Chapeau
scroll
Online onderwijsmagazine
Hogeschool Utrecht
December 2022
Zo veel te doen!
...over werkdruk bij docenten
Online onderwijsmagazine
Hogeschool Utrecht
December 2022
Zo veel te doen!
...over werkdruk bij docenten
Achtergrond
December 2022
Zo veel te doen!
...over werkdruk bij docenten
Chapeau
scroll
Achtergrond
In dit nummer
Er wordt ook al jaren over grote werkdruk gesproken. Het takenpakket van een docent is ook niet mals. Tijd voor De Omslag om eens een aantal aspecten onder de loep te nemen en docenten aan het woord te laten. De een ervaart werkdruk zwaarder dan de ander. En ze geven aan, dat de valkuil om veel in je vrije tijd te doen groot is. Het onderwijs krijgt altijd voorrang, daarom is er weinig tijd voor andere noodzakelijke dingen, zoals vernieuwen van de boekenlijsten. Randzaken kosten ook veel tijd in een grote bureaucratische organisatie als de HU. Er is behoefte aan tijd en ruimte om als docententeam echt onderwijsvernieuwing in te zetten en pro- in plaats van reactief te werken. Het zijn allemaal bevlogen mensen die van hun werk houden, een aantal worstelt met de balans tussen werk en privé. Daarnaast is de samenleving een stuk ingewikkelder geworden, polarisatie vindt ook binnen de HU en in de klas plaats. Dat maakt het werk van een docent, zeker bij bepaalde opleidingen, een stuk ingewikkelder.
Daarnaast een verhaal over de Lerarenopleiding Aardrijkskunde. Wat is het geheim van hun succes tot Topopleiding? En een interview met Aart van Bruggen en Ineke Edes van het Teaching and Learning Centre (TLN) over de vele taken van een docent. Of valt dat wel mee?
Studenten denken in ieder geval dat het reuze meevalt met de werkdruk van hun docenten, blijkt uit de video waarin ze unaniem van mening zijn dat het heel relaxt is om docent te zijn.
Het lerarentekort in ons land is groot. Ook in het hbo. Vijftig procent van startende docenten vertrekt binnen drie jaar. Dat kan verschillende oorzaken hebben: tijdelijke contracten, de baan is te zwaar, niet goed ingewerkt worden en/of meteen voor de leeuwen worden geworpen.
Race tegen de klok
Er wordt ook al jaren over grote werkdruk gesproken. Het takenpakket van een docent is ook niet mals. Tijd voor De Omslag om eens een aantal aspecten onder de loep te nemen en docenten aan het woord te laten. De een ervaart werkdruk zwaarder dan de ander. En ze geven aan, dat de valkuil om veel in je vrije tijd te doen groot is. Het onderwijs krijgt altijd voorrang, daarom is er weinig tijd voor andere noodzakelijke dingen, zoals vernieuwen van de boekenlijsten. Randzaken kosten ook veel tijd in een grote bureaucratische organisatie als de HU. Er is behoefte aan tijd en ruimte om als docententeam echt onderwijsvernieuwing in te zetten en pro- in plaats van reactief te werken. Het zijn allemaal bevlogen mensen die van hun werk houden, een aantal worstelt met de balans tussen werk en privé. Daarnaast is de samenleving een stuk ingewikkelder geworden, polarisatie vindt ook binnen de HU en in de klas plaats. Dat maakt het werk van een docent, zeker bij bepaalde opleidingen, een stuk ingewikkelder.
Daarnaast een verhaal over de Lerarenopleiding Aardrijkskunde. Wat is het geheim van hun succes tot Topopleiding? En een interview met Aart van Bruggen en Ineke Edes van het Teaching and Learning Centre (TLN) over de vele taken van een docent. Of valt dat wel mee?
Studenten denken in ieder geval dat het reuze meevalt met de werkdruk van hun docenten, blijkt uit de video waarin ze unaniem van mening zijn dat het heel relaxt is om docent te zijn.
Race tegen de klok
Het lerarentekort in ons land is groot. Ook in het hbo. Vijftig procent van startende docenten vertrekt binnen drie jaar. Dat kan verschillende oorzaken hebben: tijdelijke contracten, de baan is te zwaar, niet goed ingewerkt worden en/of meteen voor de leeuwen worden geworpen.
Achtergrond
Er wordt ook al jaren over grote werkdruk gesproken. Het takenpakket van een docent is ook niet mals. Tijd voor De Omslag om eens een aantal aspecten onder de loep te nemen en docenten aan het woord te laten. De een ervaart werkdruk zwaarder dan de ander. En ze geven aan, dat de valkuil om veel in je vrije tijd te doen groot is. Het onderwijs krijgt altijd voorrang, daarom is er weinig tijd voor andere noodzakelijke dingen, zoals vernieuwen van de boekenlijsten. Randzaken kosten ook veel tijd in een grote bureaucratische organisatie als de HU. Er is behoefte aan tijd en ruimte om als docententeam echt onderwijsvernieuwing in te zetten en pro- in plaats van reactief te werken. Het zijn allemaal bevlogen mensen die van hun werk houden, een aantal worstelt met de balans tussen werk en privé. Daarnaast is de samenleving een stuk ingewikkelder geworden, polarisatie vindt ook binnen de HU en in de klas plaats. Dat maakt het werk van een docent, zeker bij bepaalde opleidingen, een stuk ingewikkelder.
Daarnaast een verhaal over de Lerarenopleiding Aardrijkskunde. Wat is het geheim van hun succes tot Topopleiding? En een interview met Aart van Bruggen en Ineke Edes van het Teaching and Learning Centre (TLN) over de vele taken van een docent. Of valt dat wel mee?
Studenten denken in ieder geval dat het reuze meevalt met de werkdruk van hun docenten, blijkt uit de video waarin ze unaniem van mening zijn dat het heel relaxt is om docent te zijn.
Race tegen de klok
Het lerarentekort in ons land is groot. Ook in het hbo. Vijftig procent van startende docenten vertrekt binnen drie jaar. Dat kan verschillende oorzaken hebben: tijdelijke contracten, de baan is te zwaar, niet goed ingewerkt worden en/of meteen voor de leeuwen worden geworpen.
scroll
Achtergrond
Hbo-docenten moeten tegenwoordig van alle markten thuis zijn. Ging het vroeger vooral om kennisoverdracht, tegenwoordig moet een docent veel rollen spelen: die van didacticus, coach, vakmens, administrateur, conflicthanteerder, onderzoeker, regisseur in docententeam, innovator….
Door Janny Ruardy
Na deze intro komt de vraag op, hoe docenten dat allemaal doen in de tijd die ze ervoor hebben? Je moet wel heel bevlogen zijn om dit beroep nog te willen uitoefenen na deze opsomming. En dat is niet zo’n gekke vraag, want vijftig procent van alle startende docenten verlaat het hbo binnen vier jaar. Vanuit een cao-afspraak deed Zestor, organisatie van arbeids- en opleidingsfonds voor het hbo, tussen 2017 en 2019 onderzoek hiernaar. De redenen bleken divers: een slecht inwerkprogramma, direct voor de leeuwen geworpen worden, geen begeleiding, geen balans in aantal uren en taken of beëindiging van het contract.
De wijze waarop een jonge, onervaren docent ontvangen en begeleid wordt door de onderwijsorganisatie en het team waarin een docent komt te werken is dus van cruciaal belang. Met het project Missie Vliegende Start werkte Zestor samen met een aantal hogescholen, waaronder de HU, aan bewustwording rond de werving, selectie en begeleiding van startende docenten.
In het gelijknamige magazine dat aan het project werd gekoppeld, bleek dat startende docenten het gevoel hadden gekatapulteerd te worden. Een jonge docent stond al direct in een volle collegezaal zonder wezenlijke begeleiding. De conclusie van Zestor was onder meer, dat de onboarding zoals tegenwoordig de inwerkperiode blijkbaar in HR-taal heet, wezenlijk anders moet worden georganiseerd. HAN-ombudsman Egbert Hulshof pleit daarom voor een regeling waarbinnen je de eerste twee maanden een dag per week mag besteden aan inwerken.
Warm welkom
Ook de HU besteedt meer aandacht aan inwerken van docenten. Met het project ‘Warm Welkom’ wil de HU nieuwe docenten beter faciliteren en de basis op orde hebben. Anneke Westhoff en Anouk van Roekel, beiden werkzaam bij HR, zijn er verantwoordelijk voor. Ze vertellen dat de verbeteracties bestaan uit onder meer de website www.wegwijsopde.hu.nl, waar alle informatie op een plek staat, er nu een HU breed buddysysteem is, ze hebben een inwerkdocument ontwikkeld voor nieuwe docenten en er is een vervolg ‘Help ik ben docent’ op de bestaande introductiecursus voor nieuwe docenten. Er wordt een aantal keren per jaar een fysieke bijeenkomst georganiseerd, waar alle nieuwe medewerkers welkom worden geheten door onder meer het college van bestuur.
Of deze maatregelen ook helpen om docenten langer binnen te houden, daar wordt nu een zogenaamd in- en uitstroomonderzoek naar gedaan. Uit eerder HU-onderzoek kwam naar voren dat docenten met een gecombineerde baan eerder vertrekken. Ze moeten veel ballen in de lucht houden en zijn minder flexibel in schuiven met roosters en tijden. En binnen de HU zijn vaste dagen lastig te organiseren. Toch wil de HU graag docenten die met een been in de praktijk staan.
Ook bleek dat de verschillen binnen de HU groot wat betreft inwerken. HR adviseert instituten en leidinggevenden wat ze hierin kunnen veranderen. In januari 2023 worden nieuwe resultaten van het instroomonderzoek verwacht. In het uitstroomonderzoek krijgen alle vertrekkende medewerkers een vragenlijst, maar docenten worden daarnaast ook geïnterviewd.
Ingewikkelde samenleving
Het beroep van docent is de laatste jaren een stuk gecompliceerder geworden. Waarom zijn het zulke multitaskers geworden? De samenleving is een stuk ingewikkelder geworden en daarmee verandert ook de opgave van hogescholen. En dus de taken van een docent. De HU is zich ervan bewust, dat je als organisatie docenten moet scholen en ondersteunen. En niet individueel, maar als collectief. Met de huidige opdracht voor hogescholen, ingegeven door een steeds ingewikkelder samenleving en snelle veranderingen participeert de HU daarom samen met de Hogeschool van Amsterdam en Fontys in een Zestor-project dat gericht is op de verdere professionalisering van hbo-docenten in hun teams.
Marian Thunnissen, werkzaam bij Fontys, zegt hierover op de website van Zestor, dat professionele ontwikkeling in het hbo vaak plaatsvindt in individuele scholingstrajecten, waarin professionele ontwikkeling los wordt getrokken van de dagelijkse werkpraktijk en van het team aan collega’s waarmee het onderwijs wordt verzorgd. Daarom doen ze in dit project met drie lectoraten onderzoek naar de vraag hoe docenten(teams) gezamenlijk hun professionele ontwikkeling kunnen versterken ten behoeve van het onderwijs.
Vier tot zes docententeams vanuit de verschillende hogescholen participeren in dit onderzoek. Gekeken wordt op welke wijze en op welke gebieden docententeams werken aan de ontwikkeling van de teamleden en wat belangrijke randvoorwaarden en uitgangspunten zijn om dat ook zelfstandig als team te kunnen doen. Praktijkgericht onderzoek wordt ook gezien als een vorm van professionalisering voor de betrokken docenten(teams). Het eerste traject is net van start gegaan. Op basis van uitkomsten hiervan zal in samenwerking met de docententeams een aanpak ontwikkeld gaan worden.
Onderwijsvisie
Ook de herziene HU-onderwijsvisie die voor de zomervakantie het licht zag, spreekt van de vele taken van een docent. Waarbij met name de coachende rol van de docent aandacht krijgt. Ook ligt de nadruk op het gezamenlijk optrekken van onderwijs en onderzoek richting de samenleving. Niet meer als eilandjes met elk zijn eigen vaarroutes, maar multidisciplinair en in gezamenlijkheid. ‘Heel belangrijk,’ zei collegelid Wilma Scholten in een interview op de website van Trajectum in juni dit jaar, ‘want studenten moeten innovatiekracht meekrijgen.’
Ze wijst in hetzelfde interview naar het onderzoek van lector Ilya Zitter over leeromgevingen op de grens van school en werk. En hoe het doel is om leergemeenschappen te vormen waarin onderwijs, onderzoek en werkveld ook echt met elkaar in verbinding staan. Scholten op Reimer constateert dat het onderzoek een stevige plaats binnen de hogeschool heeft, maar dat het apart is gezet in kenniscentra om te kunnen groeien. Nu is het tijd om samenwerking met onderwijs vorm te geven. En ook daarin hebben docenten een belangrijke rol.
Docenten geven in werkbelevingsonderzoeken al een aantal jaren aan, dat ze werkdruk ervaren. Dat ervaren niet alle docenten. Er zijn er zelfs die veel ruimte ervaren om dingen te doen, die ze in het onderwijs en omgang met studenten belangrijk vinden.
Maar om echt tot verandering en innovatie te kunnen komen, zullen docenten tijd en ruimte moeten krijgen om nieuwe rollen en taken eigen te maken. En zal de organisatie moeten worden ingericht op die nieuwe taken. Een docent die geïnterviewd wordt in dit nummer, roept daartoe op. Vanwege gebrek aan tijd, plakken ze pleisters in plaats van een echt met elkaar te gaan zitten en een lijn uit te stippelen waarmee ze als team uit de voeten kunnen.
Er is nog zoveel te doen...
Achtergrond
Hbo-docenten moeten tegenwoordig van alle markten thuis zijn. Ging het vroeger vooral om kennisoverdracht, tegenwoordig moet een docent veel rollen spelen: die van didacticus, coach, vakmens, administrateur, conflicthanteerder, onderzoeker, regisseur in docententeam, innovator….
Door Janny Ruardy
Na deze intro komt de vraag op, hoe docenten dat allemaal doen in de tijd die ze ervoor hebben? Je moet wel heel bevlogen zijn om dit beroep nog te willen uitoefenen na deze opsomming. En dat is niet zo’n gekke vraag, want vijftig procent van alle startende docenten verlaat het hbo binnen vier jaar. Vanuit een cao-afspraak deed Zestor, organisatie van arbeids- en opleidingsfonds voor het hbo, tussen 2017 en 2019 onderzoek hiernaar. De redenen bleken divers: een slecht inwerkprogramma, direct voor de leeuwen geworpen worden, geen begeleiding, geen balans in aantal uren en taken of beëindiging van het contract.
De wijze waarop een jonge, onervaren docent ontvangen en begeleid wordt door de onderwijsorganisatie en het team waarin een docent komt te werken is dus van cruciaal belang. Met het project Missie Vliegende Start werkte Zestor samen met een aantal hogescholen, waaronder de HU, aan bewustwording rond de werving, selectie en begeleiding van startende docenten.
In het gelijknamige magazine dat aan het project werd gekoppeld, bleek dat startende docenten het gevoel hadden gekatapulteerd te worden. Een jonge docent stond al direct in een volle collegezaal zonder wezenlijke begeleiding. De conclusie van Zestor was onder meer, dat de onboarding zoals tegenwoordig de inwerkperiode blijkbaar in HR-taal heet, wezenlijk anders moet worden georganiseerd. HAN-ombudsman Egbert Hulshof pleit daarom voor een regeling waarbinnen je de eerste twee maanden een dag per week mag besteden aan inwerken.
Warm welkom
Ook de HU besteedt meer aandacht aan inwerken van docenten. Met het project ‘Warm Welkom’ wil de HU nieuwe docenten beter faciliteren en de basis op orde hebben. Anneke Westhoff en Anouk van Roekel, beiden werkzaam bij HR, zijn er verantwoordelijk voor. Ze vertellen dat de verbeteracties bestaan uit onder meer de website www.wegwijsopde.hu.nl, waar alle informatie op een plek staat, er nu een HU breed buddysysteem is, ze hebben een inwerkdocument ontwikkeld voor nieuwe docenten en er is een vervolg ‘Help ik ben docent’ op de bestaande introductiecursus voor nieuwe docenten. Er wordt een aantal keren per jaar een fysieke bijeenkomst georganiseerd, waar alle nieuwe medewerkers welkom worden geheten door onder meer het college van bestuur.
