: ‘ik wíl helemaal niet meer meedoen.’

Nu is er corona uitgebroken in het verpleeghuis en mag mam niet meer bij haar op de afdeling komen. ‘Als ze maar niet doodgaat voordat ik haar nog een keer kan zien,’ zegt ze tegen me. En dus stuurt mam een kaartje naar de vrouw. Van de zuster met de oliën en de rugmassage. Misschien dat ze het zich dan herinnert.

Het is me wat, zulke verhalen uit de zorg. Ik ben blij dat hulpverlenen niet mijn dagelijkse kost is en heb nogmaals dieper respect voor mijn moeder. Met mijn huisgenootje en vriend gaat het overigens beter. Kat loopt met een blauw oog en mijn vriend doet het rustig aan. De EHBO-doos is helemaal bijgevuld.