Of deze maatregelen ook helpen om docenten langer binnen te houden, daar wordt nu een zogenaamd in- en uitstroomonderzoek naar gedaan. Uit eerder HU-onderzoek kwam naar voren dat docenten met een gecombineerde baan eerder vertrekken. Ze moeten veel ballen in de lucht houden en zijn minder flexibel in schuiven met roosters en tijden. En binnen de HU zijn vaste dagen lastig te organiseren. Toch wil de HU graag docenten die met een been in de praktijk staan.
Ook bleek dat de verschillen binnen de HU groot wat betreft inwerken. HR adviseert instituten en leidinggevenden wat ze hierin kunnen veranderen. In januari 2023 worden nieuwe resultaten van het instroomonderzoek verwacht. In het uitstroomonderzoek krijgen alle vertrekkende medewerkers een vragenlijst, maar docenten worden daarnaast ook geïnterviewd.
Ingewikkelde samenleving
Het beroep van docent is de laatste jaren een stuk gecompliceerder geworden. Waarom zijn het zulke multitaskers geworden? De samenleving is een stuk ingewikkelder geworden en daarmee verandert ook de opgave van hogescholen. En dus de taken van een docent. De HU is zich ervan bewust, dat je als organisatie docenten moet scholen en ondersteunen. En niet individueel, maar als collectief. Met de huidige opdracht voor hogescholen, ingegeven door een steeds ingewikkelder samenleving en snelle veranderingen participeert de HU daarom samen met de Hogeschool van Amsterdam en Fontys in een Zestor-project dat gericht is op de verdere professionalisering van hbo-docenten in hun teams.
Marian Thunnissen, werkzaam bij Fontys, zegt hierover op de website van Zestor, dat professionele ontwikkeling in het hbo vaak plaatsvindt in individuele scholingstrajecten, waarin professionele ontwikkeling los wordt getrokken van de dagelijkse werkpraktijk en van het team aan collega’s waarmee het onderwijs wordt verzorgd. Daarom doen ze in dit project met drie lectoraten onderzoek naar de vraag hoe docenten(teams) gezamenlijk hun professionele ontwikkeling kunnen versterken ten behoeve van het onderwijs.
Vier tot zes docententeams vanuit de verschillende hogescholen participeren in dit onderzoek. Gekeken wordt op welke wijze en op welke gebieden docententeams werken aan de ontwikkeling van de teamleden en wat belangrijke randvoorwaarden en uitgangspunten zijn om dat ook zelfstandig als team te kunnen doen. Praktijkgericht onderzoek wordt ook gezien als een vorm van professionalisering voor de betrokken docenten(teams). Het eerste traject is net van start gegaan. Op basis van uitkomsten hiervan zal in samenwerking met de docententeams een aanpak ontwikkeld gaan worden.
Onderwijsvisie
Ook de herziene HU-onderwijsvisie die voor de zomervakantie het licht zag, spreekt van de vele taken van een docent. Waarbij met name de coachende rol van de docent aandacht krijgt. Ook ligt de nadruk op het gezamenlijk optrekken van onderwijs en onderzoek richting de samenleving. Niet meer als eilandjes met elk zijn eigen vaarroutes, maar multidisciplinair en in gezamenlijkheid. ‘Heel belangrijk,’ zei collegelid Wilma Scholten in een interview op de website van Trajectum in juni dit jaar, ‘want studenten moeten innovatiekracht meekrijgen.’
Ze wijst in hetzelfde interview naar het onderzoek van lector Ilya Zitter over leeromgevingen op de grens van school en werk. En hoe het doel is om leergemeenschappen te vormen waarin onderwijs, onderzoek en werkveld ook echt met elkaar in verbinding staan. Scholten op Reimer constateert dat het onderzoek een stevige plaats binnen de hogeschool heeft, maar dat het apart is gezet in kenniscentra om te kunnen groeien. Nu is het tijd om samenwerking met onderwijs vorm te geven. En ook daarin hebben docenten een belangrijke rol.
Docenten geven in werkbelevingsonderzoeken al een aantal jaren aan, dat ze werkdruk ervaren. Dat ervaren niet alle docenten. Er zijn er zelfs die veel ruimte ervaren om dingen te doen, die ze in het onderwijs en omgang met studenten belangrijk vinden.
Maar om echt tot verandering en innovatie te kunnen komen, zullen docenten tijd en ruimte moeten krijgen om nieuwe rollen en taken eigen te maken. En zal de organisatie moeten worden ingericht op die nieuwe taken. Een docent die geïnterviewd wordt in dit nummer, roept daartoe op. Vanwege gebrek aan tijd, plakken ze pleisters in plaats van een echt met elkaar te gaan zitten en een lijn uit te stippelen waarmee ze als team uit de voeten kunnen.
Er is nog zoveel te doen...
scroll
Achtergrond
Hbo-docenten moeten tegenwoordig van alle markten thuis zijn. Ging het vroeger vooral om kennisoverdracht, tegenwoordig moet een docent veel rollen spelen: die van didacticus, coach, vakmens, administrateur, conflicthanteerder, onderzoeker, regisseur in docententeam, innovator….
Door Janny Ruardy
Na deze intro komt de vraag op, hoe docenten dat allemaal doen in de tijd die ze ervoor hebben? Je moet wel heel bevlogen zijn om dit beroep nog te willen uitoefenen na deze opsomming. En dat is niet zo’n gekke vraag, want vijftig procent van alle startende docenten verlaat het hbo binnen vier jaar. Vanuit een cao-afspraak deed Zestor, organisatie van arbeids- en opleidingsfonds voor het hbo, tussen 2017 en 2019 onderzoek hiernaar. De redenen bleken divers: een slecht inwerkprogramma, direct voor de leeuwen geworpen worden, geen begeleiding, geen balans in aantal uren en taken of beëindiging van het contract.
De wijze waarop een jonge, onervaren docent ontvangen en begeleid wordt door de onderwijsorganisatie en het team waarin een docent komt te werken is dus van cruciaal belang. Met het project Missie Vliegende Start werkte Zestor samen met een aantal hogescholen, waaronder de HU, aan bewustwording rond de werving, selectie en begeleiding van startende docenten.
In het gelijknamige magazine dat aan het project werd gekoppeld, bleek dat startende docenten het gevoel hadden gekatapulteerd te worden. Een jonge docent stond al direct in een volle collegezaal zonder wezenlijke begeleiding. De conclusie van Zestor was onder meer, dat de onboarding zoals tegenwoordig de inwerkperiode blijkbaar in HR-taal heet, wezenlijk anders moet worden georganiseerd. HAN-ombudsman Egbert Hulshof pleit daarom voor een regeling waarbinnen je de eerste twee maanden een dag per week mag besteden aan inwerken.
Warm welkom
Ook de HU besteedt meer aandacht aan inwerken van docenten. Met het project ‘Warm Welkom’ wil de HU nieuwe docenten beter faciliteren en de basis op orde hebben. Anneke Westhoff en Anouk van Roekel, beiden werkzaam bij HR, zijn er verantwoordelijk voor. Ze vertellen dat de verbeteracties bestaan uit onder meer de website www.wegwijsopde.hu.nl, waar alle informatie op een plek staat, er nu een HU breed buddysysteem is, ze hebben een inwerkdocument ontwikkeld voor nieuwe docenten en er is een vervolg ‘Help ik ben docent’ op de bestaande introductiecursus voor nieuwe docenten. Er wordt een aantal keren per jaar een fysieke bijeenkomst georganiseerd, waar alle nieuwe medewerkers welkom worden geheten door onder meer het college van bestuur.
Of deze maatregelen ook helpen om docenten langer binnen te houden, daar wordt nu een zogenaamd in- en uitstroomonderzoek naar gedaan. Uit eerder HU-onderzoek kwam naar voren dat docenten met een gecombineerde baan eerder vertrekken. Ze moeten veel ballen in de lucht houden en zijn minder flexibel in schuiven met roosters en tijden. En binnen de HU zijn vaste dagen lastig te organiseren. Toch wil de HU graag docenten die met een been in de praktijk staan.
Ook bleek dat de verschillen binnen de HU groot wat betreft inwerken. HR adviseert instituten en leidinggevenden wat ze hierin kunnen veranderen. In januari 2023 worden nieuwe resultaten van het instroomonderzoek verwacht. In het uitstroomonderzoek krijgen alle vertrekkende medewerkers een vragenlijst, maar docenten worden daarnaast ook geïnterviewd.
Ingewikkelde samenleving
Het beroep van docent is de laatste jaren een stuk gecompliceerder geworden. Waarom zijn het zulke multitaskers geworden? De samenleving is een stuk ingewikkelder geworden en daarmee verandert ook de opgave van hogescholen. En dus de taken van een docent. De HU is zich ervan bewust, dat je als organisatie docenten moet scholen en ondersteunen. En niet individueel, maar als collectief. Met de huidige opdracht voor hogescholen, ingegeven door een steeds ingewikkelder samenleving en snelle veranderingen participeert de HU daarom samen met de Hogeschool van Amsterdam en Fontys in een Zestor-project dat gericht is op de verdere professionalisering van hbo-docenten in hun teams.
Marian Thunnissen, werkzaam bij Fontys, zegt hierover op de website van Zestor, dat professionele ontwikkeling in het hbo vaak plaatsvindt in individuele scholingstrajecten, waarin professionele ontwikkeling los wordt getrokken van de dagelijkse werkpraktijk en van het team aan collega’s waarmee het onderwijs wordt verzorgd. Daarom doen ze in dit project met drie lectoraten onderzoek naar de vraag hoe docenten(teams) gezamenlijk hun professionele ontwikkeling kunnen versterken ten behoeve van het onderwijs.
Vier tot zes docententeams vanuit de verschillende hogescholen participeren in dit onderzoek. Gekeken wordt op welke wijze en op welke gebieden docententeams werken aan de ontwikkeling van de teamleden en wat belangrijke randvoorwaarden en uitgangspunten zijn om dat ook zelfstandig als team te kunnen doen. Praktijkgericht onderzoek wordt ook gezien als een vorm van professionalisering voor de betrokken docenten(teams). Het eerste traject is net van start gegaan. Op basis van uitkomsten hiervan zal in samenwerking met de docententeams een aanpak ontwikkeld gaan worden.
Onderwijsvisie
Ook de herziene HU-onderwijsvisie die voor de zomervakantie het licht zag, spreekt van de vele taken van een docent. Waarbij met name de coachende rol van de docent aandacht krijgt. Ook ligt de nadruk op het gezamenlijk optrekken van onderwijs en onderzoek richting de samenleving. Niet meer als eilandjes met elk zijn eigen vaarroutes, maar multidisciplinair en in gezamenlijkheid. ‘Heel belangrijk,’ zei collegelid Wilma Scholten in een interview op de website van Trajectum in juni dit jaar, ‘want studenten moeten innovatiekracht meekrijgen.’
Ze wijst in hetzelfde interview naar het onderzoek van lector Ilya Zitter over leeromgevingen op de grens van school en werk. En hoe het doel is om leergemeenschappen te vormen waarin onderwijs, onderzoek en werkveld ook echt met elkaar in verbinding staan. Scholten op Reimer constateert dat het onderzoek een stevige plaats binnen de hogeschool heeft, maar dat het apart is gezet in kenniscentra om te kunnen groeien. Nu is het tijd om samenwerking met onderwijs vorm te geven. En ook daarin hebben docenten een belangrijke rol.
Docenten geven in werkbelevingsonderzoeken al een aantal jaren aan, dat ze werkdruk ervaren. Dat ervaren niet alle docenten. Er zijn er zelfs die veel ruimte ervaren om dingen te doen, die ze in het onderwijs en omgang met studenten belangrijk vinden.
Maar om echt tot verandering en innovatie te kunnen komen, zullen docenten tijd en ruimte moeten krijgen om nieuwe rollen en taken eigen te maken. En zal de organisatie moeten worden ingericht op die nieuwe taken. Een docent die geïnterviewd wordt in dit nummer, roept daartoe op. Vanwege gebrek aan tijd, plakken ze pleisters in plaats van een echt met elkaar te gaan zitten en een lijn uit te stippelen waarmee ze als team uit de voeten kunnen.
Er is nog zoveel te doen...
Geen tijd en ruimte voor innovatie
Johannes Ziskoven (27) is sinds een jaar docent sociale cohesie en begeleidt twee leerteams in jaar 1 bij Social Work. Na zijn studie Vaktherapie werd hij gevraagd in te vallen als docent, omdat er veel uitval was, mede door corona. Na een jaar werd het omgezet in een vast contract voor 0.6 fte.
Door Janny Ruardy
Waarom ze hem vroegen? Johannes viel al tijdens zijn studie op, vanwege zijn bevlogenheid. De jonge docent werd de eerste tijd goed begeleid door senior-docenten. Naast zijn docentschap is Johannes net gestart met de masteropleiding Community Development aan de HU. Een deel van de onderzoeksuren mag hij binnen zijn uren doen. Toch maakt hij weken van zestig uur. Voor de cursus basiskwalificatie didactiek heeft hij nu geen tijd. Met toestemming van zijn leidinggevende is die uitgesteld tot na zijn master. Hoeveel uur Johannes met voorbereiden van lessen en begeleiding bezig is, weet hij niet. ‘Als jonge docent ben je sowieso meer tijd kwijt aan voorbereiding en ik houd mijn uren niet bij.’
Hoe is het om als jonge docent aan de HU te werken?
‘Ik vind het leuk om met studenten te werken en ze te begeleiden bij hun persoonlijke vorming. Ik vind de coachende rol bij de persoonsvorming van studenten die belangrijker wordt binnen de HU, heel goed. Maar daar moet je als instelling dan ook tijd en ruimte voor creëren. Die tijd en ruimte is er niet altijd en dat zorgt voor stress.
Als we echt zoveel aandacht willen geven aan vorming, dan moet je kijken wat er af gaat: toets onderdelen, contacturen anders vormgeven, alleen flipped classroom? De begeleiding van studenten zou gericht moeten zijn op het uitstippelen van de leerroute en verdieping, waarmee ze buiten de les aan de gang kunnen. Die moet je terugvinden in de pedagogische visie. Studenten zouden dit eigenlijk al moeten leren in het voortgezet onderwijs.
Nauw betrokken zijn bij je studenten vraagt veel tijd, maar is essentieel een goede ontwikkeling. Ik ben de hele dag beschikbaar. Het zijn vooral kleine interacties, contacten tussendoor en vergaderingen die veel tijd vragen. Het zit blijkbaar in docenten om de hele dag aan te staan. Dat is volgens mij het hulpverlenershart van veel Social Work-docenten dat daarvoor zorgt. Maar ik kan nu in vakanties ook mailtjes onbeantwoord laten.’
En niet alleen voor begeleiding is die tijd nodig, ook voor onderwijs-innovatie. ‘Die is er nu vaak niet. We werken eerder re-actief in plaats van pro-actief. Een voorbeeld: we willen de boekenlijst actualiseren. Dat staat al heel lang op de agenda. We plakken wel wat pleisters, maar grondig nadenken over wat willen en wat daarbij hoort, daar is te weinig tijd voor.
Ik merk dat doorgewinterde docenten soms verbitterd raken en anderen durven af te wijken van “wat hoort”. Jonge docenten zijn vooral aan het zoeken.’
Hoe zou dat beter kunnen?
‘Veel kleinschaliger werken helpt enorm. Zorgen dat je iedereen kent. Bij Social Work starten elk jaar 400 nieuwe studenten in het eerste jaar. Een heel ander verhaal dan bijvoorbeeld Vaktherapie in Amersfoort. Daar kende ik vrijwel iedereen.’
Moeten docenten dit signaal dan niet massaal afgeven binnen de organisatie?
‘Docenten hebben een groot gevoel van loyaliteit om studenten te helpen en zullen niet gauw op de barricades gaan. Net als in de zorg, daar laat je je patiënten ook niet in de steek. Maar in feite zijn het natuurlijk allemaal machtsstructuren waarin je gevangen zit. Docenten in die van de organisatie en studenten in die van de docent. Dat is in feite heel dwingend.’
Hebben docenten te veel rollen?
‘De wereld beweegt heel snel, dan is het belangrijk om daarin mee te bewegen en verschillende rollen te spelen. Volgens mij moeten we daarom voorrang geven aan persoonlijke ontwikkeling. En dat vraagt om een andere organisatievorm.’
Wat zou je het college van bestuur mee willen geven?
‘Zoals ik al eerder zei, is ruimte en tijd belangrijk om echt verbinding met collega’s en studenten aan te gaan. Waardoor je met collega’s en studenten in gesprek kunt gaan over visie en waarden. En doorgronden waar het onderwijs echt over gaat.’
Hoe zit het met jouw toekomst?
‘Veel van wat ik nu doe, is ook handig voor mijn master. Als dat er niet meer is, dan weet ik niet of mijn tijdsinvestering in balans is. Ik pas goed in een creatieve omgeving en hou van kleinschaligheid. Uit onderzoek blijkt ook dat kleinschaligheid een van de belangrijkste factoren is voor welzijn.’
Docent aan het woord
scroll
scroll
Geen tijd en ruimte voor innovatie
Johannes Ziskoven (27) is sinds een jaar docent sociale cohesie en begeleidt twee leerteams in jaar 1 bij Social Work. Na zijn studie Vaktherapie werd hij gevraagd in te vallen als docent, omdat er veel uitval was, mede door corona. Na een jaar werd het omgezet in een vast contract voor 0.6 fte.
Door Janny Ruardy
Waarom ze hem vroegen? Johannes viel al tijdens zijn studie op, vanwege zijn bevlogenheid. De jonge docent werd de eerste tijd goed begeleid door senior-docenten. Naast zijn docentschap is Johannes net gestart met de masteropleiding Community Development aan de HU. Een deel van de onderzoeksuren mag hij binnen zijn uren doen. Toch maakt hij weken van zestig uur. Voor de cursus basiskwalificatie didactiek heeft hij nu geen tijd. Met toestemming van zijn leidinggevende is die uitgesteld tot na zijn master. Hoeveel uur Johannes met voorbereiden van lessen en begeleiding bezig is, weet hij niet. ‘Als jonge docent ben je sowieso meer tijd kwijt aan voorbereiding en ik houd mijn uren niet bij.’
Hoe is het om als jonge docent aan de HU te werken?
‘Ik vind het leuk om met studenten te werken en ze te begeleiden bij hun persoonlijke vorming. Ik vind de coachende rol bij de persoonsvorming van studenten die belangrijker wordt binnen de HU, heel goed. Maar daar moet je als instelling dan ook tijd en ruimte voor creëren. Die tijd en ruimte is er niet altijd en dat zorgt voor stress.
Als we echt zoveel aandacht willen geven aan vorming, dan moet je kijken wat er af gaat: toets onderdelen, contacturen anders vormgeven, alleen flipped classroom? De begeleiding van studenten zou gericht moeten zijn op het uitstippelen van de leerroute en verdieping, waarmee ze buiten de les aan de gang kunnen. Die moet je terugvinden in de pedagogische visie. Studenten zouden dit eigenlijk al moeten leren in het voortgezet onderwijs.
Nauw betrokken zijn bij je studenten vraagt veel tijd, maar is essentieel een goede ontwikkeling. Ik ben de hele dag beschikbaar. Het zijn vooral kleine interacties, contacten tussendoor en vergaderingen die veel tijd vragen. Het zit blijkbaar in docenten om de hele dag aan te staan. Dat is volgens mij het hulpverlenershart van veel Social Work-docenten dat daarvoor zorgt. Maar ik kan nu in vakanties ook mailtjes onbeantwoord laten.’
En niet alleen voor begeleiding is die tijd nodig, ook voor onderwijs-innovatie. ‘Die is er nu vaak niet. We werken eerder re-actief in plaats van pro-actief. Een voorbeeld: we willen de boekenlijst actualiseren. Dat staat al heel lang op de agenda. We plakken wel wat pleisters, maar grondig nadenken over wat willen en wat daarbij hoort, daar is te weinig tijd voor.
Ik merk dat doorgewinterde docenten soms verbitterd raken en anderen durven af te wijken van “wat hoort”. Jonge docenten zijn vooral aan het zoeken.’
Hoe zou dat beter kunnen?
‘Veel kleinschaliger werken helpt enorm. Zorgen dat je iedereen kent. Bij Social Work starten elk jaar 400 nieuwe studenten in het eerste jaar. Een heel ander verhaal dan bijvoorbeeld Vaktherapie in Amersfoort. Daar kende ik vrijwel iedereen.’
Moeten docenten dit signaal dan niet massaal afgeven binnen de organisatie?
‘Docenten hebben een groot gevoel van loyaliteit om studenten te helpen en zullen niet gauw op de barricades gaan. Net als in de zorg, daar laat je je patiënten ook niet in de steek. Maar in feite zijn het natuurlijk allemaal machtsstructuren waarin je gevangen zit. Docenten in die van de organisatie en studenten in die van de docent. Dat is in feite heel dwingend.’
Hebben docenten te veel rollen?
‘De wereld beweegt heel snel, dan is het belangrijk om daarin mee te bewegen en verschillende rollen te spelen. Volgens mij moeten we daarom voorrang geven aan persoonlijke ontwikkeling. En dat vraagt om een andere organisatievorm.’
Wat zou je het college van bestuur mee willen geven?
‘Zoals ik al eerder zei, is ruimte en tijd belangrijk om echt verbinding met collega’s en studenten aan te gaan. Waardoor je met collega’s en studenten in gesprek kunt gaan over visie en waarden. En doorgronden waar het onderwijs echt over gaat.’
Hoe zit het met jouw toekomst?
‘Veel van wat ik nu doe, is ook handig voor mijn master. Als dat er niet meer is, dan weet ik niet of mijn tijdsinvestering in balans is. Ik pas goed in een creatieve omgeving en hou van kleinschaligheid. Uit onderzoek blijkt ook dat kleinschaligheid een van de belangrijkste factoren is voor welzijn.’
Docent aan het woord
Achtergrond
Docent aan het woord
Geen tijd en ruimte voor innovatie
Johannes Ziskoven (27) is sinds een jaar docent sociale cohesie en begeleidt twee leerteams in jaar 1 bij Social Work. Na zijn studie Vaktherapie werd hij gevraagd in te vallen als docent, omdat er veel uitval was, mede door corona. Na een jaar werd het omgezet in een vast contract voor 0.6 fte.
Door Janny Ruardy
Waarom ze hem vroegen? Johannes viel al tijdens zijn studie op, vanwege zijn bevlogenheid. De jonge docent werd de eerste tijd goed begeleid door senior-docenten. Naast zijn docentschap is Johannes net gestart met de masteropleiding Community Development aan de HU. Een deel van de onderzoeksuren mag hij binnen zijn uren doen. Toch maakt hij weken van zestig uur. Voor de cursus basiskwalificatie didactiek heeft hij nu geen tijd. Met toestemming van zijn leidinggevende is die uitgesteld tot na zijn master. Hoeveel uur Johannes met voorbereiden van lessen en begeleiding bezig is, weet hij niet. ‘Als jonge docent ben je sowieso meer tijd kwijt aan voorbereiding en ik houd mijn uren niet bij.’
Hoe is het om als jonge docent aan de HU te werken?
‘Ik vind het leuk om met studenten te werken en ze te begeleiden bij hun persoonlijke vorming. Ik vind de coachende rol bij de persoonsvorming van studenten die belangrijker wordt binnen de HU, heel goed. Maar daar moet je als instelling dan ook tijd en ruimte voor creëren. Die tijd en ruimte is er niet altijd en dat zorgt voor stress.
Als we echt zoveel aandacht willen geven aan vorming, dan moet je kijken wat er af gaat: toets onderdelen, contacturen anders vormgeven, alleen flipped classroom? De begeleiding van studenten zou gericht moeten zijn op het uitstippelen van de leerroute en verdieping, waarmee ze buiten de les aan de gang kunnen. Die moet je terugvinden in de pedagogische visie. Studenten zouden dit eigenlijk al moeten leren in het voortgezet onderwijs.
Nauw betrokken zijn bij je studenten vraagt veel tijd, maar is essentieel een goede ontwikkeling. Ik ben de hele dag beschikbaar. Het zijn vooral kleine interacties, contacten tussendoor en vergaderingen die veel tijd vragen. Het zit blijkbaar in docenten om de hele dag aan te staan. Dat is volgens mij het hulpverlenershart van veel Social Work-docenten dat daarvoor zorgt. Maar ik kan nu in vakanties ook mailtjes onbeantwoord laten.’
En niet alleen voor begeleiding is die tijd nodig, ook voor onderwijs-innovatie. ‘Die is er nu vaak niet. We werken eerder re-actief in plaats van pro-actief. Een voorbeeld: we willen de boekenlijst actualiseren. Dat staat al heel lang op de agenda. We plakken wel wat pleisters, maar grondig nadenken over wat willen en wat daarbij hoort, daar is te weinig tijd voor.
Ik merk dat doorgewinterde docenten soms verbitterd raken en anderen durven af te wijken van “wat hoort”. Jonge docenten zijn vooral aan het zoeken.’
Hoe zou dat beter kunnen?
‘Veel kleinschaliger werken helpt enorm. Zorgen dat je iedereen kent. Bij Social Work starten elk jaar 400 nieuwe studenten in het eerste jaar. Een heel ander verhaal dan bijvoorbeeld Vaktherapie in Amersfoort. Daar kende ik vrijwel iedereen.’
Moeten docenten dit signaal dan niet massaal afgeven binnen de organisatie?
‘Docenten hebben een groot gevoel van loyaliteit om studenten te helpen en zullen niet gauw op de barricades gaan. Net als in de zorg, daar laat je je patiënten ook niet in de steek. Maar in feite zijn het natuurlijk allemaal machtsstructuren waarin je gevangen zit. Docenten in die van de organisatie en studenten in die van de docent. Dat is in feite heel dwingend.’
Hebben docenten te veel rollen?
‘De wereld beweegt heel snel, dan is het belangrijk om daarin mee te bewegen en verschillende rollen te spelen. Volgens mij moeten we daarom voorrang geven aan persoonlijke ontwikkeling. En dat vraagt om een andere organisatievorm.’
Wat zou je het college van bestuur mee willen geven?
‘Zoals ik al eerder zei, is ruimte en tijd belangrijk om echt verbinding met collega’s en studenten aan te gaan. Waardoor je met collega’s en studenten in gesprek kunt gaan over visie en waarden. En doorgronden waar het onderwijs echt over gaat.’
Hoe zit het met jouw toekomst?
‘Veel van wat ik nu doe, is ook handig voor mijn master. Als dat er niet meer is, dan weet ik niet of mijn tijdsinvestering in balans is. Ik pas goed in een creatieve omgeving en hou van kleinschaligheid. Uit onderzoek blijkt ook dat kleinschaligheid een van de belangrijkste factoren is voor welzijn.’
scroll
‘Je hoeft als docent geen alleskunner te zijn’
Volgens Ineke Edes en Aart van Bruggen van Teaching & Learning Network (TLN) wordt de soep niet zo heet gegeten als die wordt opgediend. De vaardigheden die een docent moet hebben, zijn geen optelsom, geen opstapeling.
Door Olaf Stomp
‘Sommige docenten denken: ik mag geen traditionele hoorcolleges meer geven omdat van me wordt verwacht dat ik een coachende rol moet vervullen, maar zo strikt ligt het niet.’ Ineke Edes is expertiseleider onderwijs uitvoeren bij Teaching & Learning Network (TLN, zie kader). Samen met haar collega, netwerkregisseur Aart van Bruggen, wil ze stellig de indruk wegnemen dat van de HU-docent wordt verwacht dat ze alles moeten kunnen. Natuurlijk je moet je vak verstaan en dat begrijpelijk kunnen overdragen. Maar het lijkt dat de beoogde competenties van een docent hand over hand toenemen. Onderzoek kunnen begeleiden, een coachende rol kunnen vervullen bijvoorbeeld. Zo krijgt die laatste competentie nadrukkelijk aandacht in de herziene onderwijsvisie van de HU die voor afgelopen zomer is gepresenteerd.
Goeie mix
Maar de soep wordt niet zo heet gegeten als die wordt opgediend, stellen ze allebei. Van Bruggen, terugkomend op het door Edes aangehaalde voorbeeld van de hoorcolleges: ‘die hebben óók hun waarde, sterker nog: die worden door studenten vaak erg op prijs gesteld.’
Edes: ‘Je hoeft geen alleskunner te zijn. Het gaat erom dat docenten in hun pakket een goeie mix hebben, het gaat om blended leren.’ En die mix hoeft niet per se in een persoon verenigd te zijn, voegt ze toe. ‘Een onderwijswerkvorm moet ook als persoon bij je passen.’ Docententeams kunnen complementair opereren, stelt ze. ‘Nieuwe docenten kunnen ook juist vanwege hun coachende kwaliteiten zijn binnengehaald’
Weerbarstiger
Veel docenten zijn vanuit de beroepspraktijk het hbo-onderwijs ingerold. ‘Je zou als hogeschool willen zeggen: “ga eerst maar eens drie maanden een opleiding volgen en daarna gaan we je inroosteren”’, maar zo werkt het vaak niet in de praktijk. Toenemende studentenaantallen maken dat docenten direct in het diepe moeten springen. Opleidingen moeten à la minute hun docentencapaciteit op orde hebben. ‘Ze leren dus in de praktijk.’
Na ‘een warm welkom’ en een introductie bij het instituut waaraan ze verbonden zijn, halen docenten hun didactische bekwaamheid. Edes: ‘Wenselijker zou zijn dat ze binnen de opleiding waar ze aangesteld zijn, een mentor krijgen met wie ze optrekken. Dan bekwamen ze zich door werkplekleren onder begeleiding. Na een jaar of twee kunnen ze dan hun bekwaamheid gaan aantonen.’ Maar de werkelijkheid is weerbarstiger: docenten krijgen een tijdelijke aanstelling en moeten binnen een jaar hun basiskwalificatie halen.
Hoge werkdruk
Docenten, van wie een deel nog niet lang geleden aan de slag is gegaan, kunnen het best lastig hebben bij de uitvoering van hun hbo-docentschap. Precieze cijfers zijn er niet maar een aanzienlijk deel van de nieuwe docenten, houdt het na een aantal jaren voor gezien.
‘Die verhalen hoor ik inderdaad’, zegt Edes. De oorzaken van dat stoppen, liggen nogal uiteen volgens haar. Soms is de reden persoonsgebonden maar komt het ook nogal eens vanwege de hoge werkdruk of de versnippering in hun werkzaamheden die docenten ervaren. ‘Ik hoor ook wel eens dat nieuwkomers weinig ondersteuning voelen. Dat ze zeggen: “ik moet veel brengen maar er valt weinig te halen voor mij.”’
Mentoren-netwerk
TLN heeft geen invloed op hoe nieuwe docenten worden opgevangen binnen hun eigen instituut. Dat gebeurt daar. Van Bruggen: ‘die opvang of het gebrek eraan, is heel bepalend voor het succes. En die opvang is heel wisselend bij de verschillende instituten. Het zou het volgens mij gemakkelijker maken als je met een groepje nieuwe docenten start, in plaats van wanneer je als individu in een gesetteld team komt, dat is lastiger volgens mij.’
‘Het vraagstuk van uitval houdt ons wel bezig’, vervolgt hij. ‘We proberen intervisiebijeenkomsten te organiseren waardoor docenten ervaringen kunnen uitwisselen. Dan voelen ze zich in die eerste periode meer gesteund. En dat het niet zo gaat: “hier heb je je kwalificatie en red je maar”.’ Edes: ‘In samenwerking met HR zijn we bezig met het opzetten van een mentoren-netwerk.’
Corona
Doordat TLN als netwerk van docenten opereert (zie kader), ontvangt het snel signalen over actuele vraagstukken waarmee docenten worstelen. En dat kan van alles zijn, zegt Van Bruggen. Hij noemt het voorbeeld van oplopende spanningen tussen studenten. ‘Er zijn allerlei heikele kwesties geweest de afgelopen jaren: je wel of niet laten vaccineren tegen corona, politieke meningsverschillen en tegenstellingen die zich manifesteren tussen studenten met een verschillende etnische achtergrond.’ Het gevolg van dat alles is dat docenten daarbij handelingsverlegenheid kunnen ervaren, niet weten hoe daar met betrokken studenten mee om te gaan.
Hij benadrukt ook hier het belang van intervisie. ‘Alleen al om te horen hoe je collega met een bepaalde kwestie is omgegaan, kan heel waardevol zijn.’ TLN probeert rond deze kwesties docenten te ondersteunen. Een van de nieuwe TLN-activiteiten is het omgaan met gevoelige kwesties. En een training over onbewuste vooroordelen.
Evenwichtskunstenaar
Niettemin, ondanks de ervaren werkdruk en het nodige dat op het bord van de hbo-docent belandt, het is en blijft een prachtig vak, benadrukken ze allebei. Edes: ‘Ik vind het zelfs een kunst, goed docentschap. Je moet voortdurend, net als een kunstenaar, afstemmen op je omgeving… Van Bruggen, vult aan: ‘een evenwichtskunstenaar, een koorddanser.’
Maar wordt het koord niet steeds smaller, met al die vaardigheden en de complexe omgeving waarin docenten opereren? ‘Nee’, antwoordt Edes. ‘Maar het koord is wel voortdurend in beweging.’ Van Bruggen: ‘En ik merk bij onze docenten nog steeds een enorme intrinsieke drive om dat prachtige vak uit te oefenen.’
Interview
Teaching & Learning Network (TLN)
TLN begeleidt hogeschool-breed bij onderwijsinnovaties, organiseert masterclasses, inspiratiesessies en zorgt voor professionalisering rond hbo-didactiek. En draagt bij aan de ondersteuning en ontwikkeling van HU-docenten en -onderzoekers. Dat doet TLN niet alleen als docenten van start gaan bij de HU maar ook gedurende hun loopbaan.
TLN wordt ondersteund door het TLN-netwerkteam. Dat team bestaat op dit moment uit zo’n honderd docent/onderzoekers, onderwijskundigen, e-adviseurs en andere ondersteuners. Zij zijn bijna allemaal zelf actief in een opleiding, een kenniscentrum of dienst. Ineke Edes houdt zich onder meer bezig met onderwijsinnovatie. Aart van Bruggen is onder meer verantwoordelijk voor het realiseren van samenwerkingsrelaties met instituten en heeft binnen TLN coördinerende taken.
scroll
Interview
‘Je hoeft als docent geen alleskunner te zijn’
Volgens Ineke Edes en Aart van Bruggen van Teaching & Learning Network (TLN) wordt de soep niet zo heet gegeten als die wordt opgediend. De vaardigheden die een docent moet hebben, zijn geen optelsom, geen opstapeling.
Door Olaf Stomp
‘Sommige docenten denken: ik mag geen traditionele hoorcolleges meer geven omdat van me wordt verwacht dat ik een coachende rol moet vervullen, maar zo strikt ligt het niet.’ Ineke Edes is expertiseleider onderwijs uitvoeren bij Teaching & Learning Network (TLN, zie kader). Samen met haar collega, netwerkregisseur Aart van Bruggen, wil ze stellig de indruk wegnemen dat van de HU-docent wordt verwacht dat ze alles moeten kunnen. Natuurlijk je moet je vak verstaan en dat begrijpelijk kunnen overdragen. Maar het lijkt dat de beoogde competenties van een docent hand over hand toenemen. Onderzoek kunnen begeleiden, een coachende rol kunnen vervullen bijvoorbeeld. Zo krijgt die laatste competentie nadrukkelijk aandacht in de herziene onderwijsvisie van de HU die voor afgelopen zomer is gepresenteerd.
Goeie mix
Maar de soep wordt niet zo heet gegeten als die wordt opgediend, stellen ze allebei. Van Bruggen, terugkomend op het door Edes aangehaalde voorbeeld van de hoorcolleges: ‘die hebben óók hun waarde, sterker nog: die worden door studenten vaak erg op prijs gesteld.’
Edes: ‘Je hoeft geen alleskunner te zijn. Het gaat erom dat docenten in hun pakket een goeie mix hebben, het gaat om blended leren.’ En die mix hoeft niet per se in een persoon verenigd te zijn, voegt ze toe. ‘Een onderwijswerkvorm moet ook als persoon bij je passen.’ Docententeams kunnen complementair opereren, stelt ze. ‘Nieuwe docenten kunnen ook juist vanwege hun coachende kwaliteiten zijn binnengehaald’
Weerbarstiger
Veel docenten zijn vanuit de beroepspraktijk het hbo-onderwijs ingerold. ‘Je zou als hogeschool willen zeggen: “ga eerst maar eens drie maanden een opleiding volgen en daarna gaan we je inroosteren”’, maar zo werkt het vaak niet in de praktijk. Toenemende studentenaantallen maken dat docenten direct in het diepe moeten springen. Opleidingen moeten à la minute hun docentencapaciteit op orde hebben. ‘Ze leren dus in de praktijk.’
Na ‘een warm welkom’ en een introductie bij het instituut waaraan ze verbonden zijn, halen docenten hun didactische bekwaamheid. Edes: ‘Wenselijker zou zijn dat ze binnen de opleiding waar ze aangesteld zijn, een mentor krijgen met wie ze optrekken. Dan bekwamen ze zich door werkplekleren onder begeleiding. Na een jaar of twee kunnen ze dan hun bekwaamheid gaan aantonen.’ Maar de werkelijkheid is weerbarstiger: docenten krijgen een tijdelijke aanstelling en moeten binnen een jaar hun basiskwalificatie halen.
Hoge werkdruk
Docenten, van wie een deel nog niet lang geleden aan de slag is gegaan, kunnen het best lastig hebben bij de uitvoering van hun hbo-docentschap. Precieze cijfers zijn er niet maar een aanzienlijk deel van de nieuwe docenten, houdt het na een aantal jaren voor gezien.
‘Die verhalen hoor ik inderdaad’, zegt Edes. De oorzaken van dat stoppen, liggen nogal uiteen volgens haar. Soms is de reden persoonsgebonden maar komt het ook nogal eens vanwege de hoge werkdruk of de versnippering in hun werkzaamheden die docenten ervaren. ‘Ik hoor ook wel eens dat nieuwkomers weinig ondersteuning voelen. Dat ze zeggen: “ik moet veel brengen maar er valt weinig te halen voor mij.”’
Mentoren-netwerk
TLN heeft geen invloed op hoe nieuwe docenten worden opgevangen binnen hun eigen instituut. Dat gebeurt daar. Van Bruggen: ‘die opvang of het gebrek eraan, is heel bepalend voor het succes. En die opvang is heel wisselend bij de verschillende instituten. Het zou het volgens mij gemakkelijker maken als je met een groepje nieuwe docenten start, in plaats van wanneer je als individu in een gesetteld team komt, dat is lastiger volgens mij.’
‘Het vraagstuk van uitval houdt ons wel bezig’, vervolgt hij. ‘We proberen intervisiebijeenkomsten te organiseren waardoor docenten ervaringen kunnen uitwisselen. Dan voelen ze zich in die eerste periode meer gesteund. En dat het niet zo gaat: “hier heb je je kwalificatie en red je maar”.’ Edes: ‘In samenwerking met HR zijn we bezig met het opzetten van een mentoren-netwerk.’
Corona
Doordat TLN als netwerk van docenten opereert (zie kader), ontvangt het snel signalen over actuele vraagstukken waarmee docenten worstelen. En dat kan van alles zijn, zegt Van Bruggen. Hij noemt het voorbeeld van oplopende spanningen tussen studenten. ‘Er zijn allerlei heikele kwesties geweest de afgelopen jaren: je wel of niet laten vaccineren tegen corona, politieke meningsverschillen en tegenstellingen die zich manifesteren tussen studenten met een verschillende etnische achtergrond.’ Het gevolg van dat alles is dat docenten daarbij handelingsverlegenheid kunnen ervaren, niet weten hoe daar met betrokken studenten mee om te gaan.
Hij benadrukt ook hier het belang van intervisie. ‘Alleen al om te horen hoe je collega met een bepaalde kwestie is omgegaan, kan heel waardevol zijn.’ TLN probeert rond deze kwesties docenten te ondersteunen. Een van de nieuwe TLN-activiteiten is het omgaan met gevoelige kwesties. En een training over onbewuste vooroordelen.
Evenwichtskunstenaar
Niettemin, ondanks de ervaren werkdruk en het nodige dat op het bord van de hbo-docent belandt, het is en blijft een prachtig vak, benadrukken ze allebei. Edes: ‘Ik vind het zelfs een kunst, goed docentschap. Je moet voortdurend, net als een kunstenaar, afstemmen op je omgeving… Van Bruggen, vult aan: ‘een evenwichtskunstenaar, een koorddanser.’
Maar wordt het koord niet steeds smaller, met al die vaardigheden en de complexe omgeving waarin docenten opereren? ‘Nee’, antwoordt Edes. ‘Maar het koord is wel voortdurend in beweging.’ Van Bruggen: ‘En ik merk bij onze docenten nog steeds een enorme intrinsieke drive om dat prachtige vak uit te oefenen.’
Teaching & Learning Network (TLN)
TLN begeleidt hogeschool-breed bij onderwijsinnovaties, organiseert masterclasses, inspiratiesessies en zorgt voor professionalisering rond hbo-didactiek. En draagt bij aan de ondersteuning en ontwikkeling van HU-docenten en -onderzoekers. Dat doet TLN niet alleen als docenten van start gaan bij de HU maar ook gedurende hun loopbaan.
TLN wordt ondersteund door het TLN-netwerkteam. Dat team bestaat op dit moment uit zo’n honderd docent/onderzoekers, onderwijskundigen, e-adviseurs en andere ondersteuners. Zij zijn bijna allemaal zelf actief in een opleiding, een kenniscentrum of dienst. Ineke Edes houdt zich onder meer bezig met onderwijsinnovatie. Aart van Bruggen is onder meer verantwoordelijk voor het realiseren van samenwerkingsrelaties met instituten en heeft binnen TLN coördinerende taken.
Achtergrond
‘Je hoeft als docent geen alleskunner te zijn’
Volgens Ineke Edes en Aart van Bruggen van Teaching & Learning Network (TLN) wordt de soep niet zo heet gegeten als die wordt opgediend. De vaardigheden die een docent moet hebben, zijn geen optelsom, geen opstapeling.
Door Olaf Stomp
‘Sommige docenten denken: ik mag geen traditionele hoorcolleges meer geven omdat van me wordt verwacht dat ik een coachende rol moet vervullen, maar zo strikt ligt het niet.’ Ineke Edes is expertiseleider onderwijs uitvoeren bij Teaching & Learning Network (TLN, zie kader). Samen met haar collega, netwerkregisseur Aart van Bruggen, wil ze stellig de indruk wegnemen dat van de HU-docent wordt verwacht dat ze alles moeten kunnen. Natuurlijk je moet je vak verstaan en dat begrijpelijk kunnen overdragen. Maar het lijkt dat de beoogde competenties van een docent hand over hand toenemen. Onderzoek kunnen begeleiden, een coachende rol kunnen vervullen bijvoorbeeld. Zo krijgt die laatste competentie nadrukkelijk aandacht in de herziene onderwijsvisie van de HU die voor afgelopen zomer is gepresenteerd.
Goeie mix
Maar de soep wordt niet zo heet gegeten als die wordt opgediend, stellen ze allebei. Van Bruggen, terugkomend op het door Edes aangehaalde voorbeeld van de hoorcolleges: ‘die hebben óók hun waarde, sterker nog: die worden door studenten vaak erg op prijs gesteld.’
Edes: ‘Je hoeft geen alleskunner te zijn. Het gaat erom dat docenten in hun pakket een goeie mix hebben, het gaat om blended leren.’ En die mix hoeft niet per se in een persoon verenigd te zijn, voegt ze toe. ‘Een onderwijswerkvorm moet ook als persoon bij je passen.’ Docententeams kunnen complementair opereren, stelt ze. ‘Nieuwe docenten kunnen ook juist vanwege hun coachende kwaliteiten zijn binnengehaald’
Weerbarstiger
Veel docenten zijn vanuit de beroepspraktijk het hbo-onderwijs ingerold. ‘Je zou als hogeschool willen zeggen: “ga eerst maar eens drie maanden een opleiding volgen en daarna gaan we je inroosteren”’, maar zo werkt het vaak niet in de praktijk. Toenemende studentenaantallen maken dat docenten direct in het diepe moeten springen. Opleidingen moeten à la minute hun docentencapaciteit op orde hebben. ‘Ze leren dus in de praktijk.’
Na ‘een warm welkom’ en een introductie bij het instituut waaraan ze verbonden zijn, halen docenten hun didactische bekwaamheid. Edes: ‘Wenselijker zou zijn dat ze binnen de opleiding waar ze aangesteld zijn, een mentor krijgen met wie ze optrekken. Dan bekwamen ze zich door werkplekleren onder begeleiding. Na een jaar of twee kunnen ze dan hun bekwaamheid gaan aantonen.’ Maar de werkelijkheid is weerbarstiger: docenten krijgen een tijdelijke aanstelling en moeten binnen een jaar hun basiskwalificatie halen.
Hoge werkdruk
Docenten, van wie een deel nog niet lang geleden aan de slag is gegaan, kunnen het best lastig hebben bij de uitvoering van hun hbo-docentschap. Precieze cijfers zijn er niet maar een aanzienlijk deel van de nieuwe docenten, houdt het na een aantal jaren voor gezien.
‘Die verhalen hoor ik inderdaad’, zegt Edes. De oorzaken van dat stoppen, liggen nogal uiteen volgens haar. Soms is de reden persoonsgebonden maar komt het ook nogal eens vanwege de hoge werkdruk of de versnippering in hun werkzaamheden die docenten ervaren. ‘Ik hoor ook wel eens dat nieuwkomers weinig ondersteuning voelen. Dat ze zeggen: “ik moet veel brengen maar er valt weinig te halen voor mij.”’
Mentoren-netwerk
TLN heeft geen invloed op hoe nieuwe docenten worden opgevangen binnen hun eigen instituut. Dat gebeurt daar. Van Bruggen: ‘die opvang of het gebrek eraan, is heel bepalend voor het succes. En die opvang is heel wisselend bij de verschillende instituten. Het zou het volgens mij gemakkelijker maken als je met een groepje nieuwe docenten start, in plaats van wanneer je als individu in een gesetteld team komt, dat is lastiger volgens mij.’
‘Het vraagstuk van uitval houdt ons wel bezig’, vervolgt hij. ‘We proberen intervisiebijeenkomsten te organiseren waardoor docenten ervaringen kunnen uitwisselen. Dan voelen ze zich in die eerste periode meer gesteund. En dat het niet zo gaat: “hier heb je je kwalificatie en red je maar”.’ Edes: ‘In samenwerking met HR zijn we bezig met het opzetten van een mentoren-netwerk.’
Corona
Doordat TLN als netwerk van docenten opereert (zie kader), ontvangt het snel signalen over actuele vraagstukken waarmee docenten worstelen. En dat kan van alles zijn, zegt Van Bruggen. Hij noemt het voorbeeld van oplopende spanningen tussen studenten. ‘Er zijn allerlei heikele kwesties geweest de afgelopen jaren: je wel of niet laten vaccineren tegen corona, politieke meningsverschillen en tegenstellingen die zich manifesteren tussen studenten met een verschillende etnische achtergrond.’ Het gevolg van dat alles is dat docenten daarbij handelingsverlegenheid kunnen ervaren, niet weten hoe daar met betrokken studenten mee om te gaan.
Hij benadrukt ook hier het belang van intervisie. ‘Alleen al om te horen hoe je collega met een bepaalde kwestie is omgegaan, kan heel waardevol zijn.’ TLN probeert rond deze kwesties docenten te ondersteunen. Een van de nieuwe TLN-activiteiten is het omgaan met gevoelige kwesties. En een training over onbewuste vooroordelen.
Evenwichtskunstenaar
Niettemin, ondanks de ervaren werkdruk en het nodige dat op het bord van de hbo-docent belandt, het is en blijft een prachtig vak, benadrukken ze allebei. Edes: ‘Ik vind het zelfs een kunst, goed docentschap. Je moet voortdurend, net als een kunstenaar, afstemmen op je omgeving… Van Bruggen, vult aan: ‘een evenwichtskunstenaar, een koorddanser.’
Maar wordt het koord niet steeds smaller, met al die vaardigheden en de complexe omgeving waarin docenten opereren? ‘Nee’, antwoordt Edes. ‘Maar het koord is wel voortdurend in beweging.’ Van Bruggen: ‘En ik merk bij onze docenten nog steeds een enorme intrinsieke drive om dat prachtige vak uit te oefenen.'
Teaching & Learning Network (TLN)
TLN begeleidt hogeschool-breed bij onderwijsinnovaties, organiseert masterclasses, inspiratiesessies en zorgt voor professionalisering rond hbo-didactiek. En draagt bij aan de ondersteuning en ontwikkeling van HU-docenten en -onderzoekers. Dat doet TLN niet alleen als docenten van start gaan bij de HU maar ook gedurende hun loopbaan.
TLN wordt ondersteund door het TLN-netwerkteam. Dat team bestaat op dit moment uit zo’n honderd docent/onderzoekers, onderwijskundigen, e-adviseurs en andere ondersteuners. Zij zijn bijna allemaal zelf actief in een opleiding, een kenniscentrum of dienst. Ineke Edes houdt zich onder meer bezig met onderwijsinnovatie. Aart van Bruggen is onder meer verantwoordelijk voor het realiseren van samenwerkingsrelaties met instituten en heeft binnen TLN coördinerende taken.
Interview
scroll
‘Ik heb niet zoveel last van werkdruk’
Cyril Snijders (44) maakte in januari 2021 de overstap naar de Hogeschool Utrecht. Hij is docent innovatieve journalistiek en design thinking. Daarvoor werkte hij bij de publieke omroep (KRO-NCRV en BNNVARA). ‘Ik was gewend om gastcolleges te geven. Maar docent zijn is toch wel wat anders, na een gastcollege ben je zo weer vertrokken. Docentschap vergt zoveel meer.’
Door Olaf Stomp
Snijders vindt niet dat de hogeschool te veeleisend is voor hem als docent. Hij is eerder zelf degene die de lat hoog legt. ‘Als ik iets doe dan wil het goed doen. En ik kom uit de innovatiewereld, dan leer je dat eigenlijk alles altijd beter kan.’
‘Het kan en moet nog zoveel beter’, houdt Snijders zijn eigen doceren kritisch onder de loep. ‘Ik zie lesgeven als een mengpaneel waar je aan heel veel knoppen kunt draaien. Het duurt nog jaren voor ik de juiste symfonie heb gecreëerd. Ik kan mijn lessen speelser maken, interactiever, serieuzer. Er is nog van alles mogelijk.’
Logistiek en organisatorisch is het nog wel eens lastig, stelt hij. Op zijn opleiding ziet het management graag dat docenten ernaast in de journalistiek werken. Dat garandeert dat de opleiding feeling houdt met de praktijk. (Snijders werkt momenteel voor het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek als zzp’er, naast zijn baan bij de HU). ‘Maar met parttimers is vervolgens moeilijker om teammeetings te plannen waar iedereen bij is.’ Het gevolg is dat hij en collega’s schipperen met werkdagen. ‘Ik hoor collega’s daar wel eens over klagen.’
En de piekbelasting aan het einde van een semester is groot, stelt hij. ‘Dan ligt er een berg werk.’
Moet de hogeschool daar iets aan doen? ‘Volgens mij gaat dat door de invoering van programmatisch toetsen al veranderen. Dan zijn er grotere blokken met minder toetsen en meer tussentijdse feedbackmomenten Dan zou de werkbelasting meer gespreid moeten zijn.’
Snijders geeft momenteel twee dagen les. Hij heeft van de HU een dag in de week gekregen om de vereiste master te behalen. Een studie waar eigenlijk veertig uur per week voor staat, dus dat is voor de rest een hap uit zijn eigen tijd. Niet erg vindt hij, hij is content met de dag die hij van de HU ervoor krijgt. Daarnaast moet hij zijn Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB) nog halen. En zijn er naast het lesgeven ook allerlei activiteiten die langskomen en klussen waarvoor hij wordt gevraagd. ‘Als nieuwe docent zeg ik overal ja op!’
Snijders hoor je niet klagen. Naar zijn baan bij de omroep verlangt hij allesbehalve terug. ‘Ik word gewaardeerd om wat ik doe. Ik heb me nog nooit zo vrij gevoeld als nu in deze baan. Geen managementgedoe zoals bij de omroepen vaak het geval is.’ De deadlines en druk van alle kanten die hij daar ervoer, hij mist het absoluut niet. ‘Ik ervaar bij de hogeschool geen bovenmatige werkdruk.’
Docent aan het woord
Docent aan het woord
‘Ik heb niet zoveel last van werkdruk’
Cyril Snijders (44) maakte in januari 2021 de overstap naar de Hogeschool Utrecht. Hij is docent innovatieve journalistiek en design thinking. Daarvoor werkte hij bij de publieke omroep (KRO-NCRV en BNNVARA). ‘Ik was gewend om gastcolleges te geven. Maar docent zijn is toch wel wat anders, na een gastcollege ben je zo weer vertrokken. Docentschap vergt zoveel meer.’
Door Olaf Stomp
Snijders vindt niet dat de hogeschool te veeleisend is voor hem als docent. Hij is eerder zelf degene die de lat hoog legt. ‘Als ik iets doe dan wil het goed doen. En ik kom uit de innovatiewereld, dan leer je dat eigenlijk alles altijd beter kan.’
‘Het kan en moet nog zoveel beter’, houdt Snijders zijn eigen doceren kritisch onder de loep. ‘Ik zie lesgeven als een mengpaneel waar je aan heel veel knoppen kunt draaien. Het duurt nog jaren voor ik de juiste symfonie heb gecreëerd. Ik kan mijn lessen speelser maken, interactiever, serieuzer. Er is nog van alles mogelijk.’
Logistiek en organisatorisch is het nog wel eens lastig, stelt hij. Op zijn opleiding ziet het management graag dat docenten ernaast in de journalistiek werken. Dat garandeert dat de opleiding feeling houdt met de praktijk. (Snijders werkt momenteel voor het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek als zzp’er, naast zijn baan bij de HU). ‘Maar met parttimers is vervolgens moeilijker om teammeetings te plannen waar iedereen bij is.’ Het gevolg is dat hij en collega’s schipperen met werkdagen. ‘Ik hoor collega’s daar wel eens over klagen.’
En de piekbelasting aan het einde van een semester is groot, stelt hij. ‘Dan ligt er een berg werk.’
Moet de hogeschool daar iets aan doen? ‘Volgens mij gaat dat door de invoering van programmatisch toetsen al veranderen. Dan zijn er grotere blokken met minder toetsen en meer tussentijdse feedbackmomenten Dan zou de werkbelasting meer gespreid moeten zijn.’
Snijders geeft momenteel twee dagen les. Hij heeft van de HU een dag in de week gekregen om de vereiste master te behalen. Een studie waar eigenlijk veertig uur per week voor staat, dus dat is voor de rest een hap uit zijn eigen tijd. Niet erg vindt hij, hij is content met de dag die hij van de HU ervoor krijgt. Daarnaast moet hij zijn Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB) nog halen. En zijn er naast het lesgeven ook allerlei activiteiten die langskomen en klussen waarvoor hij wordt gevraagd. ‘Als nieuwe docent zeg ik overal ja op!’
Snijders hoor je niet klagen. Naar zijn baan bij de omroep verlangt hij allesbehalve terug. ‘Ik word gewaardeerd om wat ik doe. Ik heb me nog nooit zo vrij gevoeld als nu in deze baan. Geen managementgedoe zoals bij de omroepen vaak het geval is.’ De deadlines en druk van alle kanten die hij daar ervoer, hij mist het absoluut niet. ‘Ik ervaar bij de hogeschool geen bovenmatige werkdruk.’
scroll
Achtergrond
Docent aan het woord
‘Ik heb niet zoveel last van werkdruk’
Cyril Snijders (44) maakte in januari 2021 de overstap naar de Hogeschool Utrecht. Hij is docent innovatieve journalistiek en design thinking. Daarvoor werkte hij bij de publieke omroep (KRO-NCRV en BNNVARA). ‘Ik was gewend om gastcolleges te geven. Maar docent zijn is toch wel wat anders, na een gastcollege ben je zo weer vertrokken. Docentschap vergt zoveel meer.’
Door Olaf Stomp
Snijders vindt niet dat de hogeschool te veeleisend is voor hem als docent. Hij is eerder zelf degene die de lat hoog legt. ‘Als ik iets doe dan wil het goed doen. En ik kom uit de innovatiewereld, dan leer je dat eigenlijk alles altijd beter kan.’
‘Het kan en moet nog zoveel beter’, houdt Snijders zijn eigen doceren kritisch onder de loep. ‘Ik zie lesgeven als een mengpaneel waar je aan heel veel knoppen kunt draaien. Het duurt nog jaren voor ik de juiste symfonie heb gecreëerd. Ik kan mijn lessen speelser maken, interactiever, serieuzer. Er is nog van alles mogelijk.’
Logistiek en organisatorisch is het nog wel eens lastig, stelt hij. Op zijn opleiding ziet het management graag dat docenten ernaast in de journalistiek werken. Dat garandeert dat de opleiding feeling houdt met de praktijk. (Snijders werkt momenteel voor het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek als zzp’er, naast zijn baan bij de HU). ‘Maar met parttimers is vervolgens moeilijker om teammeetings te plannen waar iedereen bij is.’ Het gevolg is dat hij en collega’s schipperen met werkdagen. ‘Ik hoor collega’s daar wel eens over klagen.’
En de piekbelasting aan het einde van een semester is groot, stelt hij. ‘Dan ligt er een berg werk.’
Moet de hogeschool daar iets aan doen? ‘Volgens mij gaat dat door de invoering van programmatisch toetsen al veranderen. Dan zijn er grotere blokken met minder toetsen en meer tussentijdse feedbackmomenten Dan zou de werkbelasting meer gespreid moeten zijn.’
Snijders geeft momenteel twee dagen les. Hij heeft van de HU een dag in de week gekregen om de vereiste master te behalen. Een studie waar eigenlijk veertig uur per week voor staat, dus dat is voor de rest een hap uit zijn eigen tijd. Niet erg vindt hij, hij is content met de dag die hij van de HU ervoor krijgt. Daarnaast moet hij zijn Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB) nog halen. En zijn er naast het lesgeven ook allerlei activiteiten die langskomen en klussen waarvoor hij wordt gevraagd. ‘Als nieuwe docent zeg ik overal ja op!’
Snijders hoor je niet klagen. Naar zijn baan bij de omroep verlangt hij allesbehalve terug. ‘Ik word gewaardeerd om wat ik doe. Ik heb me nog nooit zo vrij gevoeld als nu in deze baan. Geen managementgedoe zoals bij de omroepen vaak het geval is.’ De deadlines en druk van alle kanten die hij daar ervoer, hij mist het absoluut niet. ‘Ik ervaar bij de hogeschool geen bovenmatige werkdruk.’
scroll
VELDWERK!
…en andere succesfactoren voor een Topopleiding
In de keuzegids kreeg de bachelor lerarenopleiding Aardrijkskunde het predicaat Topopleiding. Hoe ze dat binnenhaalden? Met docent Gerhard van der Pot gingen we op zoek naar de doorslaggevende factor.
Door Marc Janssen
Vierenenhalf sterren krijgt de lerarenopleiding Aardrijkskunde in de HBO Keuzegids 2023 die in oktober is verschenen. Met plusjes bij de scores op inhoud en sfeercen zelfs dubbele plusjes voor toetsing, de voorbereiding op de arbeidsmarkt en - niet onbelangrijk - de docenten. Hoe kan dat?
Vraag het hem en er vallen al snel drie woorden: arbeidsethos, passie en teamgeest. ‘Het valt me op dat niet alleen wij het predicaat Topopleiding hebben, maar ook de lerarenopleiding Biologie. En nou werken we daar geregeld mee samen, tot aan de corona-tijd vooral in het veldwerk. Ons team en dat van hun, wij hebben iets gemeenschappelijks. Het is een bepaald arbeidsethos, een passie die we delen. Dat is de basis voor het geheel. Daarnaast hebben we collega’s die willen meedoen in dit ‘circus’. Je kunt dit niet alleen doen. Ons team is hecht, dat van biologie ook.’
Waar dat hechte vandaan komt, valt voor hem ook wel te verklaren: ‘Het is fijn om samen met collega's op pad te gaan voor veldwerk. Ook dat doen we bij biologie en bij aardrijkskunde. In een weekje Limburg leren we van elkaar, over hoe we dingen aanpakken en oplossen. Hoe je didactisch dingen uitlegt. Ik neem mijn stadsgeografie mee, de ander bijvoorbeeld vulkanisme. We genieten van elkaars wijsheden en dat zien studenten ook. Dat gaat over wederzijdse interesse. En daar komt dan ook teamgeest uit voort.’
En hoe zit dat met die ‘passie’?
‘Die moet je hier hebben, voor studenten en voor je beroep. En het kan bij iedereen verschillend zijn. Sommigen zitten meer op het educatieve. Ze willen graag hun ervaring overdragen aan 17-jarigen, die het lef hebben om leraar te worden. Maar we hebben ook ‘vakidioten’. Als die graniet of basalt zien, worden ze helemaal enthousiast. En dat mag. Dat kan hier. Alleen: het resultaat moet zijn dat we als team allround professionals afleveren die het langer volhouden voor de klas dan drie jaar. En dat is een teamstrategie, een gezamenlijke werkwijze, ons aanvalsplan. Waarin je bereid moet zijn om soms linksback te spelen en een ander keertje rechtsvoor.’
Binnen het logge orgaan van de HU heb je te maken bureaucratie en vreemde deadlines. De werkdruk die we ervaren, komt onder andere daarvan
Terwijl hij uitweidt over een collega die 47 kilo stenen meenam uit Sicilië, komt hij bij een ander begrip dat voor hem één van de sleutels is: authenticiteit. ‘Dat moet je hebben, anders prikken studenten zo door je heen. Dat leren we onze studenten en dat zie je terug in ons team. Dat betekent ook dat we niet gaan zeggen: dit is de weg, de waarheid. Nee, je moet je eigen stijl ontwikkelen.’
Zijn collega, de stenenverzamelaar, is er een mooi voorbeeld van. ‘Hij ziet eruit als een landmark, zouden we in de geografie zeggen. Met zijn rode baard, grote hoed en gele jas. Hij is volstrekt zichzelf en studenten accepteren dat volledig. Ik neem hem graag als voorbeeld aan beginnende stagiairs: zo kan het ook, maar…. hoe hou je het vol als leerlingen je ‘té authentiek’ vinden en je het keihard terugkrijgt van hen? Want dat gaat ook gebeuren.’
En dan zijn er factoren die níet helpen op weg naar een sterk team en goed onderwijs: ‘Het gaat niet om de studiegids, en niet om het onderwijsprogramma dat we voor de accreditatiecommissie op het papier hebben gezet. Binnen het logge orgaan van de HU heb je te maken met de nodige bureaucratie en vreemde deadlines. De werkdruk die we hier ervaren, komt onder andere daarvan. Soms ervaren we het als bedilzucht, die hoofdzakelijk voort lijkt te komen uit angst voor bijvoorbeeld tegenvallende accreditaties.’
Nog een voorbeeld? Voor hem zit het in een aantal onderwijsvernieuwingen, die in de loop der jaren gepasseerd zijn. ‘Nu moet je werken met leeruitkomsten, een andere keer weer met iets anders. Ik vind het opmerkelijk dat na één succesvolle pilot 'werken met leeruitkomsten' bij Verpleegkunde daar nu HU-breed op wordt ingezet. Maar denk je dat we zo meer, sneller en betere docenten afleveren? Ik denk van niet.’
De term die bij de vele onderwijsinnovaties past voor de vakgroep is volgens hem toch wel ‘meestribbelen’. Niet zomaar iets veranderen maar eindeloos dingen ‘tegenhouden om het tegenhouden’ doen wij echt niet. Het zou fijn zijn als wij vooraf wat meer overtuigd kunnen worden van nut en noodzaak voordat er allerlei veranderingen worden doorgevoerd. Grote onderwijsinnovaties doen wij -liever- niet voor de bühne en er moet voldoende tijd voor zijn vrijgemaakt. Ontwikkelen van nieuwe manieren van toetsen gaat niet vanzelf en doen wij liever niet in onze eigen tijd.
En dan zijn er nog factoren die -onverwachts- goed hebben uitgepakt. ‘Toen we in coronatijd gedwongen thuis zaten, hebben we alle studenten benaderd: “Hoe gaat het, hoe zit jij erin, zou je niet eens afstuderen? Kom op je kan het, we gaan groepjes vormen.” Zo hebben we de boel bij elkaar geveegd en bij elkaar proberen te houden. Daarmee hebben we geïntensiveerd wat we al deden. Nu gaan we door met ze af en toe te vragen: “Hé, wat is er, ben je er afgewapperd, doe je weer mee?”
Van der Pot relativeert het succes ook. ‘We hebben wel eens een mindere periode gehad. We willen hier graag op pad, naar buiten. Veldwerk is een pijler van de opleiding. Als een aantal studenten daarover ineens minder enthousiasme toont, dan is dat lastig. Maar goed, rustig blijven is dan het beste recept. Geen paniek, want sommige problemen lossen zichzelf op. In dit geval zijn die studenten gestopt met de opleiding. Maar dan rolt er wel een lagere score uit de NSE.
Gelukkig is veruit de meerderheid enthousiast. Dat wij nu zo goed scoren, is extra mooi omdat de omstandigheden waarin wij ons werk hebben moeten doen nogal ongewoon waren. Dus het is een extra mooi compliment, maar naast onze schoenen gaan we nu niet lopen.’
Hoe zit het eigenlijk met de rest van de HU? Zijn die massaal de felicitaties komen overbrengen? En komen ze nu kijken hoe het moet?
‘Binnen het Instituut Archimedes hebben ze ons wel gefeliciteerd. Maar van daarbuiten komt niemand hier kijken, nee.’
Waar dat door komt, weet hij niet. Of ze te klein zijn om als voorbeeld te dienen voor anderen?
‘Geen idee. Bij elkaar in de keuken kijken kan zeker geen kwaad. Als ik een tijdje zou meelopen bij een andere opleiding van de HU -of zij hier – dan weet ik zeker dat we van elkaar kunnen leren. Dan kan ik wellicht adviezen meegeven vanuit onze manier van werken. En natuurlijk blijft het onze manier, ook hier moet iedereen zijn eigen weg vinden. Het zou mooi zijn als het Onderwijsfestival hieraan aandacht zou besteden. Dan kan het HU-breed worden uitgewisseld. Het is jammer dat het nauwelijks gebeurt.’
Uiteindelijk rest er wat hem betreft één conclusie: ‘De omstandigheden waarin we ons werk moeten doen, zijn alleen al de afgelopen maanden nogal variabel geweest. Laptoponderwijs, stakend OV, een gebouw dat onder water staat... het zijn variabelen waar je weinig of geen grip op hebt. Het resultaat ‘topopleiding’ kun je dan terugbrengen tot één factor: de docenten. Want die zijn de linkin pin geweest. Het zijn de mensen die hier werken, die vormen de topopleiding.’
Casestudy
VELDWERK!
…en andere succesfactoren voor een Topopleiding
In de keuzegids kreeg de bachelor lerarenopleiding Aardrijkskunde het predicaat Topopleiding. Hoe ze dat binnenhaalden? Met docent Gerhard van der Pot gingen we op zoek naar de doorslaggevende factor.
Door Marc Janssen
Vierenenhalf sterren krijgt de lerarenopleiding Aardrijkskunde in de HBO Keuzegids 2023 die in oktober is verschenen. Met plusjes bij de scores op inhoud en sfeercen zelfs dubbele plusjes voor toetsing, de voorbereiding op de arbeidsmarkt en - niet onbelangrijk - de docenten. Hoe kan dat?
Vraag het hem en er vallen al snel drie woorden: arbeidsethos, passie en teamgeest. ‘Het valt me op dat niet alleen wij het predicaat Topopleiding hebben, maar ook de lerarenopleiding Biologie. En nou werken we daar geregeld mee samen, tot aan de corona-tijd vooral in het veldwerk. Ons team en dat van hun, wij hebben iets gemeenschappelijks. Het is een bepaald arbeidsethos, een passie die we delen. Dat is de basis voor het geheel. Daarnaast hebben we collega’s die willen meedoen in dit ‘circus’. Je kunt dit niet alleen doen. Ons team is hecht, dat van biologie ook.’
Waar dat hechte vandaan komt, valt voor hem ook wel te verklaren: ‘Het is fijn om samen met collega's op pad te gaan voor veldwerk. Ook dat doen we bij biologie en bij aardrijkskunde. In een weekje Limburg leren we van elkaar, over hoe we dingen aanpakken en oplossen. Hoe je didactisch dingen uitlegt. Ik neem mijn stadsgeografie mee, de ander bijvoorbeeld vulkanisme. We genieten van elkaars wijsheden en dat zien studenten ook. Dat gaat over wederzijdse interesse. En daar komt dan ook teamgeest uit voort.’
En hoe zit dat met die ‘passie’?
‘Die moet je hier hebben, voor studenten en voor je beroep. En het kan bij iedereen verschillend zijn. Sommigen zitten meer op het educatieve. Ze willen graag hun ervaring overdragen aan 17-jarigen, die het lef hebben om leraar te worden. Maar we hebben ook ‘vakidioten’. Als die graniet of basalt zien, worden ze helemaal enthousiast. En dat mag. Dat kan hier. Alleen: het resultaat moet zijn dat we als team allround professionals afleveren die het langer volhouden voor de klas dan drie jaar. En dat is een teamstrategie, een gezamenlijke werkwijze, ons aanvalsplan. Waarin je bereid moet zijn om soms linksback te spelen en een ander keertje rechtsvoor.’
Binnen het logge orgaan van de HU heb je te maken bureaucratie en vreemde deadlines. De werkdruk die we ervaren, komt onder andere daarvan
Terwijl hij uitweidt over een collega die 47 kilo stenen meenam uit Sicilië, komt hij bij een ander begrip dat voor hem één van de sleutels is: authenticiteit. ‘Dat moet je hebben, anders prikken studenten zo door je heen. Dat leren we onze studenten en dat zie je terug in ons team. Dat betekent ook dat we niet gaan zeggen: dit is de weg, de waarheid. Nee, je moet je eigen stijl ontwikkelen.’
Zijn collega, de stenenverzamelaar, is er een mooi voorbeeld van. ‘Hij ziet eruit als een landmark, zouden we in de geografie zeggen. Met zijn rode baard, grote hoed en gele jas. Hij is volstrekt zichzelf en studenten accepteren dat volledig. Ik neem hem graag als voorbeeld aan beginnende stagiairs: zo kan het ook, maar…. hoe hou je het vol als leerlingen je ‘té authentiek’ vinden en je het keihard terugkrijgt van hen? Want dat gaat ook gebeuren.’
En dan zijn er factoren die níet helpen op weg naar een sterk team en goed onderwijs: ‘Het gaat niet om de studiegids, en niet om het onderwijsprogramma dat we voor de accreditatiecommissie op het papier hebben gezet. Binnen het logge orgaan van de HU heb je te maken met de nodige bureaucratie en vreemde deadlines. De werkdruk die we hier ervaren, komt onder andere daarvan. Soms ervaren we het als bedilzucht, die hoofdzakelijk voort lijkt te komen uit angst voor bijvoorbeeld tegenvallende accreditaties.’
Nog een voorbeeld? Voor hem zit het in een aantal onderwijsvernieuwingen, die in de loop der jaren gepasseerd zijn. ‘Nu moet je werken met leeruitkomsten, een andere keer weer met iets anders. Ik vind het opmerkelijk dat na één succesvolle pilot 'werken met leeruitkomsten' bij Verpleegkunde daar nu HU-breed op wordt ingezet. Maar denk je dat we zo meer, sneller en betere docenten afleveren? Ik denk van niet.’
De term die bij de vele onderwijsinnovaties past voor de vakgroep is volgens hem toch wel ‘meestribbelen’. Niet zomaar iets veranderen maar eindeloos dingen ‘tegenhouden om het tegenhouden’ doen wij echt niet. Het zou fijn zijn als wij vooraf wat meer overtuigd kunnen worden van nut en noodzaak voordat er allerlei veranderingen worden doorgevoerd. Grote onderwijsinnovaties doen wij -liever- niet voor de bühne en er moet voldoende tijd voor zijn vrijgemaakt. Ontwikkelen van nieuwe manieren van toetsen gaat niet vanzelf en doen wij liever niet in onze eigen tijd.
En dan zijn er nog factoren die -onverwachts- goed hebben uitgepakt. ‘Toen we in coronatijd gedwongen thuis zaten, hebben we alle studenten benaderd: “Hoe gaat het, hoe zit jij erin, zou je niet eens afstuderen? Kom op je kan het, we gaan groepjes vormen.” Zo hebben we de boel bij elkaar geveegd en bij elkaar proberen te houden. Daarmee hebben we geïntensiveerd wat we al deden. Nu gaan we door met ze af en toe te vragen: “Hé, wat is er, ben je er afgewapperd, doe je weer mee?”
Van der Pot relativeert het succes ook. ‘We hebben wel eens een mindere periode gehad. We willen hier graag op pad, naar buiten. Veldwerk is een pijler van de opleiding. Als een aantal studenten daarover ineens minder enthousiasme toont, dan is dat lastig. Maar goed, rustig blijven is dan het beste recept. Geen paniek, want sommige problemen lossen zichzelf op. In dit geval zijn die studenten gestopt met de opleiding. Maar dan rolt er wel een lagere score uit de NSE.
Gelukkig is veruit de meerderheid enthousiast. Dat wij nu zo goed scoren, is extra mooi omdat de omstandigheden waarin wij ons werk hebben moeten doen nogal ongewoon waren. Dus het is een extra mooi compliment, maar naast onze schoenen gaan we nu niet lopen.’
Hoe zit het eigenlijk met de rest van de HU? Zijn die massaal de felicitaties komen overbrengen? En komen ze nu kijken hoe het moet?
‘Binnen het Instituut Archimedes hebben ze ons wel gefeliciteerd. Maar van daarbuiten komt niemand hier kijken, nee.’
Waar dat door komt, weet hij niet. Of ze te klein zijn om als voorbeeld te dienen voor anderen?
‘Geen idee. Bij elkaar in de keuken kijken kan zeker geen kwaad. Als ik een tijdje zou meelopen bij een andere opleiding van de HU -of zij hier – dan weet ik zeker dat we van elkaar kunnen leren. Dan kan ik wellicht adviezen meegeven vanuit onze manier van werken. En natuurlijk blijft het onze manier, ook hier moet iedereen zijn eigen weg vinden. Het zou mooi zijn als het Onderwijsfestival hieraan aandacht zou besteden. Dan kan het HU-breed worden uitgewisseld. Het is jammer dat het nauwelijks gebeurt.’
Uiteindelijk rest er wat hem betreft één conclusie: ‘De omstandigheden waarin we ons werk moeten doen, zijn alleen al de afgelopen maanden nogal variabel geweest. Laptoponderwijs, stakend OV, een gebouw dat onder water staat... het zijn variabelen waar je weinig of geen grip op hebt. Het resultaat ‘topopleiding’ kun je dan terugbrengen tot één factor: de docenten. Want die zijn de linkin pin geweest. Het zijn de mensen die hier werken, die vormen de topopleiding.’
Casestudy
scroll
Achtergrond
Casestudy
VELDWERK!
…en andere succesfactoren voor een Topopleiding
In de keuzegids kreeg de bachelor lerarenopleiding Aardrijkskunde het predicaat Topopleiding. Hoe ze dat binnenhaalden? Met docent Gerhard van der Pot gingen we op zoek naar de doorslaggevende factor.
Door Marc Janssen
Vierenenhalf sterren krijgt de lerarenopleiding Aardrijkskunde in de HBO Keuzegids 2023 die in oktober is verschenen. Met plusjes bij de scores op inhoud en sfeercen zelfs dubbele plusjes voor toetsing, de voorbereiding op de arbeidsmarkt en - niet onbelangrijk - de docenten. Hoe kan dat?
Vraag het hem en er vallen al snel drie woorden: arbeidsethos, passie en teamgeest. ‘Het valt me op dat niet alleen wij het predicaat Topopleiding hebben, maar ook de lerarenopleiding Biologie. En nou werken we daar geregeld mee samen, tot aan de corona-tijd vooral in het veldwerk. Ons team en dat van hun, wij hebben iets gemeenschappelijks. Het is een bepaald arbeidsethos, een passie die we delen. Dat is de basis voor het geheel. Daarnaast hebben we collega’s die willen meedoen in dit ‘circus’. Je kunt dit niet alleen doen. Ons team is hecht, dat van biologie ook.’
Waar dat hechte vandaan komt, valt voor hem ook wel te verklaren: ‘Het is fijn om samen met collega's op pad te gaan voor veldwerk. Ook dat doen we bij biologie en bij aardrijkskunde. In een weekje Limburg leren we van elkaar, over hoe we dingen aanpakken en oplossen. Hoe je didactisch dingen uitlegt. Ik neem mijn stadsgeografie mee, de ander bijvoorbeeld vulkanisme. We genieten van elkaars wijsheden en dat zien studenten ook. Dat gaat over wederzijdse interesse. En daar komt dan ook teamgeest uit voort.’
En hoe zit dat met die ‘passie’?
‘Die moet je hier hebben, voor studenten en voor je beroep. En het kan bij iedereen verschillend zijn. Sommigen zitten meer op het educatieve. Ze willen graag hun ervaring overdragen aan 17-jarigen, die het lef hebben om leraar te worden. Maar we hebben ook ‘vakidioten’. Als die graniet of basalt zien, worden ze helemaal enthousiast. En dat mag. Dat kan hier. Alleen: het resultaat moet zijn dat we als team allround professionals afleveren die het langer volhouden voor de klas dan drie jaar. En dat is een teamstrategie, een gezamenlijke werkwijze, ons aanvalsplan. Waarin je bereid moet zijn om soms linksback te spelen en een ander keertje rechtsvoor.’
Binnen het logge orgaan van de HU heb je te maken bureaucratie en vreemde deadlines. De werkdruk die we ervaren, komt onder andere daarvan
Terwijl hij uitweidt over een collega die 47 kilo stenen meenam uit Sicilië, komt hij bij een ander begrip dat voor hem één van de sleutels is: authenticiteit. ‘Dat moet je hebben, anders prikken studenten zo door je heen. Dat leren we onze studenten en dat zie je terug in ons team. Dat betekent ook dat we niet gaan zeggen: dit is de weg, de waarheid. Nee, je moet je eigen stijl ontwikkelen.’
Zijn collega, de stenenverzamelaar, is er een mooi voorbeeld van. ‘Hij ziet eruit als een landmark, zouden we in de geografie zeggen. Met zijn rode baard, grote hoed en gele jas. Hij is volstrekt zichzelf en studenten accepteren dat volledig. Ik neem hem graag als voorbeeld aan beginnende stagiairs: zo kan het ook, maar…. hoe hou je het vol als leerlingen je ‘té authentiek’ vinden en je het keihard terugkrijgt van hen? Want dat gaat ook gebeuren.’
En dan zijn er factoren die níet helpen op weg naar een sterk team en goed onderwijs: ‘Het gaat niet om de studiegids, en niet om het onderwijsprogramma dat we voor de accreditatiecommissie op het papier hebben gezet. Binnen het logge orgaan van de HU heb je te maken met de nodige bureaucratie en vreemde deadlines. De werkdruk die we hier ervaren, komt onder andere daarvan. Soms ervaren we het als bedilzucht, die hoofdzakelijk voort lijkt te komen uit angst voor bijvoorbeeld tegenvallende accreditaties.’
Nog een voorbeeld? Voor hem zit het in een aantal onderwijsvernieuwingen, die in de loop der jaren gepasseerd zijn. ‘Nu moet je werken met leeruitkomsten, een andere keer weer met iets anders. Ik vind het opmerkelijk dat na één succesvolle pilot 'werken met leeruitkomsten' bij Verpleegkunde daar nu HU-breed op wordt ingezet. Maar denk je dat we zo meer, sneller en betere docenten afleveren? Ik denk van niet.’
De term die bij de vele onderwijsinnovaties past voor de vakgroep is volgens hem toch wel ‘meestribbelen’. Niet zomaar iets veranderen maar eindeloos dingen ‘tegenhouden om het tegenhouden’ doen wij echt niet. Het zou fijn zijn als wij vooraf wat meer overtuigd kunnen worden van nut en noodzaak voordat er allerlei veranderingen worden doorgevoerd. Grote onderwijsinnovaties doen wij -liever- niet voor de bühne en er moet voldoende tijd voor zijn vrijgemaakt. Ontwikkelen van nieuwe manieren van toetsen gaat niet vanzelf en doen wij liever niet in onze eigen tijd.
En dan zijn er nog factoren die -onverwachts- goed hebben uitgepakt. ‘Toen we in coronatijd gedwongen thuis zaten, hebben we alle studenten benaderd: “Hoe gaat het, hoe zit jij erin, zou je niet eens afstuderen? Kom op je kan het, we gaan groepjes vormen.” Zo hebben we de boel bij elkaar geveegd en bij elkaar proberen te houden. Daarmee hebben we geïntensiveerd wat we al deden. Nu gaan we door met ze af en toe te vragen: “Hé, wat is er, ben je er afgewapperd, doe je weer mee?”
Van der Pot relativeert het succes ook. ‘We hebben wel eens een mindere periode gehad. We willen hier graag op pad, naar buiten. Veldwerk is een pijler van de opleiding. Als een aantal studenten daarover ineens minder enthousiasme toont, dan is dat lastig. Maar goed, rustig blijven is dan het beste recept. Geen paniek, want sommige problemen lossen zichzelf op. In dit geval zijn die studenten gestopt met de opleiding. Maar dan rolt er wel een lagere score uit de NSE.
Gelukkig is veruit de meerderheid enthousiast. Dat wij nu zo goed scoren, is extra mooi omdat de omstandigheden waarin wij ons werk hebben moeten doen nogal ongewoon waren. Dus het is een extra mooi compliment, maar naast onze schoenen gaan we nu niet lopen.’
Hoe zit het eigenlijk met de rest van de HU? Zijn die massaal de felicitaties komen overbrengen? En komen ze nu kijken hoe het moet?
‘Binnen het Instituut Archimedes hebben ze ons wel gefeliciteerd. Maar van daarbuiten komt niemand hier kijken, nee.’
Waar dat door komt, weet hij niet. Of ze te klein zijn om als voorbeeld te dienen voor anderen?
‘Geen idee. Bij elkaar in de keuken kijken kan zeker geen kwaad. Als ik een tijdje zou meelopen bij een andere opleiding van de HU -of zij hier – dan weet ik zeker dat we van elkaar kunnen leren. Dan kan ik wellicht adviezen meegeven vanuit onze manier van werken. En natuurlijk blijft het onze manier, ook hier moet iedereen zijn eigen weg vinden. Het zou mooi zijn als het Onderwijsfestival hieraan aandacht zou besteden. Dan kan het HU-breed worden uitgewisseld. Het is jammer dat het nauwelijks gebeurt.’
Uiteindelijk rest er wat hem betreft één conclusie: ‘De omstandigheden waarin we ons werk moeten doen, zijn alleen al de afgelopen maanden nogal variabel geweest. Laptoponderwijs, stakend OV, een gebouw dat onder water staat... het zijn variabelen waar je weinig of geen grip op hebt. Het resultaat ‘topopleiding’ kun je dan terugbrengen tot één factor: de docenten. Want die zijn de linkin pin geweest. Het zijn de mensen die hier werken, die vormen de topopleiding.’
‘Bevlogen mensen die goed lesgeven, die moet je binnen zien te houden’
Martijn van Driel (37) toont aanvankelijk enige terughoudendheid om zijn ervaringen als docent te delen in een interview met De Omslag. ‘Omdat ik nieuw ben, kan ik sommige zaken nog niet plaatsen in een grotere context. Zaken die ik nu over het voetlicht breng, verdienen misschien nuance die ik nu nog niet zie.’ Tegelijkertijd ziet hij de toegevoegde waarde: dat hij met zijn nog frisse blik, reflecteert op de organisatie waar hij sinds kort meedraait.
Door Olaf Stomp
Van Driel begon zes maanden geleden, vlak voor de zomer als docent HRM bij de Associate Degree opleiding Human Resource Management (HRM). Daarvoor werkte hij als HR-adviseur en recruiter bij vooral overheidsorganisaties. ‘Ik heb het roer omgegooid en bewust de overstap gemaakt naar het onderwijs.’
‘Je hebt als docent veel verschillende rollen, dat is absoluut waar’, zegt Van Driel. ‘Je moet in staat zijn om snel te schakelen om je werk behapbaar te houden. En je moet prioriteren. Tussen bijvoorbeeld je lessen voorbereiden, de afstemming met collega’s en de randzaken eromheen. Soms is het de keuze tussen: “ga ik mijn les van morgen goed voorbereiden” of ga ik alvast bezig met de voorbereiding van het volgende blok en het goed opzetten van de opleiding. Vaak ligt de focus op wat er op korte termijn moet gebeuren. Logisch ook, dat is urgent, je wilt dat je les goed in elkaar steekt.’
‘Ik kan niet één, twee drie zeggen hoe je dit anders zou kunnen regelen als hogeschool. Ik weet als hrm’er maar al te goed hoe lastig het is om zaken binnen organisaties te veranderen als de financiële middelen beperkt zijn.’
Van Driel werkt parttime, 24 uur. Dat maakt dat hij zijn werk goed kan doen. ‘Ik spreid mijn werkzaamheden over vier dagen, dat geeft rust en ruimte.’ Zijn collega’s en hij zijn erop gebrand om de opleiding tot een succes te maken. ‘We hebben het predicaat Top-opleiding gekregen. Die waardering krijgen, dat is toch knap voor een nieuwe opleiding.’ Een betrokken en bevlogen team, dat is wat Van Driel en zijn collega’s zijn. ‘We zetten allemaal een extra stap, ook buiten werktijd.’
Hij is zich bewust van de valkuilen daarbij. ‘Als je een groot verantwoordelijkheidsgevoel hebt, een tikkeltje perfectionistisch bent, hoofd- en bijzaken niet goed kunt scheiden, dan is het gevaar dat je ten onder gaat aan de werkdruk.’ Zijn team is er scherp op dat dit niet gebeurt bij hun opleiding. ‘Dat gesprek voeren we met elkaar, het staat nadrukkelijk op ons netvlies.’
Een aanzienlijk deel van de nieuwe docenten stopt binnen een paar jaar bij de hogeschool. Van Driel betreurt dat. ‘Het is erg jammer wanneer gemotiveerde mensen die goed kunnen lesgeven afhaken op randzaken. Er is een docententekort, bevlogen mensen moet je binnen zien te houden.’
Docent aan het woord
scroll
Docent aan het woord
‘Bevlogen mensen die goed lesgeven, die moet je binnen zien te houden’
Martijn van Driel (37) toont aanvankelijk enige terughoudendheid om zijn ervaringen als docent te delen in een interview met De Omslag. ‘Omdat ik nieuw ben, kan ik sommige zaken nog niet plaatsen in een grotere context. Zaken die ik nu over het voetlicht breng, verdienen misschien nuance die ik nu nog niet zie.’ Tegelijkertijd ziet hij de toegevoegde waarde: dat hij met zijn nog frisse blik, reflecteert op de organisatie waar hij sinds kort meedraait.
Door Olaf Stomp
Van Driel begon zes maanden geleden, vlak voor de zomer als docent HRM bij de Associate Degree opleiding Human Resource Management (HRM). Daarvoor werkte hij als HR-adviseur en recruiter bij vooral overheidsorganisaties. ‘Ik heb het roer omgegooid en bewust de overstap gemaakt naar het onderwijs.’
‘Je hebt als docent veel verschillende rollen, dat is absoluut waar’, zegt Van Driel. ‘Je moet in staat zijn om snel te schakelen om je werk behapbaar te houden. En je moet prioriteren. Tussen bijvoorbeeld je lessen voorbereiden, de afstemming met collega’s en de randzaken eromheen. Soms is het de keuze tussen: “ga ik mijn les van morgen goed voorbereiden” of ga ik alvast bezig met de voorbereiding van het volgende blok en het goed opzetten van de opleiding. Vaak ligt de focus op wat er op korte termijn moet gebeuren. Logisch ook, dat is urgent, je wilt dat je les goed in elkaar steekt.’
‘Ik kan niet één, twee drie zeggen hoe je dit anders zou kunnen regelen als hogeschool. Ik weet als hrm’er maar al te goed hoe lastig het is om zaken binnen organisaties te veranderen als de financiële middelen beperkt zijn.’
Van Driel werkt parttime, 24 uur. Dat maakt dat hij zijn werk goed kan doen. ‘Ik spreid mijn werkzaamheden over vier dagen, dat geeft rust en ruimte.’ Zijn collega’s en hij zijn erop gebrand om de opleiding tot een succes te maken. ‘We hebben het predicaat Top-opleiding gekregen. Die waardering krijgen, dat is toch knap voor een nieuwe opleiding.’ Een betrokken en bevlogen team, dat is wat Van Driel en zijn collega’s zijn. ‘We zetten allemaal een extra stap, ook buiten werktijd.’
Hij is zich bewust van de valkuilen daarbij. ‘Als je een groot verantwoordelijkheidsgevoel hebt, een tikkeltje perfectionistisch bent, hoofd- en bijzaken niet goed kunt scheiden, dan is het gevaar dat je ten onder gaat aan de werkdruk.’ Zijn team is er scherp op dat dit niet gebeurt bij hun opleiding. ‘Dat gesprek voeren we met elkaar, het staat nadrukkelijk op ons netvlies.’
Een aanzienlijk deel van de nieuwe docenten stopt binnen een paar jaar bij de hogeschool. Van Driel betreurt dat. ‘Het is erg jammer wanneer gemotiveerde mensen die goed kunnen lesgeven afhaken op randzaken. Er is een docententekort, bevlogen mensen moet je binnen zien te houden.’
scroll
Achtergrond
Docent aan het woord
‘Bevlogen mensen die goed lesgeven, die moet je binnen zien te houden’
Martijn van Driel (37) toont aanvankelijk enige terughoudendheid om zijn ervaringen als docent te delen in een interview met De Omslag. ‘Omdat ik nieuw ben, kan ik sommige zaken nog niet plaatsen in een grotere context. Zaken die ik nu over het voetlicht breng, verdienen misschien nuance die ik nu nog niet zie.’ Tegelijkertijd ziet hij de toegevoegde waarde: dat hij met zijn nog frisse blik, reflecteert op de organisatie waar hij sinds kort meedraait.
Door Olaf Stomp
Van Driel begon zes maanden geleden, vlak voor de zomer als docent HRM bij de Associate Degree opleiding Human Resource Management (HRM). Daarvoor werkte hij als HR-adviseur en recruiter bij vooral overheidsorganisaties. ‘Ik heb het roer omgegooid en bewust de overstap gemaakt naar het onderwijs.’
‘Je hebt als docent veel verschillende rollen, dat is absoluut waar’, zegt Van Driel. ‘Je moet in staat zijn om snel te schakelen om je werk behapbaar te houden. En je moet prioriteren. Tussen bijvoorbeeld je lessen voorbereiden, de afstemming met collega’s en de randzaken eromheen. Soms is het de keuze tussen: “ga ik mijn les van morgen goed voorbereiden” of ga ik alvast bezig met de voorbereiding van het volgende blok en het goed opzetten van de opleiding. Vaak ligt de focus op wat er op korte termijn moet gebeuren. Logisch ook, dat is urgent, je wilt dat je les goed in elkaar steekt.’
‘Ik kan niet één, twee drie zeggen hoe je dit anders zou kunnen regelen als hogeschool. Ik weet als hrm’er maar al te goed hoe lastig het is om zaken binnen organisaties te veranderen als de financiële middelen beperkt zijn.’
Van Driel werkt parttime, 24 uur. Dat maakt dat hij zijn werk goed kan doen. ‘Ik spreid mijn werkzaamheden over vier dagen, dat geeft rust en ruimte.’ Zijn collega’s en hij zijn erop gebrand om de opleiding tot een succes te maken. ‘We hebben het predicaat Top-opleiding gekregen. Die waardering krijgen, dat is toch knap voor een nieuwe opleiding.’ Een betrokken en bevlogen team, dat is wat Van Driel en zijn collega’s zijn. ‘We zetten allemaal een extra stap, ook buiten werktijd.’
Hij is zich bewust van de valkuilen daarbij. ‘Als je een groot verantwoordelijkheidsgevoel hebt, een tikkeltje perfectionistisch bent, hoofd- en bijzaken niet goed kunt scheiden, dan is het gevaar dat je ten onder gaat aan de werkdruk.’ Zijn team is er scherp op dat dit niet gebeurt bij hun opleiding. ‘Dat gesprek voeren we met elkaar, het staat nadrukkelijk op ons netvlies.’
Een aanzienlijk deel van de nieuwe docenten stopt binnen een paar jaar bij de hogeschool. Van Driel betreurt dat. ‘Het is erg jammer wanneer gemotiveerde mensen die goed kunnen lesgeven afhaken op randzaken. Er is een docententekort, bevlogen mensen moet je binnen zien te houden.’
scroll
Train een docent in het doceren van kritisch leren denken
Studenten kritisch leren denken is een belangrijke doelstelling van het hoger onderwijs, aldus Eva Janssen, die in januari 2021 promoveerde op dit onderwerp aan de Universiteit Utrecht. Docenten spelen een belangrijke rol en moeten daarin getraind worden. Wanneer dat niet gebeurt, wordt het moeilijker voor hen om aan studenten uit te leggen waarom er een bias (vooroordeel) in hun redeneren zit.
Door Janny Ruardy
Janssen onderzocht hoe hbo-docenten bij Avans hogeschool de nodige kennis en vaardigheden kunnen krijgen die nodig zijn voor het onderwijzen van een essentieel aspect van kritisch denken: het vermogen om bias in het redeneren en besluitvorming te voorkomen.
Volgens Janssen laten mensen zich snel misleiden door hun eigen overtuigingen en vormen meningen op basis van een geval in plaats van een bredere context in ogenschouw te nemen. Volgens haar onderzoek bedienen mensen zich voortdurend van foute redenaties, soms met beslissingen die slecht uitpakken.
Daarom is het belangrijk dat kritische denkvaardigheden een belangrijke rol in het onderwijs krijgen. Daarvoor moeten docenten zelf kritische denkvaardigheden bezitten, die op studenten over kunnen brengen en natuurlijk het belang ervan inzien.
Uit Janssens onderzoek bij Avans bleek, dat van de 263 ondervraagde docenten vooral de hoger opgeleide docenten kritisch denken in het onderwijs belangrijk vonden en zich daar ook competenter in voelden. Een bijbehorende docententraining tijdens het onderzoek bleek een positief effect te hebben op de vaardigheid van docenten om kritisch denken aan te leren. Ook konden ze na de training beter uitleggen waarom er een bias zat in de redenering van studenten.
Onderzoek
Onderzoek
Train een docent in het doceren van kritisch leren denken
Studenten kritisch leren denken is een belangrijke doelstelling van het hoger onderwijs, aldus Eva Janssen, die in januari 2021 promoveerde op dit onderwerp aan de Universiteit Utrecht. Docenten spelen een belangrijke rol en moeten daarin getraind worden. Wanneer dat niet gebeurt, wordt het moeilijker voor hen om aan studenten uit te leggen waarom er een bias (vooroordeel) in hun redeneren zit.
Door Janny Ruardy
Janssen onderzocht hoe hbo-docenten bij Avans hogeschool de nodige kennis en vaardigheden kunnen krijgen die nodig zijn voor het onderwijzen van een essentieel aspect van kritisch denken: het vermogen om bias in het redeneren en besluitvorming te voorkomen.
Volgens Janssen laten mensen zich snel misleiden door hun eigen overtuigingen en vormen meningen op basis van een geval in plaats van een bredere context in ogenschouw te nemen. Volgens haar onderzoek bedienen mensen zich voortdurend van foute redenaties, soms met beslissingen die slecht uitpakken.
Daarom is het belangrijk dat kritische denkvaardigheden een belangrijke rol in het onderwijs krijgen. Daarvoor moeten docenten zelf kritische denkvaardigheden bezitten, die op studenten over kunnen brengen en natuurlijk het belang ervan inzien.
Uit Janssens onderzoek bij Avans bleek, dat van de 263 ondervraagde docenten vooral de hoger opgeleide docenten kritisch denken in het onderwijs belangrijk vonden en zich daar ook competenter in voelden. Een bijbehorende docententraining tijdens het onderzoek bleek een positief effect te hebben op de vaardigheid van docenten om kritisch denken aan te leren. Ook konden ze na de training beter uitleggen waarom er een bias zat in de redenering van studenten.
scroll
Achtergrond
Train een docent in het doceren van kritisch leren denken
Studenten kritisch leren denken is een belangrijke doelstelling van het hoger onderwijs, aldus Eva Janssen, die in januari 2021 promoveerde op dit onderwerp aan de Universiteit Utrecht. Docenten spelen een belangrijke rol en moeten daarin getraind worden. Wanneer dat niet gebeurt, wordt het moeilijker voor hen om aan studenten uit te leggen waarom er een bias (vooroordeel) in hun redeneren zit.
Door Janny Ruardy
Janssen onderzocht hoe hbo-docenten bij Avans hogeschool de nodige kennis en vaardigheden kunnen krijgen die nodig zijn voor het onderwijzen van een essentieel aspect van kritisch denken: het vermogen om bias in het redeneren en besluitvorming te voorkomen.
Volgens Janssen laten mensen zich snel misleiden door hun eigen overtuigingen en vormen meningen op basis van een geval in plaats van een bredere context in ogenschouw te nemen. Volgens haar onderzoek bedienen mensen zich voortdurend van foute redenaties, soms met beslissingen die slecht uitpakken.
Daarom is het belangrijk dat kritische denkvaardigheden een belangrijke rol in het onderwijs krijgen. Daarvoor moeten docenten zelf kritische denkvaardigheden bezitten, die op studenten over kunnen brengen en natuurlijk het belang ervan inzien.
Uit Janssens onderzoek bij Avans bleek, dat van de 263 ondervraagde docenten vooral de hoger opgeleide docenten kritisch denken in het onderwijs belangrijk vonden en zich daar ook competenter in voelden. Een bijbehorende docententraining tijdens het onderzoek bleek een positief effect te hebben op de vaardigheid van docenten om kritisch denken aan te leren. Ook konden ze na de training beter uitleggen waarom er een bias zat in de redenering van studenten.
Onderzoek
Chapeau
scroll
Studenten aan het woord
Studenten aan het woord
Achtergrond
Studenten aan het woord
scroll
Extra uren zien als hobby
Gerben Roefs is sinds 2015 docent muziektherapie bij Vaktherapie aan HU Amersfoort. Eerst voor 0.6, nu voor 0.8. Ook Gerben heeft aarzelingen of hij De Omslag wil spreken over het docentschap. Waarom? ‘Ik maak zoveel uren, als ik hiervoor een uur vrijmaak, dan blijven er andere zaken liggen. Waarom ik toch meedoe, is dat ik het heel belangrijk vind om het over werkdruk van docenten te hebben. Ik kan daar individueel wat aan doen, maar het is belangrijker om te werken aan cultuurverandering.’
Door Janny Ruardy
Toen Roefs zeven jaar geleden bij de HU kwam werken, verbaasde hij zich. Hij was gewend om even een kop koffie met collega’s te drinken en gezamenlijk te lunchen. Zijn nieuwe collega’s hadden daar geen tijd voor. ‘Werkdruk zit in de cultuur van de HU’, zegt hij. Gerben zit na al die tijd ook in hetzelfde regime. Door het blokkenrooster is er net nog een kwartiertje tijd om je boterham op te eten.
‘Recentelijk hebben we als team besloten om het anders in te richten. We beginnen een kwartier eerder met de les, om toch even lunchpauze te hebben. Toch komt daar weinig van terecht in de praktijk, want er moet altijd iets tussendoor geregeld worden. We werken en gaan door, we werken en gaan door.’
Voor Gerben is er meer in het leven dan werken. ‘Als je veertig uur hebt, dan moet je niet zestig uur werken. Ik vind kwaliteit van leven, familie en hobby’s ook belangrijk. In mijn vorige banen was werk en privé met elkaar in balans. Nu moet ik die scherp in de gaten houden.’
Hoe? ‘Ik scheid werk en privé letterlijk. Woensdagochtend begint mijn werkdag in de metro vanuit Spijkenisse en wanneer de metro vrijdagavond weer binnenrijdt, dan sluit ik mijn laptop. Ik slaap twee nachten in Amersfoort. Ik stop alles in die drie dagen. Dat werkt goed. Ik werk sinds kort wel op maandag thuis, omdat ik in de toets expertgroep zit.’
Roefs is inmiddels een oudgediende op zijn opleiding. Hij was de eerste van de verjongingsslag in het docententeam. De afgelopen jaren zijn veel oude collega’s vertrokken, sommigen na een dienstverband van dertig jaar of meer. Die namen al hun kennis mee en een aantal had die kennis in het hoofd en niet op papier.
Dat was best lastig voor jonge docenten die net startten. ‘Eigenlijk zijn wij drie opleidingen, we hadden weinig docenten, moesten veel taken doen, kregen te maken met veel moeilijker studentvragen en we wilden ook nog flexibel zijn. ‘Ik weet na zeven jaar veel en heb daardoor allemaal extra taken gekregen: toets expert, lid van de curriculumcommissie, instroom coördinator….
Jonge docenten krijgen onvoldoende tijd om zich goed in te werken door de waan van de dag. Het onderwijs moet doorgaan. Ze staan dus direct voor de klas en dragen kennis over. En omdat we onze kennistoetsen willen verbeteren in de opleiding, leveren ze hier vaak een bijdrage aan. En ondertussen halen ze de basiskwalificatie. Er komt veel op hen af en dat wisten ze niet van tevoren. Dat is dan echt overleven.’
Elke dinsdag werkt Gerben in de ggz als muziektherapeut met ouderen die in crisis zijn opgenomen. Hier haalt hij voor een deel zijn inspiratie vandaan. Hij blijft zich daarnaast bij- en nascholen, en geeft die kennis weer door aan zijn studenten.
En hij maakt keuzes. ‘Ik heb nog 260 mails staan waar ik wat mee moet. Het onderwijs heeft prioriteit, net als ad hoc klussen die moeten, zoals een toets aanpassen. Andere dingen schuif ik naar de achtergrond. Een oud-collega zei eens, dat hij door de werkdruk minder kwaliteit leverde, een ander zei dat het docentschap als een roeping voelt en daardoor makkelijker om het goed uit te willen voeren.’ Gerben vindt dat laatste een valkuil. De extra uren die hij maakt, labelt hij als hobby. ‘Op woensdagen maak ik vaak een dag van zestien uur en zal dat ook moeten doen om de door mij gewenste (minimum)kwaliteit te leveren.’
Voor het college van bestuur heeft hij een advies: ‘schrap een duur werkbelevingsonderzoek en laat iemand eens een dag meelopen met een docent en kijk op basis hiervan wat wel of niet tot de taakbelasting van een docent hoort.’
Docent aan het woord
Docent aan het woord
Extra uren zien als hobby
Gerben Roefs is sinds 2015 docent muziektherapie bij Vaktherapie aan HU Amersfoort. Eerst voor 0.6, nu voor 0.8. Ook Gerben heeft aarzelingen of hij De Omslag wil spreken over het docentschap. Waarom? ‘Ik maak zoveel uren, als ik hiervoor een uur vrijmaak, dan blijven er andere zaken liggen. Waarom ik toch meedoe, is dat ik het heel belangrijk vind om het over werkdruk van docenten te hebben. Ik kan daar individueel wat aan doen, maar het is belangrijker om te werken aan cultuurverandering.’
Door Janny Ruardy
Toen Roefs zeven jaar geleden bij de HU kwam werken, verbaasde hij zich. Hij was gewend om even een kop koffie met collega’s te drinken en gezamenlijk te lunchen. Zijn nieuwe collega’s hadden daar geen tijd voor. ‘Werkdruk zit in de cultuur van de HU’, zegt hij. Gerben zit na al die tijd ook in hetzelfde regime. Door het blokkenrooster is er net nog een kwartiertje tijd om je boterham op te eten.
‘Recentelijk hebben we als team besloten om het anders in te richten. We beginnen een kwartier eerder met de les, om toch even lunchpauze te hebben. Toch komt daar weinig van terecht in de praktijk, want er moet altijd iets tussendoor geregeld worden. We werken en gaan door, we werken en gaan door.’
Voor Gerben is er meer in het leven dan werken. ‘Als je veertig uur hebt, dan moet je niet zestig uur werken. Ik vind kwaliteit van leven, familie en hobby’s ook belangrijk. In mijn vorige banen was werk en privé met elkaar in balans. Nu moet ik die scherp in de gaten houden.’
Hoe? ‘Ik scheid werk en privé letterlijk. Woensdagochtend begint mijn werkdag in de metro vanuit Spijkenisse en wanneer de metro vrijdagavond weer binnenrijdt, dan sluit ik mijn laptop. Ik slaap twee nachten in Amersfoort. Ik stop alles in die drie dagen. Dat werkt goed. Ik werk sinds kort wel op maandag thuis, omdat ik in de toets expertgroep zit.’
Roefs is inmiddels een oudgediende op zijn opleiding. Hij was de eerste van de verjongingsslag in het docententeam. De afgelopen jaren zijn veel oude collega’s vertrokken, sommigen na een dienstverband van dertig jaar of meer. Die namen al hun kennis mee en een aantal had die kennis in het hoofd en niet op papier.
Dat was best lastig voor jonge docenten die net startten. ‘Eigenlijk zijn wij drie opleidingen, we hadden weinig docenten, moesten veel taken doen, kregen te maken met veel moeilijker studentvragen en we wilden ook nog flexibel zijn. ‘Ik weet na zeven jaar veel en heb daardoor allemaal extra taken gekregen: toets expert, lid van de curriculumcommissie, instroom coördinator….
Jonge docenten krijgen onvoldoende tijd om zich goed in te werken door de waan van de dag. Het onderwijs moet doorgaan. Ze staan dus direct voor de klas en dragen kennis over. En omdat we onze kennistoetsen willen verbeteren in de opleiding, leveren ze hier vaak een bijdrage aan. En ondertussen halen ze de basiskwalificatie. Er komt veel op hen af en dat wisten ze niet van tevoren. Dat is dan echt overleven.’
Elke dinsdag werkt Gerben in de ggz als muziektherapeut met ouderen die in crisis zijn opgenomen. Hier haalt hij voor een deel zijn inspiratie vandaan. Hij blijft zich daarnaast bij- en nascholen, en geeft die kennis weer door aan zijn studenten.
En hij maakt keuzes. ‘Ik heb nog 260 mails staan waar ik wat mee moet. Het onderwijs heeft prioriteit, net als ad hoc klussen die moeten, zoals een toets aanpassen. Andere dingen schuif ik naar de achtergrond. Een oud-collega zei eens, dat hij door de werkdruk minder kwaliteit leverde, een ander zei dat het docentschap als een roeping voelt en daardoor makkelijker om het goed uit te willen voeren.’ Gerben vindt dat laatste een valkuil. De extra uren die hij maakt, labelt hij als hobby. ‘Op woensdagen maak ik vaak een dag van zestien uur en zal dat ook moeten doen om de door mij gewenste (minimum)kwaliteit te leveren.’
Voor het college van bestuur heeft hij een advies: ‘schrap een duur werkbelevingsonderzoek en laat iemand eens een dag meelopen met een docent en kijk op basis hiervan wat wel of niet tot de taakbelasting van een docent hoort.’
scroll
Achtergrond
Docent aan het woord
Extra uren zien als hobby
Gerben Roefs is sinds 2015 docent muziektherapie bij Vaktherapie aan HU Amersfoort. Eerst voor 0.6, nu voor 0.8. Ook Gerben heeft aarzelingen of hij De Omslag wil spreken over het docentschap. Waarom? ‘Ik maak zoveel uren, als ik hiervoor een uur vrijmaak, dan blijven er andere zaken liggen. Waarom ik toch meedoe, is dat ik het heel belangrijk vind om het over werkdruk van docenten te hebben. Ik kan daar individueel wat aan doen, maar het is belangrijker om te werken aan cultuurverandering.’
Door Janny Ruardy
Toen Roefs zeven jaar geleden bij de HU kwam werken, verbaasde hij zich. Hij was gewend om even een kop koffie met collega’s te drinken en gezamenlijk te lunchen. Zijn nieuwe collega’s hadden daar geen tijd voor. ‘Werkdruk zit in de cultuur van de HU’, zegt hij. Gerben zit na al die tijd ook in hetzelfde regime. Door het blokkenrooster is er net nog een kwartiertje tijd om je boterham op te eten.
‘Recentelijk hebben we als team besloten om het anders in te richten. We beginnen een kwartier eerder met de les, om toch even lunchpauze te hebben. Toch komt daar weinig van terecht in de praktijk, want er moet altijd iets tussendoor geregeld worden. We werken en gaan door, we werken en gaan door.’
Voor Gerben is er meer in het leven dan werken. ‘Als je veertig uur hebt, dan moet je niet zestig uur werken. Ik vind kwaliteit van leven, familie en hobby’s ook belangrijk. In mijn vorige banen was werk en privé met elkaar in balans. Nu moet ik die scherp in de gaten houden.’
Hoe? ‘Ik scheid werk en privé letterlijk. Woensdagochtend begint mijn werkdag in de metro vanuit Spijkenisse en wanneer de metro vrijdagavond weer binnenrijdt, dan sluit ik mijn laptop. Ik slaap twee nachten in Amersfoort. Ik stop alles in die drie dagen. Dat werkt goed. Ik werk sinds kort wel op maandag thuis, omdat ik in de toets expertgroep zit.’
Roefs is inmiddels een oudgediende op zijn opleiding. Hij was de eerste van de verjongingsslag in het docententeam. De afgelopen jaren zijn veel oude collega’s vertrokken, sommigen na een dienstverband van dertig jaar of meer. Die namen al hun kennis mee en een aantal had die kennis in het hoofd en niet op papier.
Dat was best lastig voor jonge docenten die net startten. ‘Eigenlijk zijn wij drie opleidingen, we hadden weinig docenten, moesten veel taken doen, kregen te maken met veel moeilijker studentvragen en we wilden ook nog flexibel zijn. ‘Ik weet na zeven jaar veel en heb daardoor allemaal extra taken gekregen: toets expert, lid van de curriculumcommissie, instroom coördinator….
Jonge docenten krijgen onvoldoende tijd om zich goed in te werken door de waan van de dag. Het onderwijs moet doorgaan. Ze staan dus direct voor de klas en dragen kennis over. En omdat we onze kennistoetsen willen verbeteren in de opleiding, leveren ze hier vaak een bijdrage aan. En ondertussen halen ze de basiskwalificatie. Er komt veel op hen af en dat wisten ze niet van tevoren. Dat is dan echt overleven.’
Elke dinsdag werkt Gerben in de ggz als muziektherapeut met ouderen die in crisis zijn opgenomen. Hier haalt hij voor een deel zijn inspiratie vandaan. Hij blijft zich daarnaast bij- en nascholen, en geeft die kennis weer door aan zijn studenten.
En hij maakt keuzes. ‘Ik heb nog 260 mails staan waar ik wat mee moet. Het onderwijs heeft prioriteit, net als ad hoc klussen die moeten, zoals een toets aanpassen. Andere dingen schuif ik naar de achtergrond. Een oud-collega zei eens, dat hij door de werkdruk minder kwaliteit leverde, een ander zei dat het docentschap als een roeping voelt en daardoor makkelijker om het goed uit te willen voeren.’ Gerben vindt dat laatste een valkuil. De extra uren die hij maakt, labelt hij als hobby. ‘Op woensdagen maak ik vaak een dag van zestien uur en zal dat ook moeten doen om de door mij gewenste (minimum)kwaliteit te leveren.’
Voor het college van bestuur heeft hij een advies: ‘schrap een duur werkbelevingsonderzoek en laat iemand eens een dag meelopen met een docent en kijk op basis hiervan wat wel of niet tot de taakbelasting van een docent hoort.’
Chapeau
scroll
Colofon
Productie en eindredactie:
Janny Ruardy
Tekst:
Marc Janssen
Janny Ruardy
Olaf Stomp
Fotografie:
Kees Rutten
Coverillustratie:
Marc Kolle
Video:
Hilde Verweij
Vormgeving en realisatie:
Een online magazine over onderwijs, onderzoek, studenten en docenten. Gericht op de toekomst en puttend uit het verleden.
In maart 2023 komt het volgende nummer uit.
Wie het interessant vindt om mee te denken hierover of ideeën heeft voor artikelen in een van de volgende nummers, mail naar:
Een online magazine over onderwijs, onderzoek, studenten en docenten. Gericht op de toekomst en puttend uit het verleden.
In maart 2023 komt het volgende nummer uit.
Wie het interessant vindt om mee te denken hierover of ideeën heeft voor artikelen in een van de volgende nummers, mail naar:
Colofon
Productie en eindredactie:
Janny Ruardy
Tekst:
Marc Janssen
Janny Ruardy
Olaf Stomp
Fotografie:
Kees Rutten
Coverillustratie:
Marc Kolle
Video:
Hilde Verweij
Vormgeving en realisatie:
Achtergrond
Een online magazine over onderwijs, onderzoek, studenten en docenten. Gericht op de toekomst en puttend uit het verleden.
In maart 2023 komt het volgende nummer uit.
Wie het interessant vindt om mee te denken hierover of ideeën heeft voor artikelen in een van de volgende nummers, mail naar:
Colofon
Productie en eindredactie:
Janny Ruardy
Tekst:
Marc Janssen
Janny Ruardy
Olaf Stomp
Fotografie:
Kees Rutten
Coverillustratie:
Marc Kolle
Video:
Hilde Verweij
Vormgeving en realisatie: