Chapeau
De zaal stroomde tot twee keer bomvol voor een inspiratiesessie tijdens de jaaropening van de HU in het Beatrixtheater op 31 augustus. Thema van de sessie was AI in het onderwijs verzorgd door Barend Last, schrijver, spreker, inspirator en onderwijsadviseur. Er kwamen vooral docenten op af die hier binnen de HU mee te maken hebben. Of je nu wilt of niet.
De ontwikkelingen gaan zo snel, dat een magazine hierover al verouderd is op het moment van verschijnen. Kranten melden dagelijks nieuws over copyright, het klonen van stemmen die niet van echt zijn te onderscheiden, hoe mensen de dupe worden van de algoritmes in de programma’s, maar ook over kansen die het biedt.
Een ding werd duidelijk in de sessie van Barend. Het onderwijs is aan een paradigmashift toe. Volgens Last moet het wantrouwen dat er nu is tegenover AI omgebogen worden in vertrouwen en is het tijd om het goede gesprek met studenten voeren. Demystificeer van AI naar IA (Intelligentie Augmentatie) is zijn boodschap en gebruik AI als een gereedschap. Laat het voor je werken en niet tegen je werken. En daar moet het onderwijs in gaan investeren. Het is ook de boodschap van een aantal mensen dat in dit nummer aan het woord komt. Sietske Tacoma gebruikt AI om haar studenten statistiek te laten begrijpen.
Docent lerarenopleiding Geschiedenis Pieter Mannak en informatiespecialist Educatie Pim Renou geven samen workshops en denken na hoe je een extra dimensie aan je lessen kunt geven dankzij ChatGPT. Studenten krijgen hierdoor een beter inzicht in historische gebeurtenissen, zoals in waarom Napoleon zijn bij Slag bij Waterloo verloor?
Een ding is duidelijk. Of je het nu wel of niet leuk of eng vindt, je zult mee moeten met de ontwikkeling en zoals Last zegt, omarm het als vriend en niet als vijand.
Stefan Leijnen is lector Artificial Intelligence aan de HU. Welke mogelijkheden biedt de technologie ons, hoe schat hij de risico’s in? En wat gaat AI betekenen voor het onderwijs aan de hogeschool en de beroepen waartoe de HU opleidt? ‘We staan met AI nog zo aan het begin van verandering.’
Door Olaf Stomp
AI biedt tal van kansen maar het moet zich tegelijkertijd in de praktijk nog bewijzen. De krantenpagina’s staan de laatste tijd vol van wat AI ons kan bieden. Toepassingen in bijvoorbeeld de medische sector. Zoals laatst: een bericht over iemand met een dwarslaesie die weer kon lopen met hulp van AI.’
Stefan Leijnen is sinds 2019 lector Artificial Intelligence aan de Hogeschool Utrecht. Waar media en het grote publiek pas sinds een half jaar op het onderwerp AI duiken, houdt hij zich al twintig jaar met het thema bezig. ‘Hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt met al die spectaculaire voorbeelden waarover we lezen, we staan nog maar aan het begin met AI’, benadrukt Leijnen. ‘Er komt de komende jaren nog veel meer aan.’
Zelflerende technologie bestaat eigenlijk al lang in de informatietechnologie, betoogt Leijnen. ‘Het echt nieuwe van AI is de mate van autonomie die we de technologie geven. Grote besluiten laten we steeds meer aan AI-systemen omdat we ze als mens niet meer kunnen overzien. En systemen zijn zo complex geworden dat wij het niet meer kúnnen begrijpen.’
Tovenaarsleerling
Met die laatste opmerking raakt de lector aan wat in het maatschappelijk debat en in de media ook nadrukkelijk over AI aan bod komt, de schaduwkant ervan: dat de AI-technologie de mens zou gaan overheersen. En in het meest donkerste scenario: dat AI uiteindelijk de ondergang van de mensheid inluidt.
Leijnen gebruikt hierbij de metafoor uit het klassieke verhaal De Tovenaarsleerling. De leerling van de tovenaar betovert een bezemsteel zodat deze voor hem water gaat halen. De bezem gaat echter door met zijn werk tot de hele kamer overstroomt, de leerling weet de bezem niet meer te stoppen. Hij hakt in paniek de bezem aan stukken maar elk stukje wordt een nieuwe bezem die weer water gaat halen. Uiteindelijk is het de tovenaar die het probleem oplost.
Grote besluiten laten we steeds meer aan AI-systemen omdat we ze als mens niet meer kunnen overzien
‘Wij moeten als mens de tovenaar zien te blijven’, stelt Leijnen. Hij ziet daarbij een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. ‘Die moet de regie hebben. Je kunt het niet aan bedrijven overlaten, die hebben de verkeerde impuls: winstgedrevenheid, dat wat de aandeelhouders willen.’ De Utrechtse lector ziet de rol van de overheid tweeledig: aan de ene kant als facilitator en stimulator van onderzoek en van bijvoorbeeld start ups. Anderzijds, ‘aan de achterkant, zou je kunnen zeggen’ als bewaker van wat wel en niet mag: door wetgeving en toezicht. ‘En daar tussenin laat je het aan de markt over.’
Hoger salaris
Bij het lectoraat Artificial Intelligence aan de HU, staan maatschappelijke waarden rond het onderzoek en de ontwikkeling van AI hoog in het vaandel. Uitgangspunt is de AI-technologie in goede banen te leiden en de grenzen van AI te verkennen en waar nodig vast te leggen. Mensgerichte waarden als transparantie, vertrouwen, creativiteit en autonomie staan daarbij centraal. Leijnen: ‘We geloven sterk in het bouwen van AI-technologie vanuit de juiste waarden.’ Hij ziet die maatschappelijke betrokkenheid stevig verankerd bij HU-collega’s en bij collega’s op universiteiten die zich met AI bezighouden. Tekenend is dit, zegt hij: ‘Alle onderzoekers en hoogleraren krijgen aanbiedingen om tegen een hoger salaris voor een AI-bedrijf te gaan werken. Maar die kiezen ervoor om onderzoek te blijven doen omdat ze het belangrijk vinden.’
Fabeltjesfuik
Het onderzoek waarin het HU-lectoraat samenwerkt met RTL, VPRO, NPO en Beeld & Geluid illustreert die maatschappelijke gedrevenheid. Centraal daarin staat “de fabeltjesfuik”. Dit fenomeen - de term is gemunt door Arjen Lubach – houdt in dat algoritmen in de hand werken dat mensen nepnieuws en complotten gaan geloven. Leijnen: ‘Wij doen onderzoek naar hoe je dat voorkomt.
Een ander voorbeeld is hoe je met AI kunt werken aan inclusieve spraakherkenning zodat je naast ABN ook allerlei accenten en dialecten kunt herkennen. En hoe AI naast vertalingen van teksten bij kan dragen aan het eenvoudiger maken van teksten. Met het oog op het groeiend aantal laaggeletterden in de samenleving, een erg nuttige toepassing.
Op zijn kop gezet
AI zal voor de arbeidsmarkt grote consequenties gaan hebben, dat is zeker. Ook voor beroepen waarvoor de HU opleidt. Leijnen: ‘Er is een aantal beroepen waarin AI een grote rol gaat spelen. Ik vertel niets nieuws door te zeggen dat dit voor beroepen als vertaler of radioloog het geval zal zijn. Daar boekt AI resultaten die mensen niet kunnen boeken.’
In breder perspectief lijkt AI kwalitatief momenteel nog tekort te schieten zegt Leijnen. ‘Neem de journalistiek. ChatGPT kan wel eenvoudige nieuwsberichten maken. Maar geen diepgaande analyses en fact-checking zoals een goede journalist dat kan.’
Toch zullen de HU en andere onderwijsinstellingen zich door de AI-ontwikkelingen op de arbeidsmarkt moeten heroriënteren, benadrukt Leijnen. Het beroepenveld gaat enorm veranderen. ‘Wat moeten studenten weten als ze zijn afgestudeerd? Ik loop zelf natuurlijk veel bij ICT-opleidingen rond. Wat je daar ziet is dat door de AI-ontwikkelen het vak van programmeur compleet op zijn kop is gezet.’
Wedloop
Ook voor de inrichting van het onderwijs zal AI grote consequenties gaan hebben, beweert Leijnen. In de appgroep met zijn collega’s brak een levendige discussie los toen het gebruik van ChatGPT een hoge vlucht bleek te hebben genomen. ‘Een collega zei voor de grap dat de tijd van werkstukken die je thuis kan maken daarmee wel voorbij was.’ Het is niet nieuw betoogt Leijnen. ‘Met de komst van de rekenmachine hebben we dit ook gehad. Er waren toen protesten van wiskundeleraren. En met internet en Wikipedia.’
Volgens de lector dwingt de nieuwe technologie de hogeschool niettemin om goed na te denken over hoe je wil meten wat studenten leren. ‘De vraag is bijvoorbeeld of het schrijven van een werkstuk van een x-aantal pagina's wel de juiste manier is daarvoor.’ Gaan controleren of een werkstuk door ChatGPT is geschreven, is niet de weg vindt hij. ‘Die wedloop ga je nooit winnen.’
. . .
Stefan Leijnen is lector Artificial Intelligence aan de HU. Welke mogelijkheden biedt de technologie ons, hoe schat hij de risico’s in? En wat gaat AI betekenen voor het onderwijs aan de hogeschool en de beroepen waartoe de HU opleidt? ‘We staan met AI nog zo aan het begin van verandering.’
Door Olaf Stomp
AI biedt tal van kansen maar het moet zich tegelijkertijd in de praktijk nog bewijzen. De krantenpagina’s staan de laatste tijd vol van wat AI ons kan bieden. Toepassingen in bijvoorbeeld de medische sector. Zoals laatst: een bericht over iemand met een dwarslaesie die weer kon lopen met hulp van AI.’
Stefan Leijnen is sinds 2019 lector Artificial Intelligence aan de Hogeschool Utrecht. Waar media en het grote publiek pas sinds een half jaar op het onderwerp AI duiken, houdt hij zich al twintig jaar met het thema bezig. ‘Hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt met al die spectaculaire voorbeelden waarover we lezen, we staan nog maar aan het begin met AI’, benadrukt Leijnen. ‘Er komt de komende jaren nog veel meer aan.’
Zelflerende technologie bestaat eigenlijk al lang in de informatietechnologie, betoogt Leijnen. ‘Het echt nieuwe van AI is de mate van autonomie die we de technologie geven. Grote besluiten laten we steeds meer aan AI-systemen omdat we ze als mens niet meer kunnen overzien. En systemen zijn zo complex geworden dat wij het niet meer kúnnen begrijpen.’
Tovenaarsleerling
Met die laatste opmerking raakt de lector aan wat in het maatschappelijk debat en in de media ook nadrukkelijk over AI aan bod komt, de schaduwkant ervan: dat de AI-technologie de mens zou gaan overheersen. En in het meest donkerste scenario: dat AI uiteindelijk de ondergang van de mensheid inluidt.
Leijnen gebruikt hierbij de metafoor uit het klassieke verhaal De Tovenaarsleerling. De leerling van de tovenaar betovert een bezemsteel zodat deze voor hem water gaat halen. De bezem gaat echter door met zijn werk tot de hele kamer overstroomt, de leerling weet de bezem niet meer te stoppen. Hij hakt in paniek de bezem aan stukken maar elk stukje wordt een nieuwe bezem die weer water gaat halen. Uiteindelijk is het de tovenaar die het probleem oplost.
Grote besluiten laten we steeds meer aan AI-systemen omdat we ze als mens niet meer kunnen overzien
‘Wij moeten als mens de tovenaar zien te blijven’, stelt Leijnen. Hij ziet daarbij een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. ‘Die moet de regie hebben. Je kunt het niet aan bedrijven overlaten, die hebben de verkeerde impuls: winstgedrevenheid, dat wat de aandeelhouders willen.’ De Utrechtse lector ziet de rol van de overheid tweeledig: aan de ene kant als facilitator en stimulator van onderzoek en van bijvoorbeeld start ups. Anderzijds, ‘aan de achterkant, zou je kunnen zeggen’ als bewaker van wat wel en niet mag: door wetgeving en toezicht. ‘En daar tussenin laat je het aan de markt over.’
Hoger salaris
Bij het lectoraat Artificial Intelligence aan de HU, staan maatschappelijke waarden rond het onderzoek en de ontwikkeling van AI hoog in het vaandel. Uitgangspunt is de AI-technologie in goede banen te leiden en de grenzen van AI te verkennen en waar nodig vast te leggen. Mensgerichte waarden als transparantie, vertrouwen, creativiteit en autonomie staan daarbij centraal. Leijnen: ‘We geloven sterk in het bouwen van AI-technologie vanuit de juiste waarden.’ Hij ziet die maatschappelijke betrokkenheid stevig verankerd bij HU-collega’s en bij collega’s op universiteiten die zich met AI bezighouden. Tekenend is dit, zegt hij: ‘Alle onderzoekers en hoogleraren krijgen aanbiedingen om tegen een hoger salaris voor een AI-bedrijf te gaan werken. Maar die kiezen ervoor om onderzoek te blijven doen omdat ze het belangrijk vinden.’
Fabeltjesfuik
Het onderzoek waarin het HU-lectoraat samenwerkt met RTL, VPRO, NPO en Beeld & Geluid illustreert die maatschappelijke gedrevenheid. Centraal daarin staat “de fabeltjesfuik”. Dit fenomeen - de term is gemunt door Arjen Lubach – houdt in dat algoritmen in de hand werken dat mensen nepnieuws en complotten gaan geloven. Leijnen: ‘Wij doen onderzoek naar hoe je dat voorkomt.
Een ander voorbeeld is hoe je met AI kunt werken aan inclusieve spraakherkenning zodat je naast ABN ook allerlei accenten en dialecten kunt herkennen. En hoe AI naast vertalingen van teksten bij kan dragen aan het eenvoudiger maken van teksten. Met het oog op het groeiend aantal laaggeletterden in de samenleving, een erg nuttige toepassing.
Op zijn kop gezet
AI zal voor de arbeidsmarkt grote consequenties gaan hebben, dat is zeker. Ook voor beroepen waarvoor de HU opleidt. Leijnen: ‘Er is een aantal beroepen waarin AI een grote rol gaat spelen. Ik vertel niets nieuws door te zeggen dat dit voor beroepen als vertaler of radioloog het geval zal zijn. Daar boekt AI resultaten die mensen niet kunnen boeken.’
In breder perspectief lijkt AI kwalitatief momenteel nog tekort te schieten zegt Leijnen. ‘Neem de journalistiek. ChatGPT kan wel eenvoudige nieuwsberichten maken. Maar geen diepgaande analyses en fact-checking zoals een goede journalist dat kan.’
Toch zullen de HU en andere onderwijsinstellingen zich door de AI-ontwikkelingen op de arbeidsmarkt moeten heroriënteren, benadrukt Leijnen. Het beroepenveld gaat enorm veranderen. ‘Wat moeten studenten weten als ze zijn afgestudeerd? Ik loop zelf natuurlijk veel bij ICT-opleidingen rond. Wat je daar ziet is dat door de AI-ontwikkelen het vak van programmeur compleet op zijn kop is gezet.’
Wedloop
Ook voor de inrichting van het onderwijs zal AI grote consequenties gaan hebben, beweert Leijnen. In de appgroep met zijn collega’s brak een levendige discussie los toen het gebruik van ChatGPT een hoge vlucht bleek te hebben genomen. ‘Een collega zei voor de grap dat de tijd van werkstukken die je thuis kan maken daarmee wel voorbij was.’ Het is niet nieuw betoogt Leijnen. ‘Met de komst van de rekenmachine hebben we dit ook gehad. Er waren toen protesten van wiskundeleraren. En met internet en Wikipedia.’
Volgens de lector dwingt de nieuwe technologie de hogeschool niettemin om goed na te denken over hoe je wil meten wat studenten leren. ‘De vraag is bijvoorbeeld of het schrijven van een werkstuk van een x-aantal pagina's wel de juiste manier is daarvoor.’ Gaan controleren of een werkstuk door ChatGPT is geschreven, is niet de weg vindt hij. ‘Die wedloop ga je nooit winnen.’
. . .
Stefan Leijnen is lector Artificial Intelligence aan de HU. Welke mogelijkheden biedt de technologie ons, hoe schat hij de risico’s in? En wat gaat AI betekenen voor het onderwijs aan de hogeschool en de beroepen waartoe de HU opleidt? ‘We staan met AI nog zo aan het begin van verandering.’
Door Olaf Stomp
AI biedt tal van kansen maar het moet zich tegelijkertijd in de praktijk nog bewijzen. De krantenpagina’s staan de laatste tijd vol van wat AI ons kan bieden. Toepassingen in bijvoorbeeld de medische sector. Zoals laatst: een bericht over iemand met een dwarslaesie die weer kon lopen met hulp van AI.’
Stefan Leijnen is sinds 2019 lector Artificial Intelligence aan de Hogeschool Utrecht. Waar media en het grote publiek pas sinds een half jaar op het onderwerp AI duiken, houdt hij zich al twintig jaar met het thema bezig. ‘Hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt met al die spectaculaire voorbeelden waarover we lezen, we staan nog maar aan het begin met AI’, benadrukt Leijnen. ‘Er komt de komende jaren nog veel meer aan.’
Zelflerende technologie bestaat eigenlijk al lang in de informatietechnologie, betoogt Leijnen. ‘Het echt nieuwe van AI is de mate van autonomie die we de technologie geven. Grote besluiten laten we steeds meer aan AI-systemen omdat we ze als mens niet meer kunnen overzien. En systemen zijn zo complex geworden dat wij het niet meer kúnnen begrijpen.’
Tovenaarsleerling
Met die laatste opmerking raakt de lector aan wat in het maatschappelijk debat en in de media ook nadrukkelijk over AI aan bod komt, de schaduwkant ervan: dat de AI-technologie de mens zou gaan overheersen. En in het meest donkerste scenario: dat AI uiteindelijk de ondergang van de mensheid inluidt.
Leijnen gebruikt hierbij de metafoor uit het klassieke verhaal De Tovenaarsleerling. De leerling van de tovenaar betovert een bezemsteel zodat deze voor hem water gaat halen. De bezem gaat echter door met zijn werk tot de hele kamer overstroomt, de leerling weet de bezem niet meer te stoppen. Hij hakt in paniek de bezem aan stukken maar elk stukje wordt een nieuwe bezem die weer water gaat halen. Uiteindelijk is het de tovenaar die het probleem oplost.
Grote besluiten laten we steeds meer aan AI-systemen omdat we ze als mens niet meer kunnen overzien
‘Wij moeten als mens de tovenaar zien te blijven’, stelt Leijnen. Hij ziet daarbij een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. ‘Die moet de regie hebben. Je kunt het niet aan bedrijven overlaten, die hebben de verkeerde impuls: winstgedrevenheid, dat wat de aandeelhouders willen.’ De Utrechtse lector ziet de rol van de overheid tweeledig: aan de ene kant als facilitator en stimulator van onderzoek en van bijvoorbeeld start ups. Anderzijds, ‘aan de achterkant, zou je kunnen zeggen’ als bewaker van wat wel en niet mag: door wetgeving en toezicht. ‘En daar tussenin laat je het aan de markt over.’
Hoger salaris
Bij het lectoraat Artificial Intelligence aan de HU, staan maatschappelijke waarden rond het onderzoek en de ontwikkeling van AI hoog in het vaandel. Uitgangspunt is de AI-technologie in goede banen te leiden en de grenzen van AI te verkennen en waar nodig vast te leggen. Mensgerichte waarden als transparantie, vertrouwen, creativiteit en autonomie staan daarbij centraal. Leijnen: ‘We geloven sterk in het bouwen van AI-technologie vanuit de juiste waarden.’ Hij ziet die maatschappelijke betrokkenheid stevig verankerd bij HU-collega’s en bij collega’s op universiteiten die zich met AI bezighouden. Tekenend is dit, zegt hij: ‘Alle onderzoekers en hoogleraren krijgen aanbiedingen om tegen een hoger salaris voor een AI-bedrijf te gaan werken. Maar die kiezen ervoor om onderzoek te blijven doen omdat ze het belangrijk vinden.’
Fabeltjesfuik
Het onderzoek waarin het HU-lectoraat samenwerkt met RTL, VPRO, NPO en Beeld & Geluid illustreert die maatschappelijke gedrevenheid. Centraal daarin staat “de fabeltjesfuik”. Dit fenomeen - de term is gemunt door Arjen Lubach – houdt in dat algoritmen in de hand werken dat mensen nepnieuws en complotten gaan geloven. Leijnen: ‘Wij doen onderzoek naar hoe je dat voorkomt.
Een ander voorbeeld is hoe je met AI kunt werken aan inclusieve spraakherkenning zodat je naast ABN ook allerlei accenten en dialecten kunt herkennen. En hoe AI naast vertalingen van teksten bij kan dragen aan het eenvoudiger maken van teksten. Met het oog op het groeiend aantal laaggeletterden in de samenleving, een erg nuttige toepassing.
Op zijn kop gezet
AI zal voor de arbeidsmarkt grote consequenties gaan hebben, dat is zeker. Ook voor beroepen waarvoor de HU opleidt. Leijnen: ‘Er is een aantal beroepen waarin AI een grote rol gaat spelen. Ik vertel niets nieuws door te zeggen dat dit voor beroepen als vertaler of radioloog het geval zal zijn. Daar boekt AI resultaten die mensen niet kunnen boeken.’
In breder perspectief lijkt AI kwalitatief momenteel nog tekort te schieten zegt Leijnen. ‘Neem de journalistiek. ChatGPT kan wel eenvoudige nieuwsberichten maken. Maar geen diepgaande analyses en fact-checking zoals een goede journalist dat kan.’
Toch zullen de HU en andere onderwijsinstellingen zich door de AI-ontwikkelingen op de arbeidsmarkt moeten heroriënteren, benadrukt Leijnen. Het beroepenveld gaat enorm veranderen. ‘Wat moeten studenten weten als ze zijn afgestudeerd? Ik loop zelf natuurlijk veel bij ICT-opleidingen rond. Wat je daar ziet is dat door de AI-ontwikkelen het vak van programmeur compleet op zijn kop is gezet.’
Wedloop
Ook voor de inrichting van het onderwijs zal AI grote consequenties gaan hebben, beweert Leijnen. In de appgroep met zijn collega’s brak een levendige discussie los toen het gebruik van ChatGPT een hoge vlucht bleek te hebben genomen. ‘Een collega zei voor de grap dat de tijd van werkstukken die je thuis kan maken daarmee wel voorbij was.’ Het is niet nieuw betoogt Leijnen. ‘Met de komst van de rekenmachine hebben we dit ook gehad. Er waren toen protesten van wiskundeleraren. En met internet en Wikipedia.’
Volgens de lector dwingt de nieuwe technologie de hogeschool niettemin om goed na te denken over hoe je wil meten wat studenten leren. ‘De vraag is bijvoorbeeld of het schrijven van een werkstuk van een x-aantal pagina's wel de juiste manier is daarvoor.’ Gaan controleren of een werkstuk door ChatGPT is geschreven, is niet de weg vindt hij. ‘Die wedloop ga je nooit winnen.’
. . .
In het HUB-Lab vind je allerlei innovatieve tools zoals virtual & augmented reality en sociale robots. Studenten, docenten en onderzoekers kunnen deze gebruiken om hun onderwijs, presentaties, onderzoek- en stagepraktijk mee te verrijken. Steeds meer mensen vinden de weg naar het lab. ‘Dan blijkt dat ze heel makkelijk zelf kunnen programmeren. Dat geeft een boost: wow, ik kan het ook!’
Door Olaf Stomp
Ik hou van dansen. Zal ik een dansje voor jullie doen?’ Nadat NOA the Robot me verwelkomt, laat hij zich van zijn lichtvoetige kant zien: als ik zijn vraag met een “ja” beantwoord, hoor ik na een paar tellen rapmuziek uit zijn binnenste en showt hij enkele hippe moves. En aan het einde van zijn praatje zegt NOA: ‘wat natuurlijk superleuk is dat je ons zelf kunt programmeren. Je denkt misschien dat programmeren vast heel moeilijk is. Maar dat valt reuze mee. Christa, zou je dat aan hen kunnen uitleggen?’
NOA the Robot is maar een van de vele attributen die te vinden zijn in het HUB-Lab. Lesstof uit alle studies aan de hogeschool kun je tot leven brengen met de technologische materialen uit het lab: VR-brillen, apps, augmented reality, platforms en robots. Scrol door de materialenlijst en je kunt zien wat in het lab allemaal voorhanden is. Iedereen op de HU kan elke werkdag langskomen of vooraf een afspraak maken voor een aanbod op maat.
Niet zonder trots
Het HUB-Lab bestaat zes jaar en maakt deel uit van de HU-bibliotheek. Marleen Nijhuis, projectleider: ‘We begonnen met één VR-bril en een robot. Nu is er een groot aanbod en hebben we een mooie workshop- en werkruimte die inmiddels uit zijn voegen barst.’ ‘We zijn nog steeds de enige hogeschoolbibliotheek met een HUB-Lab’, zegt Bianca Pannekoek, teamleider van de HU-bibliotheek niet zonder trots. ‘En we hebben het vanuit eigen middelen gefinancierd.’
Volgens Pannekoek is het aanbod en inzet van de technologische materialen uit het HUB-Lab belangrijk voor de toekomstbestendigheid van bibliotheken. ‘Dit geeft grote kansen, ook als je het hebt over AI, dat een hoge vlucht aan het nemen is. Het is een belangrijke beweging die is ingezet.’
Beslaglegging
Het aantal bezoekers stijgt sinds de start van het HUB-Lab elk jaar – zij het dat corona tijdelijk spelbreker was. Afgelopen studiejaar gaven de medewerkers 120 workshops waaraan meer dan duizend studenten en docenten deelnamen. En het aantal bezoekers dat de weg naar het lab wist te vinden, bijvoorbeeld voor het lenen van materialen, bedroeg meer dan zevenhonderd.
Studenten en docenten van alle opleidingen weten het HUB-Lab te vinden stelt Nijhuis. Ze somt een willekeurig rijtje op: Pabo, Verpleegkunde, Bewegingsstudies, ICT, Recht. ‘En ook voor bijvoorbeeld de minor neurorevalidatie. We hebben VR-brillen en apps waarmee je mensen kunt trainen om hun geheugen te verbeteren.’ Een ander voorbeeld uit de praktijk is voor de HU-opleiding Gerechtsdeurwaarder. Als gerechtsdeurwaarder heb je een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid, onder meer bij de uitvoering van een beslaglegging. In de opleiding worden virtual reality toepassingen gebruikt. Daarbij kijk je met een VR-bril rond in een huis en je kunt besluiten waar je wel of juist niet beslag op legt. Dit voelt veel echter aan dan wanneer er wat voorwerpen op een tafel in de klas liggen.
Ambassadeurs
Nijhuis benadrukt dat de HUB-lab medewerkers meedenken en waar mogelijk maatwerk leveren aan de gebruikers. ‘We zijn geen uitleenmuur, waar je iets uittrekt. En dat wij dan zeggen: “Succes ermee.” Nee, we bieden ondersteuning en denken vaak mee met studenten en docenten. We zoeken naar een aanbod dat past bij hun opleiding of bij hun opdracht. We zoeken naar aanknopingspunten.’
Er zullen ongetwijfeld docenten zijn die nog weinig op hebben met technologie en schromen om aan te kloppen bij het HUB-Lab. Nijhuis: ‘Dat klopt. Daarom doen we de suggestie aan de docenten die hier al wél komen: “Kom eens met je docententeam. Om te laten zien dat het eigenlijk ook allemaal niet zo heel spannend en eng is. Ja, je kunt hen dan als een soort ambassadeurs zien.’
Auteursrecht
Het gevoel van urgentie onder bestuurders groeit dat technologie en AI steeds belangrijker factoren worden in onderwijs en onderzoek, stelt Pannekoek. En dat daarmee ook het aantal vraagstukken toeneemt waar we nog geen antwoord hebben. ‘Hoe zit het bijvoorbeeld met auteursrecht en intellectueel eigendom? AI-programma’s creëren nieuwe beelden. De vraag is dan van wie is dat beeld?’
Ook voor de monitoring en certificering in het onderwijs zullen AI en andere technologische ontwikkelingen grote consequenties hebben, zegt Pannekoek. Nijhuis vult aan: ‘We gaan ook met de workshopdeelnemers over die onderwerpen het gesprek aan. ‘De ene docent kan lyrisch zijn over het gebruik van Chat GPT en een collega kan zeggen: “daar ga ik echt niet mee werken hoor. Dat zie ik helemaal niet zitten.” We proberen de discussies daarover te faciliteren. Het is niet zo dat wij als HUB-Lab medewerkers gaan vertellen wat docenten met de technologie moeten. We vinden het ook belangrijk dat een docententeam dat hier komt over de ethische kanten van technologie gaat nadenken.’
Doodeng
Terug naar NOA the Robot die aan Christa vroeg uit te leggen dat programmeren niet zo moeilijk is als veel mensen denken. Christa is Christa van Tongeren en informatiespecialist bij HUB-Lab. Ze instrueert deelnemers aan workshops bij het lab hoe programmeren werkt. AI, robotica en robotisering nemen inmiddels in de workshops bij het Hub-Lab standaard een plek in. Ze laat onder meer zien dat het programma Fectar het eenvoudig maakt om zelf virtual reality en augmented reality producten te ontwikkelen. Voor studenten, docenten en onderzoekers tijd- en energiebesparend en dus heel prettig. Nijhuis: ‘Wat je merkt is dat studenten en docenten soms binnenkomen en denken: ik kan niet programmeren. Ik vind het doodeng. En dat dan blijkt dat ze heel makkelijk zelf toch iets kunnen. Dat geeft altijd een boost: wow, ik kan het ook! Zo’n robot wordt veel bij de zorg en onderwijs ingezet.’
Klik hier voor meer info over het HUB-lab. (Je kunt bijvoorbeeld een virtueel bezoek brengen aan het lab).
. . .
In het HUB-Lab vind je allerlei innovatieve tools zoals virtual & augmented reality en sociale robots. Studenten, docenten en onderzoekers kunnen deze gebruiken om hun onderwijs, presentaties, onderzoek- en stagepraktijk mee te verrijken. Steeds meer mensen vinden de weg naar het lab. ‘Dan blijkt dat ze heel makkelijk zelf kunnen programmeren. Dat geeft een boost: wow, ik kan het ook!’
Door Olaf Stomp
Ik hou van dansen. Zal ik een dansje voor jullie doen?’ Nadat NOA the Robot me verwelkomt, laat hij zich van zijn lichtvoetige kant zien: als ik zijn vraag met een “ja” beantwoord, hoor ik na een paar tellen rapmuziek uit zijn binnenste en showt hij enkele hippe moves. En aan het einde van zijn praatje zegt NOA: ‘wat natuurlijk superleuk is dat je ons zelf kunt programmeren. Je denkt misschien dat programmeren vast heel moeilijk is. Maar dat valt reuze mee. Christa, zou je dat aan hen kunnen uitleggen?’
NOA the Robot is maar een van de vele attributen die te vinden zijn in het HUB-Lab. Lesstof uit alle studies aan de hogeschool kun je tot leven brengen met de technologische materialen uit het lab: VR-brillen, apps, augmented reality, platforms en robots. Scrol door de materialenlijst en je kunt zien wat in het lab allemaal voorhanden is. Iedereen op de HU kan elke werkdag langskomen of vooraf een afspraak maken voor een aanbod op maat.
Niet zonder trots
Het HUB-Lab bestaat zes jaar en maakt deel uit van de HU-bibliotheek. Marleen Nijhuis, projectleider: ‘We begonnen met één VR-bril en een robot. Nu is er een groot aanbod en hebben we een mooie workshop- en werkruimte die inmiddels uit zijn voegen barst.’ ‘We zijn nog steeds de enige hogeschoolbibliotheek met een HUB-Lab’, zegt Bianca Pannekoek, teamleider van de HU-bibliotheek niet zonder trots. ‘En we hebben het vanuit eigen middelen gefinancierd.’
Volgens Pannekoek is het aanbod en inzet van de technologische materialen uit het HUB-Lab belangrijk voor de toekomstbestendigheid van bibliotheken. ‘Dit geeft grote kansen, ook als je het hebt over AI, dat een hoge vlucht aan het nemen is. Het is een belangrijke beweging die is ingezet.’
Beslaglegging
Het aantal bezoekers stijgt sinds de start van het HUB-Lab elk jaar – zij het dat corona tijdelijk spelbreker was. Afgelopen studiejaar gaven de medewerkers 120 workshops waaraan meer dan duizend studenten en docenten deelnamen. En het aantal bezoekers dat de weg naar het lab wist te vinden, bijvoorbeeld voor het lenen van materialen, bedroeg meer dan zevenhonderd.
Studenten en docenten van alle opleidingen weten het HUB-Lab te vinden stelt Nijhuis. Ze somt een willekeurig rijtje op: Pabo, Verpleegkunde, Bewegingsstudies, ICT, Recht. ‘En ook voor bijvoorbeeld de minor neurorevalidatie. We hebben VR-brillen en apps waarmee je mensen kunt trainen om hun geheugen te verbeteren.’ Een ander voorbeeld uit de praktijk is voor de HU-opleiding Gerechtsdeurwaarder. Als gerechtsdeurwaarder heb je een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid, onder meer bij de uitvoering van een beslaglegging. In de opleiding worden virtual reality toepassingen gebruikt. Daarbij kijk je met een VR-bril rond in een huis en je kunt besluiten waar je wel of juist niet beslag op legt. Dit voelt veel echter aan dan wanneer er wat voorwerpen op een tafel in de klas liggen.
Ambassadeurs
Nijhuis benadrukt dat de HUB-lab medewerkers meedenken en waar mogelijk maatwerk leveren aan de gebruikers. ‘We zijn geen uitleenmuur, waar je iets uittrekt. En dat wij dan zeggen: “Succes ermee.” Nee, we bieden ondersteuning en denken vaak mee met studenten en docenten. We zoeken naar een aanbod dat past bij hun opleiding of bij hun opdracht. We zoeken naar aanknopingspunten.’
Er zullen ongetwijfeld docenten zijn die nog weinig op hebben met technologie en schromen om aan te kloppen bij het HUB-Lab. Nijhuis: ‘Dat klopt. Daarom doen we de suggestie aan de docenten die hier al wél komen: “Kom eens met je docententeam. Om te laten zien dat het eigenlijk ook allemaal niet zo heel spannend en eng is. Ja, je kunt hen dan als een soort ambassadeurs zien.’
Auteursrecht
Het gevoel van urgentie onder bestuurders groeit dat technologie en AI steeds belangrijker factoren worden in onderwijs en onderzoek, stelt Pannekoek. En dat daarmee ook het aantal vraagstukken toeneemt waar we nog geen antwoord hebben. ‘Hoe zit het bijvoorbeeld met auteursrecht en intellectueel eigendom? AI-programma’s creëren nieuwe beelden. De vraag is dan van wie is dat beeld?’
Ook voor de monitoring en certificering in het onderwijs zullen AI en andere technologische ontwikkelingen grote consequenties hebben, zegt Pannekoek. Nijhuis vult aan: ‘We gaan ook met de workshopdeelnemers over die onderwerpen het gesprek aan. ‘De ene docent kan lyrisch zijn over het gebruik van Chat GPT en een collega kan zeggen: “daar ga ik echt niet mee werken hoor. Dat zie ik helemaal niet zitten.” We proberen de discussies daarover te faciliteren. Het is niet zo dat wij als HUB-Lab medewerkers gaan vertellen wat docenten met de technologie moeten. We vinden het ook belangrijk dat een docententeam dat hier komt over de ethische kanten van technologie gaat nadenken.’
Doodeng
Terug naar NOA the Robot die aan Christa vroeg uit te leggen dat programmeren niet zo moeilijk is als veel mensen denken. Christa is Christa van Tongeren en informatiespecialist bij HUB-Lab. Ze instrueert deelnemers aan workshops bij het lab hoe programmeren werkt. AI, robotica en robotisering nemen inmiddels in de workshops bij het Hub-Lab standaard een plek in. Ze laat onder meer zien dat het programma Fectar het eenvoudig maakt om zelf virtual reality en augmented reality producten te ontwikkelen. Voor studenten, docenten en onderzoekers tijd- en energiebesparend en dus heel prettig. Nijhuis: ‘Wat je merkt is dat studenten en docenten soms binnenkomen en denken: ik kan niet programmeren. Ik vind het doodeng. En dat dan blijkt dat ze heel makkelijk zelf toch iets kunnen. Dat geeft altijd een boost: wow, ik kan het ook! Zo’n robot wordt veel bij de zorg en onderwijs ingezet.’
Klik hier voor meer info over het HUB-lab. (Je kunt bijvoorbeeld een virtueel bezoek brengen aan het lab).
. . .
In het HUB-Lab vind je allerlei innovatieve tools zoals virtual & augmented reality en sociale robots. Studenten, docenten en onderzoekers kunnen deze gebruiken om hun onderwijs, presentaties, onderzoek- en stagepraktijk mee te verrijken. Steeds meer mensen vinden de weg naar het lab. ‘Dan blijkt dat ze heel makkelijk zelf kunnen programmeren. Dat geeft een boost: wow, ik kan het ook!’
Door Olaf Stomp
Ik hou van dansen. Zal ik een dansje voor jullie doen?’ Nadat NOA the Robot me verwelkomt, laat hij zich van zijn lichtvoetige kant zien: als ik zijn vraag met een “ja” beantwoord, hoor ik na een paar tellen rapmuziek uit zijn binnenste en showt hij enkele hippe moves. En aan het einde van zijn praatje zegt NOA: ‘wat natuurlijk superleuk is dat je ons zelf kunt programmeren. Je denkt misschien dat programmeren vast heel moeilijk is. Maar dat valt reuze mee. Christa, zou je dat aan hen kunnen uitleggen?’
NOA the Robot is maar een van de vele attributen die te vinden zijn in het HUB-Lab. Lesstof uit alle studies aan de hogeschool kun je tot leven brengen met de technologische materialen uit het lab: VR-brillen, apps, augmented reality, platforms en robots. Scrol door de materialenlijst en je kunt zien wat in het lab allemaal voorhanden is. Iedereen op de HU kan elke werkdag langskomen of vooraf een afspraak maken voor een aanbod op maat.
Niet zonder trots
Het HUB-Lab bestaat zes jaar en maakt deel uit van de HU-bibliotheek. Marleen Nijhuis, projectleider: ‘We begonnen met één VR-bril en een robot. Nu is er een groot aanbod en hebben we een mooie workshop- en werkruimte die inmiddels uit zijn voegen barst.’ ‘We zijn nog steeds de enige hogeschoolbibliotheek met een HUB-Lab’, zegt Bianca Pannekoek, teamleider van de HU-bibliotheek niet zonder trots. ‘En we hebben het vanuit eigen middelen gefinancierd.’
Volgens Pannekoek is het aanbod en inzet van de technologische materialen uit het HUB-Lab belangrijk voor de toekomstbestendigheid van bibliotheken. ‘Dit geeft grote kansen, ook als je het hebt over AI, dat een hoge vlucht aan het nemen is. Het is een belangrijke beweging die is ingezet.’
Beslaglegging
Het aantal bezoekers stijgt sinds de start van het HUB-Lab elk jaar – zij het dat corona tijdelijk spelbreker was. Afgelopen studiejaar gaven de medewerkers 120 workshops waaraan meer dan duizend studenten en docenten deelnamen. En het aantal bezoekers dat de weg naar het lab wist te vinden, bijvoorbeeld voor het lenen van materialen, bedroeg meer dan zevenhonderd.
Studenten en docenten van alle opleidingen weten het HUB-Lab te vinden stelt Nijhuis. Ze somt een willekeurig rijtje op: Pabo, Verpleegkunde, Bewegingsstudies, ICT, Recht. ‘En ook voor bijvoorbeeld de minor neurorevalidatie. We hebben VR-brillen en apps waarmee je mensen kunt trainen om hun geheugen te verbeteren.’ Een ander voorbeeld uit de praktijk is voor de HU-opleiding Gerechtsdeurwaarder. Als gerechtsdeurwaarder heb je een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid, onder meer bij de uitvoering van een beslaglegging. In de opleiding worden virtual reality toepassingen gebruikt. Daarbij kijk je met een VR-bril rond in een huis en je kunt besluiten waar je wel of juist niet beslag op legt. Dit voelt veel echter aan dan wanneer er wat voorwerpen op een tafel in de klas liggen.
Ambassadeurs
Nijhuis benadrukt dat de HUB-lab medewerkers meedenken en waar mogelijk maatwerk leveren aan de gebruikers. ‘We zijn geen uitleenmuur, waar je iets uittrekt. En dat wij dan zeggen: “Succes ermee.” Nee, we bieden ondersteuning en denken vaak mee met studenten en docenten. We zoeken naar een aanbod dat past bij hun opleiding of bij hun opdracht. We zoeken naar aanknopingspunten.’
Er zullen ongetwijfeld docenten zijn die nog weinig op hebben met technologie en schromen om aan te kloppen bij het HUB-Lab. Nijhuis: ‘Dat klopt. Daarom doen we de suggestie aan de docenten die hier al wél komen: “Kom eens met je docententeam. Om te laten zien dat het eigenlijk ook allemaal niet zo heel spannend en eng is. Ja, je kunt hen dan als een soort ambassadeurs zien.’
Auteursrecht
Het gevoel van urgentie onder bestuurders groeit dat technologie en AI steeds belangrijker factoren worden in onderwijs en onderzoek, stelt Pannekoek. En dat daarmee ook het aantal vraagstukken toeneemt waar we nog geen antwoord hebben. ‘Hoe zit het bijvoorbeeld met auteursrecht en intellectueel eigendom? AI-programma’s creëren nieuwe beelden. De vraag is dan van wie is dat beeld?’
Ook voor de monitoring en certificering in het onderwijs zullen AI en andere technologische ontwikkelingen grote consequenties hebben, zegt Pannekoek. Nijhuis vult aan: ‘We gaan ook met de workshopdeelnemers over die onderwerpen het gesprek aan. ‘De ene docent kan lyrisch zijn over het gebruik van Chat GPT en een collega kan zeggen: “daar ga ik echt niet mee werken hoor. Dat zie ik helemaal niet zitten.” We proberen de discussies daarover te faciliteren. Het is niet zo dat wij als HUB-Lab medewerkers gaan vertellen wat docenten met de technologie moeten. We vinden het ook belangrijk dat een docententeam dat hier komt over de ethische kanten van technologie gaat nadenken.’
Doodeng
Terug naar NOA the Robot die aan Christa vroeg uit te leggen dat programmeren niet zo moeilijk is als veel mensen denken. Christa is Christa van Tongeren en informatiespecialist bij HUB-Lab. Ze instrueert deelnemers aan workshops bij het lab hoe programmeren werkt. AI, robotica en robotisering nemen inmiddels in de workshops bij het Hub-Lab standaard een plek in. Ze laat onder meer zien dat het programma Fectar het eenvoudig maakt om zelf virtual reality en augmented reality producten te ontwikkelen. Voor studenten, docenten en onderzoekers tijd- en energiebesparend en dus heel prettig. Nijhuis: ‘Wat je merkt is dat studenten en docenten soms binnenkomen en denken: ik kan niet programmeren. Ik vind het doodeng. En dat dan blijkt dat ze heel makkelijk zelf toch iets kunnen. Dat geeft altijd een boost: wow, ik kan het ook! Zo’n robot wordt veel bij de zorg en onderwijs ingezet.’
Klik hier voor meer info over het HUB-lab. (Je kunt bijvoorbeeld een virtueel bezoek brengen aan het lab).
. . .
‘We begonnen met één VR-bril en een robot. En nu hebben we heel veel’
Docent lerarenopleiding Geschiedenis Pieter Mannak en informatiespecialist Educatie Pim Renou hebben elkaar gevonden in hun enthousiasme over het gebruik van AI in het onderwijs. Ze geven samen workshops en denken na hoe je een extra dimensie aan je lessen kunt geven dankzij ChatGPT. Wat niet wil zeggen, dat ze niet kritisch zijn.
Door Janny Ruardy
Jullie zijn enthousiast over het gebruik van AI/ChatGPT in het onderwijs. Leg eens uit?
Pieter: ‘In ons vakgebied geschiedenis zijn veel dingen niet beschikbaar. Het verleden kun je niet meer opnieuw benaderen. Je kunt niet, zoals bij aardrijkskunde de grens overgaan, een ander land bezoeken en daar kijken hoe het is. Om leerlingen een idee te geven hoe iets in het verleden heeft plaatsgevonden, kan ChatGPT behulpzaam zijn.’
Pim: ‘Een voorbeeld hiervan is dat we hem hebben ingezet voor een interview met een historische persoon, Napoleon in dit geval, maar je kunt natuurlijk iedereen noemen. En dan is het interessant om te zien dat je toch een soort van fictieve interactie met het verleden kan aangaan.’
Pim: ‘Je weet natuurlijk nooit wat iemand geantwoord zou hebben op vragen die je stelt. Tegelijkertijd is dat algoritme wel getraind op juiste informatie en data, waardoor de antwoorden die eruit komen interessant kunnen zijn en wel degelijk historische bronnen mee kunnen nemen.’
Pieter: ‘Dat je niet blind moet vertrouwen op wat er terugkomt op de respons van de machine, dat is evident. Maar een nieuwe interactie met een gegenereerde versie van het verleden zit er wel in. Dat is waar ik enthousiast over ben. Toen ChatGPT nog niet bestond, gebruikte ik de interviewvorm al wel eens als werkvorm, gewoon in de les. Leerlingen moesten zelf verzinnen hoe Napoleon ergens op gereageerd zou hebben.’
Geeft ChatGPT ook de context weer van een historische gebeurtenis?
Pieter: Dat is een van de voordelen van wat ChatGPT kan. Neem de Slag bij Waterloo (was de ondergang van Napoleon Bonaparte, die verslagen werd door een Europees coalitieleger, red). Op basis van feitelijke informatie uit de databases, over zoiets groots als de Slag bij Waterloo, heeft de machine een aardige bak met informatie waar hij uit kan putten. En dat helpt leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs de context te begrijpen, waarin deze slag plaatsvond. Met behulp van ChatGPT borduur ik eigenlijk voort op een werkvorm die ik al eerder inzette, maar toch vaak lastig bleek, zeker in de onderbouw.’
Zijn jullie ook ergens minder enthousiast over?
Pieter: ‘Ik zie welke ethische of onethische kanten eraan zitten. Maar ik ben iemand die denkt in mogelijkheden. Dus wat nou als je hier als docent wat mee wilt en je les leuker wil maken. En wanneer studenten en leerlingen iets ‘leuk’ vinden, dan krijgen ze daar energie van. Zoals een historische figuur interviewen. Dat spreekt meer aan, dan een stukje over hem lezen. Terwijl je je doelstelling natuurlijk niet uit het oog moet verliezen.’
Pim: Het is voor mij ook belangrijk om met dit soort nieuwe technologieën, nieuwe leercontexten bezig te zijn. En als ik in mag breken Pieter, jij zegt leuker dan “lees maar een stukje over Napoleon”. Maar volgens mij ben jij altijd al degene die zegt, “het een komt niet in plaats van het ander”’.
Pieter: ‘Het kan inderdaad een mooie introductie zijn voor verdere verdieping in een onderwerp. Het is niet zo dat je de lesmethode eruit gooit. Het is juist een goede start en het prikkelt.’
Pim: ‘Ja, verandering van spijs doet eten. Maar je gebruikt het niet voor niks, want je hebt er een doel mee. Om studenten enthousiast te maken of ze op andere inzichten te brengen.’
Terugkomend op het interview met Napoleon. Snijden zijn antwoorden hout?
Pieter: ‘Jazeker. Op de vraag waarom Napoleon de slag heeft verloren, geeft de machine aan, dat het hard geregend had en hij zijn paarden niet meer goed kon inzetten.’
Pim: ‘Ja, dat is historisch juist. En hij geeft zelf ook al een disclaimer dat hij geen persoon is. Napoleon zou mogelijk zo gereageerd hebben. Dus er komen antwoorden uit die houtsnijden. Maar dat is denk ik het mooie dat je het als aanvullend materiaal kan gebruiken. Het is interessant als je naast dat interview nog een feitelijk historische bron gebruikt. Als je studenten vraagt de antwoorden naast elkaar te leggen, werken ze ook nog aan bronvaardigheden. Dan gaan ze nadenken over bronkritiek, betrouwbaarheid, etc. Dus het is een extra middel dat je als docent kan inzetten.’
Hoe ervaren studenten het?
Pieter: ‘De vragen die ze weleens inhoudelijk hebben over de stof, kunnen ze ook aan ChatGPT stellen op elk moment van de dag. Dus je hebt eigenlijk een soort van op afroep beschikbaar hulpinstrument. Er was ook eerder een bedrijf, Mr Chadd, voor vragen. Maar dan moest je een account voor hebben en stelde je je vraag aan een persoon. Meestal kreeg je binnen een kwartier antwoord. Ik weet dat veel mensen daarmee werkten. Met ChatGPT krijg je een reactie van een tekstbot. En het is gratis. Nog wel. Hij beschikt over een veel grotere basis aan data, waardoor hij studenten een richting op kan helpen.’
Pim: ‘Je hebt veel meer mogelijkheden. Je kunt drie voorbeelden vragen en filteren. Wat vind ik wel/niet interessant.’
Pieter: ‘Of ik kan met behulp van ChatGPT een extra dimensie toevoegen aan een opdracht. Dus ja, wat levert het op? Inspiratie. Maar ook vaardigheden voor studenten om mee aan de slag te gaan voor hun eigen werk.’
Wij leiden studenten op als docent in het voortgezet onderwijs. Leerlingen maken gebruik van ChatGPT. Daarom is het belangrijk dat ze zich bewust worden welke toetsvormen ze inzetten, zeker bij vakken waarbij veel tekst wordt geschreven. Bedenk hoe je hierom heen kunt werken. Het is dus ook een beroepsvoorbereiding om studenten te trainen voor de praktijk.’
Naast de mogelijkheden, zijn er zorgen over deze snelle ontwikkeling. Delen jullie deze zorg?
Pim: Er kunnen fouten insluipen. Of dat er antwoorden komen waarvan je denkt, dit heb je zelf verzonnen. Het algoritme maakt nu nog beginnersfouten. Maar je weet, het ontwikkelt zich door. Dus het zal steeds accurater worden. Daarnaast heeft de HU een missie om studenten mediawijsheid mee te geven. Zeker voor deze doelgroep is dat belangrijk. Jonge studenten kritisch te leren denken. Waarvoor gebruik je het wel of niet.’
Pieter: ‘We moeten goed nadenken over toetsen. Zodat studenten niet een antwoord genereren dat copy-paste ingeleverd kan worden als eigen werk. Dat is erg om een paar redenen. Er kunnen fouten in zitten die je dan mee kopieert. Maar belangrijker is dat we afspraken hebben in het onderwijs over toetsen en dat je plagiaat moet voorkomen.
Pim: Je mag ChatGPT best als bron gebruiken, maar je moet kunnen laten zien hoe je ermee omgaat en naar verwijst. Je moet aan je docent inzichtelijk kunnen maken hoe je AI hebt gebruikt. Ik wil die zowel in de bronvermelding zien, als de interactie met ChatGPT. Het is hetzelfde als een student bij Pieter een verslag inlevert waar hij alleen maar Wikipedia als bron opgeeft. Dan is het geen plagiaat, maar is wel aanleiding om het gesprek hierover aan te gaan.
Je hoeft nu als leerling of student weinig moeite meer te doen om een bepaald antwoord te krijgen op je vraag. Waar je eerder artikelen las of boeken naast elkaar legde. Daar zit een bepaalde vaardigheid in. Hoe filter ik uit een wat grotere bak met informatie. Je kunt het ook vergelijken met onderzoeksvaardigheden. Door zo'n chatbot haal je die stap er eigenlijk uit. Het zoeken, het filteren en daarna tot een antwoord komen.’
Pieter: ‘Niet meer kritisch leren denken, dat vind ik ergens wel een gevaar. Dat je hierdoor niet meer aan die vaardigheden toekomt, als je het klakkeloos kan inzetten. Bij geschiedenis is het belangrijk dat je kunt duiden. De meeste voldoening haal je als je ergens tegenaan loopt. Als je er moeite voor doet om het probleem te tackelen. En daarna tot een oplossing of tot een uitwerking komt. Je moet kunnen analyseren en verbanden kunnen leggen. Over de Slag bij Waterloo zijn veel bronnen. Maar ook daar kun je tien verschillende benaderingswijzes pakken. Als je er boeken bij pakt, dan kom je tot die tien.’
Pieter: ‘Maar zoals eerder gezegd, gebruik ik AI vooral als introductie. Als je een nieuw onderwerp moet leren, dan kijk je ook snel even bij Wikipedia. Het betekent ook, dat we moeten nadenken over andere werkvormen binnen het onderwijs met een steeds intelligentere machine.’
Er is ook zorg over desinformatie
Pieter: ‘Dat zijn wel dingen die belangrijk gaan worden. Een Slag bij Waterloo is natuurlijk vrij veilig. Dat was al lang geleden. Daar zijn al veel bronnen en analyses over. Maar als je het over recentere geschiedenis hebt, met richting en meningen, dan wordt het misschien wat ingewikkelder. Met één druk op de knop wordt het toch eendimensionaal, heb ik het idee. Met bronnen moet je goed uitkijken. Het is wellicht hetzelfde als met een TomTom of Google Maps. Als niemand meer kaart kan lezen, snap je de omgeving ook minder. Ik had het hier laatst met vrienden over. Die zeiden: “Maar hoe erg is dat dan? Want toen het internet kwam zei men het ook. En dat gebruiken we allemaal.” Dus ik besef me dat het misschien glad ijs is.’
. . .
Docent lerarenopleiding Geschiedenis Pieter Mannak en informatiespecialist Educatie Pim Renou hebben elkaar gevonden in hun enthousiasme over het gebruik van AI in het onderwijs. Ze geven samen workshops en denken na hoe je een extra dimensie aan je lessen kunt geven dankzij ChatGPT. Wat niet wil zeggen, dat ze niet kritisch zijn.
Door Janny Ruardy
Jullie zijn enthousiast over het gebruik van AI/ChatGPT in het onderwijs. Leg eens uit?
Pieter: ‘In ons vakgebied geschiedenis zijn veel dingen niet beschikbaar. Het verleden kun je niet meer opnieuw benaderen. Je kunt niet, zoals bij aardrijkskunde de grens overgaan, een ander land bezoeken en daar kijken hoe het is. Om leerlingen een idee te geven hoe iets in het verleden heeft plaatsgevonden, kan ChatGPT behulpzaam zijn.’
Pim: ‘Een voorbeeld hiervan is dat we hem hebben ingezet voor een interview met een historische persoon, Napoleon in dit geval, maar je kunt natuurlijk iedereen noemen. En dan is het interessant om te zien dat je toch een soort van fictieve interactie met het verleden kan aangaan.’
Pim: ‘Je weet natuurlijk nooit wat iemand geantwoord zou hebben op vragen die je stelt. Tegelijkertijd is dat algoritme wel getraind op juiste informatie en data, waardoor de antwoorden die eruit komen interessant kunnen zijn en wel degelijk historische bronnen mee kunnen nemen.’
Pieter: ‘Dat je niet blind moet vertrouwen op wat er terugkomt op de respons van de machine, dat is evident. Maar een nieuwe interactie met een gegenereerde versie van het verleden zit er wel in. Dat is waar ik enthousiast over ben. Toen ChatGPT nog niet bestond, gebruikte ik de interviewvorm al wel eens als werkvorm, gewoon in de les. Leerlingen moesten zelf verzinnen hoe Napoleon ergens op gereageerd zou hebben.’
Geeft ChatGPT ook de context weer van een historische gebeurtenis?
Pieter: Dat is een van de voordelen van wat ChatGPT kan. Neem de Slag bij Waterloo (was de ondergang van Napoleon Bonaparte, die verslagen werd door een Europees coalitieleger, red). Op basis van feitelijke informatie uit de databases, over zoiets groots als de Slag bij Waterloo, heeft de machine een aardige bak met informatie waar hij uit kan putten. En dat helpt leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs de context te begrijpen, waarin deze slag plaatsvond. Met behulp van ChatGPT borduur ik eigenlijk voort op een werkvorm die ik al eerder inzette, maar toch vaak lastig bleek, zeker in de onderbouw.’
Zijn jullie ook ergens minder enthousiast over?
Pieter: ‘Ik zie welke ethische of onethische kanten eraan zitten. Maar ik ben iemand die denkt in mogelijkheden. Dus wat nou als je hier als docent wat mee wilt en je les leuker wil maken. En wanneer studenten en leerlingen iets ‘leuk’ vinden, dan krijgen ze daar energie van. Zoals een historische figuur interviewen. Dat spreekt meer aan, dan een stukje over hem lezen. Terwijl je je doelstelling natuurlijk niet uit het oog moet verliezen.’
Pim: Het is voor mij ook belangrijk om met dit soort nieuwe technologieën, nieuwe leercontexten bezig te zijn. En als ik in mag breken Pieter, jij zegt leuker dan “lees maar een stukje over Napoleon”. Maar volgens mij ben jij altijd al degene die zegt, “het een komt niet in plaats van het ander”’.
Pieter: ‘Het kan inderdaad een mooie introductie zijn voor verdere verdieping in een onderwerp. Het is niet zo dat je de lesmethode eruit gooit. Het is juist een goede start en het prikkelt.’
Pim: ‘Ja, verandering van spijs doet eten. Maar je gebruikt het niet voor niks, want je hebt er een doel mee. Om studenten enthousiast te maken of ze op andere inzichten te brengen.’
Terugkomend op het interview met Napoleon. Snijden zijn antwoorden hout?
Pieter: ‘Jazeker. Op de vraag waarom Napoleon de slag heeft verloren, geeft de machine aan, dat het hard geregend had en hij zijn paarden niet meer goed kon inzetten.’
Pim: ‘Ja, dat is historisch juist. En hij geeft zelf ook al een disclaimer dat hij geen persoon is. Napoleon zou mogelijk zo gereageerd hebben. Dus er komen antwoorden uit die houtsnijden. Maar dat is denk ik het mooie dat je het als aanvullend materiaal kan gebruiken. Het is interessant als je naast dat interview nog een feitelijk historische bron gebruikt. Als je studenten vraagt de antwoorden naast elkaar te leggen, werken ze ook nog aan bronvaardigheden. Dan gaan ze nadenken over bronkritiek, betrouwbaarheid, etc. Dus het is een extra middel dat je als docent kan inzetten.’
Hoe ervaren studenten het?
Pieter: ‘De vragen die ze weleens inhoudelijk hebben over de stof, kunnen ze ook aan ChatGPT stellen op elk moment van de dag. Dus je hebt eigenlijk een soort van op afroep beschikbaar hulpinstrument. Er was ook eerder een bedrijf, Mr Chadd, voor vragen. Maar dan moest je een account voor hebben en stelde je je vraag aan een persoon. Meestal kreeg je binnen een kwartier antwoord. Ik weet dat veel mensen daarmee werkten. Met ChatGPT krijg je een reactie van een tekstbot. En het is gratis. Nog wel. Hij beschikt over een veel grotere basis aan data, waardoor hij studenten een richting op kan helpen.’
Pim: ‘Je hebt veel meer mogelijkheden. Je kunt drie voorbeelden vragen en filteren. Wat vind ik wel/niet interessant.’
Pieter: ‘Of ik kan met behulp van ChatGPT een extra dimensie toevoegen aan een opdracht. Dus ja, wat levert het op? Inspiratie. Maar ook vaardigheden voor studenten om mee aan de slag te gaan voor hun eigen werk.’
Wij leiden studenten op als docent in het voortgezet onderwijs. Leerlingen maken gebruik van ChatGPT. Daarom is het belangrijk dat ze zich bewust worden welke toetsvormen ze inzetten, zeker bij vakken waarbij veel tekst wordt geschreven. Bedenk hoe je hierom heen kunt werken. Het is dus ook een beroepsvoorbereiding om studenten te trainen voor de praktijk.’
Naast de mogelijkheden, zijn er zorgen over deze snelle ontwikkeling. Delen jullie deze zorg?
Pim: Er kunnen fouten insluipen. Of dat er antwoorden komen waarvan je denkt, dit heb je zelf verzonnen. Het algoritme maakt nu nog beginnersfouten. Maar je weet, het ontwikkelt zich door. Dus het zal steeds accurater worden. Daarnaast heeft de HU een missie om studenten mediawijsheid mee te geven. Zeker voor deze doelgroep is dat belangrijk. Jonge studenten kritisch te leren denken. Waarvoor gebruik je het wel of niet.’
Pieter: ‘We moeten goed nadenken over toetsen. Zodat studenten niet een antwoord genereren dat copy-paste ingeleverd kan worden als eigen werk. Dat is erg om een paar redenen. Er kunnen fouten in zitten die je dan mee kopieert. Maar belangrijker is dat we afspraken hebben in het onderwijs over toetsen en dat je plagiaat moet voorkomen.
Pim: Je mag ChatGPT best als bron gebruiken, maar je moet kunnen laten zien hoe je ermee omgaat en naar verwijst. Je moet aan je docent inzichtelijk kunnen maken hoe je AI hebt gebruikt. Ik wil die zowel in de bronvermelding zien, als de interactie met ChatGPT. Het is hetzelfde als een student bij Pieter een verslag inlevert waar hij alleen maar Wikipedia als bron opgeeft. Dan is het geen plagiaat, maar is wel aanleiding om het gesprek hierover aan te gaan.
Je hoeft nu als leerling of student weinig moeite meer te doen om een bepaald antwoord te krijgen op je vraag. Waar je eerder artikelen las of boeken naast elkaar legde. Daar zit een bepaalde vaardigheid in. Hoe filter ik uit een wat grotere bak met informatie. Je kunt het ook vergelijken met onderzoeksvaardigheden. Door zo'n chatbot haal je die stap er eigenlijk uit. Het zoeken, het filteren en daarna tot een antwoord komen.’
Pieter: ‘Niet meer kritisch leren denken, dat vind ik ergens wel een gevaar. Dat je hierdoor niet meer aan die vaardigheden toekomt, als je het klakkeloos kan inzetten. Bij geschiedenis is het belangrijk dat je kunt duiden. De meeste voldoening haal je als je ergens tegenaan loopt. Als je er moeite voor doet om het probleem te tackelen. En daarna tot een oplossing of tot een uitwerking komt. Je moet kunnen analyseren en verbanden kunnen leggen. Over de Slag bij Waterloo zijn veel bronnen. Maar ook daar kun je tien verschillende benaderingswijzes pakken. Als je er boeken bij pakt, dan kom je tot die tien.’
Pieter: ‘Maar zoals eerder gezegd, gebruik ik AI vooral als introductie. Als je een nieuw onderwerp moet leren, dan kijk je ook snel even bij Wikipedia. Het betekent ook, dat we moeten nadenken over andere werkvormen binnen het onderwijs met een steeds intelligentere machine.’
Er is ook zorg over desinformatie
Pieter: ‘Dat zijn wel dingen die belangrijk gaan worden. Een Slag bij Waterloo is natuurlijk vrij veilig. Dat was al lang geleden. Daar zijn al veel bronnen en analyses over. Maar als je het over recentere geschiedenis hebt, met richting en meningen, dan wordt het misschien wat ingewikkelder. Met één druk op de knop wordt het toch eendimensionaal, heb ik het idee. Met bronnen moet je goed uitkijken. Het is wellicht hetzelfde als met een TomTom of Google Maps. Als niemand meer kaart kan lezen, snap je de omgeving ook minder. Ik had het hier laatst met vrienden over. Die zeiden: “Maar hoe erg is dat dan? Want toen het internet kwam zei men het ook. En dat gebruiken we allemaal.” Dus ik besef me dat het misschien glad ijs is.’
. . .
Docent lerarenopleiding Geschiedenis Pieter Mannak en informatiespecialist Educatie Pim Renou hebben elkaar gevonden in hun enthousiasme over het gebruik van AI in het onderwijs. Ze geven samen workshops en denken na hoe je een extra dimensie aan je lessen kunt geven dankzij ChatGPT. Wat niet wil zeggen, dat ze niet kritisch zijn.
Door Janny Ruardy
Jullie zijn enthousiast over het gebruik van AI/ChatGPT in het onderwijs. Leg eens uit?
Pieter: ‘In ons vakgebied geschiedenis zijn veel dingen niet beschikbaar. Het verleden kun je niet meer opnieuw benaderen. Je kunt niet, zoals bij aardrijkskunde de grens overgaan, een ander land bezoeken en daar kijken hoe het is. Om leerlingen een idee te geven hoe iets in het verleden heeft plaatsgevonden, kan ChatGPT behulpzaam zijn.’
Pim: ‘Een voorbeeld hiervan is dat we hem hebben ingezet voor een interview met een historische persoon, Napoleon in dit geval, maar je kunt natuurlijk iedereen noemen. En dan is het interessant om te zien dat je toch een soort van fictieve interactie met het verleden kan aangaan.’
Pim: ‘Je weet natuurlijk nooit wat iemand geantwoord zou hebben op vragen die je stelt. Tegelijkertijd is dat algoritme wel getraind op juiste informatie en data, waardoor de antwoorden die eruit komen interessant kunnen zijn en wel degelijk historische bronnen mee kunnen nemen.’
Pieter: ‘Dat je niet blind moet vertrouwen op wat er terugkomt op de respons van de machine, dat is evident. Maar een nieuwe interactie met een gegenereerde versie van het verleden zit er wel in. Dat is waar ik enthousiast over ben. Toen ChatGPT nog niet bestond, gebruikte ik de interviewvorm al wel eens als werkvorm, gewoon in de les. Leerlingen moesten zelf verzinnen hoe Napoleon ergens op gereageerd zou hebben.’
Geeft ChatGPT ook de context weer van een historische gebeurtenis?
Pieter: Dat is een van de voordelen van wat ChatGPT kan. Neem de Slag bij Waterloo (was de ondergang van Napoleon Bonaparte, die verslagen werd door een Europees coalitieleger, red). Op basis van feitelijke informatie uit de databases, over zoiets groots als de Slag bij Waterloo, heeft de machine een aardige bak met informatie waar hij uit kan putten. En dat helpt leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs de context te begrijpen, waarin deze slag plaatsvond. Met behulp van ChatGPT borduur ik eigenlijk voort op een werkvorm die ik al eerder inzette, maar toch vaak lastig bleek, zeker in de onderbouw.’
Zijn jullie ook ergens minder enthousiast over?
Pieter: ‘Ik zie welke ethische of onethische kanten eraan zitten. Maar ik ben iemand die denkt in mogelijkheden. Dus wat nou als je hier als docent wat mee wilt en je les leuker wil maken. En wanneer studenten en leerlingen iets ‘leuk’ vinden, dan krijgen ze daar energie van. Zoals een historische figuur interviewen. Dat spreekt meer aan, dan een stukje over hem lezen. Terwijl je je doelstelling natuurlijk niet uit het oog moet verliezen.’
Pim: Het is voor mij ook belangrijk om met dit soort nieuwe technologieën, nieuwe leercontexten bezig te zijn. En als ik in mag breken Pieter, jij zegt leuker dan “lees maar een stukje over Napoleon”. Maar volgens mij ben jij altijd al degene die zegt, “het een komt niet in plaats van het ander”’.
Pieter: ‘Het kan inderdaad een mooie introductie zijn voor verdere verdieping in een onderwerp. Het is niet zo dat je de lesmethode eruit gooit. Het is juist een goede start en het prikkelt.’
Pim: ‘Ja, verandering van spijs doet eten. Maar je gebruikt het niet voor niks, want je hebt er een doel mee. Om studenten enthousiast te maken of ze op andere inzichten te brengen.’
Terugkomend op het interview met Napoleon. Snijden zijn antwoorden hout?
Pieter: ‘Jazeker. Op de vraag waarom Napoleon de slag heeft verloren, geeft de machine aan, dat het hard geregend had en hij zijn paarden niet meer goed kon inzetten.’
Pim: ‘Ja, dat is historisch juist. En hij geeft zelf ook al een disclaimer dat hij geen persoon is. Napoleon zou mogelijk zo gereageerd hebben. Dus er komen antwoorden uit die houtsnijden. Maar dat is denk ik het mooie dat je het als aanvullend materiaal kan gebruiken. Het is interessant als je naast dat interview nog een feitelijk historische bron gebruikt. Als je studenten vraagt de antwoorden naast elkaar te leggen, werken ze ook nog aan bronvaardigheden. Dan gaan ze nadenken over bronkritiek, betrouwbaarheid, etc. Dus het is een extra middel dat je als docent kan inzetten.’
Hoe ervaren studenten het?
Pieter: ‘De vragen die ze weleens inhoudelijk hebben over de stof, kunnen ze ook aan ChatGPT stellen op elk moment van de dag. Dus je hebt eigenlijk een soort van op afroep beschikbaar hulpinstrument. Er was ook eerder een bedrijf, Mr Chadd, voor vragen. Maar dan moest je een account voor hebben en stelde je je vraag aan een persoon. Meestal kreeg je binnen een kwartier antwoord. Ik weet dat veel mensen daarmee werkten. Met ChatGPT krijg je een reactie van een tekstbot. En het is gratis. Nog wel. Hij beschikt over een veel grotere basis aan data, waardoor hij studenten een richting op kan helpen.’
Pim: ‘Je hebt veel meer mogelijkheden. Je kunt drie voorbeelden vragen en filteren. Wat vind ik wel/niet interessant.’
Pieter: ‘Of ik kan met behulp van ChatGPT een extra dimensie toevoegen aan een opdracht. Dus ja, wat levert het op? Inspiratie. Maar ook vaardigheden voor studenten om mee aan de slag te gaan voor hun eigen werk.’
Wij leiden studenten op als docent in het voortgezet onderwijs. Leerlingen maken gebruik van ChatGPT. Daarom is het belangrijk dat ze zich bewust worden welke toetsvormen ze inzetten, zeker bij vakken waarbij veel tekst wordt geschreven. Bedenk hoe je hierom heen kunt werken. Het is dus ook een beroepsvoorbereiding om studenten te trainen voor de praktijk.’
Naast de mogelijkheden, zijn er zorgen over deze snelle ontwikkeling. Delen jullie deze zorg?
Pim: Er kunnen fouten insluipen. Of dat er antwoorden komen waarvan je denkt, dit heb je zelf verzonnen. Het algoritme maakt nu nog beginnersfouten. Maar je weet, het ontwikkelt zich door. Dus het zal steeds accurater worden. Daarnaast heeft de HU een missie om studenten mediawijsheid mee te geven. Zeker voor deze doelgroep is dat belangrijk. Jonge studenten kritisch te leren denken. Waarvoor gebruik je het wel of niet.’
Pieter: ‘We moeten goed nadenken over toetsen. Zodat studenten niet een antwoord genereren dat copy-paste ingeleverd kan worden als eigen werk. Dat is erg om een paar redenen. Er kunnen fouten in zitten die je dan mee kopieert. Maar belangrijker is dat we afspraken hebben in het onderwijs over toetsen en dat je plagiaat moet voorkomen.
Pim: Je mag ChatGPT best als bron gebruiken, maar je moet kunnen laten zien hoe je ermee omgaat en naar verwijst. Je moet aan je docent inzichtelijk kunnen maken hoe je AI hebt gebruikt. Ik wil die zowel in de bronvermelding zien, als de interactie met ChatGPT. Het is hetzelfde als een student bij Pieter een verslag inlevert waar hij alleen maar Wikipedia als bron opgeeft. Dan is het geen plagiaat, maar is wel aanleiding om het gesprek hierover aan te gaan.
Je hoeft nu als leerling of student weinig moeite meer te doen om een bepaald antwoord te krijgen op je vraag. Waar je eerder artikelen las of boeken naast elkaar legde. Daar zit een bepaalde vaardigheid in. Hoe filter ik uit een wat grotere bak met informatie. Je kunt het ook vergelijken met onderzoeksvaardigheden. Door zo'n chatbot haal je die stap er eigenlijk uit. Het zoeken, het filteren en daarna tot een antwoord komen.’
Pieter: ‘Niet meer kritisch leren denken, dat vind ik ergens wel een gevaar. Dat je hierdoor niet meer aan die vaardigheden toekomt, als je het klakkeloos kan inzetten. Bij geschiedenis is het belangrijk dat je kunt duiden. De meeste voldoening haal je als je ergens tegenaan loopt. Als je er moeite voor doet om het probleem te tackelen. En daarna tot een oplossing of tot een uitwerking komt. Je moet kunnen analyseren en verbanden kunnen leggen. Over de Slag bij Waterloo zijn veel bronnen. Maar ook daar kun je tien verschillende benaderingswijzes pakken. Als je er boeken bij pakt, dan kom je tot die tien.’
Pieter: ‘Maar zoals eerder gezegd, gebruik ik AI vooral als introductie. Als je een nieuw onderwerp moet leren, dan kijk je ook snel even bij Wikipedia. Het betekent ook, dat we moeten nadenken over andere werkvormen binnen het onderwijs met een steeds intelligentere machine.’
Er is ook zorg over desinformatie
Pieter: ‘Dat zijn wel dingen die belangrijk gaan worden. Een Slag bij Waterloo is natuurlijk vrij veilig. Dat was al lang geleden. Daar zijn al veel bronnen en analyses over. Maar als je het over recentere geschiedenis hebt, met richting en meningen, dan wordt het misschien wat ingewikkelder. Met één druk op de knop wordt het toch eendimensionaal, heb ik het idee. Met bronnen moet je goed uitkijken. Het is wellicht hetzelfde als met een TomTom of Google Maps. Als niemand meer kaart kan lezen, snap je de omgeving ook minder. Ik had het hier laatst met vrienden over. Die zeiden: “Maar hoe erg is dat dan? Want toen het internet kwam zei men het ook. En dat gebruiken we allemaal.” Dus ik besef me dat het misschien glad ijs is.’
. . .
Wiskundige Sietske Tacoma werkt sinds 2021 als onderzoeker binnen het lectoraat AI. Ze houdt zich bezig met de inzet van nieuwe AI-technieken in de praktijk en in het onderwijsonderwijs. Als docent geeft ze statistiekonderwijs binnen de master Data Driven Business en de bacheloropleiding Human Resources Management.
In de toekomst zullen we steeds meer taken aan AI overlaten. En daarom moeten we ook in ons onderwijs kijken, hoe we daarmee omgaan.
Door Janny Ruardy
Tacoma vergelijkt de opkomst van AI/ChatGPT met de invoering van de rekenmachine. Die werd in het begin ook niet vertrouwd. Mensen rekenden na of de uitkomsten wel correct waren. Zo is dat volgens Sietske nu ook een beetje met ChatGPT, wanneer je teksten laat genereren met een bepaalde opdracht. Hoe stel je de vragen om te zorgen dat je eruit krijgt wat je vraagt. En hoe gebruiken studenten zo’n tool?
Maar de volgende vraag luidt dan: wat doe ik met dat antwoord? Daar zijn de overeenkomsten met de rekenmachine reëel. Op dit moment kunnen we de uitkomsten van ChatGPT niet klakkeloos overnemen en moeten we de uitkomsten controleren. Dus je moet kijken wat zo'n model ons geeft. En vervolgens daarmee verder gaan. De input gebruiken voor volgende stap.
De rekenmachine vertrouwen we nu blindelings, maar met AI is dat volgens Tacoma toch iets ingewikkelder. Nu zijn we nog alert op juiste antwoorden. Maar als zo’n AI-tool vijf keer een resultaat geeft dat er goed uitziet na controle, dan denk je bij de zesde keer, “laat maar zitten en verslapt de alertheid.” Bij zowel professionals als studenten.
De tools zijn nu nog niet goed genoeg. Als je geen bevredigend resultaat krijgt, kun je het beter zelf doen. Maar Sietske is benieuwd welke kant het uitgaat. Net als andere geïnterviewden in dit nummer, is ze ervan overtuigd dat AI zal een steeds grotere rol gaat krijgen in het onderwijs. Ze gebruikt het zelf ook in haar statistiekonderwijs. Maar dan om opdrachten voor studenten te genereren, casussen te schrijven, statistiekopgaven te maken.
‘De tool die ik gebruik is heel specifiek gericht op het leren van statistisch redeneren. Studenten kunnen hun eigen casus inbrengen in het systeem. Dat kan ze stap voor stap door het uitvoeren van die toets heen helpen en ze feedback geven op al die stappen. En het idee is dat ze daarmee op hun eigen opdrachten heel gedetailleerd leren.
Deze tool is heel specifiek ingericht op het leerproces, alsof er een docent naast de studenten zit en mee schrijft. Dat ze niet alleen maar weten welke knoppen ze in moeten drukken in SPSS, maar dat ze juist snappen wat ze aan het doen zijn. Dus dat is een hele domeinspecifieke toepassing.’
‘Andere toepassingen die ik zie gaan meer over het aanleveringssysteem, het in kaart brengen van de vaardigheden van studenten. Wat zijn iemands sterke en zwakke punten. En op basis daarvan suggesties doen of misschien dwingender keuzes maken: jij moet hiermee aan de slag, jij moet je daarop ontwikkelen. Ik denk dat daar de eerste werkende of grootschalige toepassingen van AI voor het onderwijs komen. Als ontwikkelingstool voor studenten en als toetstool.
Het in kaart brengen van studieresultaten van studenten gebeurt nu al veel met learning analytics. Met AI kan dat op een ietsje dieper niveau. Wat zijn nou alle sterke punten van deze student, wat zijn minder sterke punten, waar moet de student zich op ontwikkelen.
En ik hoor ook over het matchen van die ontwikkelpunten met het aanbod dat er is. Bijvoorbeeld op basis van de OSIRIS cursusbeschrijvingen. Of het matchen met stages die er zijn.
Schuilt daar niet tegelijkertijd ook een gevaar in? Denk aan de toeslagenaffaire.
‘Jazeker. We zijn er nog niet. Maar dat zijn de ideeën voor toepassingen die ik hoor. Waar mensen naar toe zouden willen. En inderdaad, of je dan gaat voorschrijven, gaat selecteren met behulp van zo'n tool? Dan wordt het allemaal wel al snel heel ingewikkeld. Maar de eerste stap is meestal het in kaart brengen. En dit als gespreksstarter meegeven aan docent en student. Ik stel me voor, dat een docent op basis van datapunten aangeeft op welk onderdeel een student zich nog moet ontwikkelen. Met de vervolgvraag of de student zich daarin kan vinden? Of dat het wellicht niet klopt? Wat kan een student dan aanleveren om te zorgen dat het wel klopt? Dus het kan helpen om het gesprek op gang te brengen. Ik denk zelf altijd, zolang we de tools gebruiken als input en niet als beoordelaars, geeft het een heel andere rol en andere risico's.’
Hoe ver is de HU in deze ontwikkeling?
‘Er zijn initiatieven waarin data verzameld worden van studenten en waarin men probeert dat bij elkaar te brengen. Bij International Business Studies zijn ze bezig met een AI-project. En bij Marketing. Dat is nog in de oriënterende fase. En mijn statistiekopgaves zitten bij Data Driven Business.
We vinden het binnen de HU belangrijk om aan persoonsontwikkeling te werken en te stimuleren. En het gaat steeds meer om soft skills. Zoals bij International Business Studies. Om dat vast te leggen is veel moeilijker, dan wat ik in mijn promotieonderzoek heb gedaan. Daar kijken we hoe iemand op statistiek de verschillende onderdelen van statistiek begrijpt. Dat is veel beter meetbaar te maken.
De HU wil met behulp van data op de een of andere manier de persoonlijke ontwikkeling van studenten vastleggen. En dat is ook per opleiding heel verschillend. De HU als centrale organisatie zal opleidingen hierbij een kader moeten bieden, waarbinnen ze dingen kunnen ontwikkelen op dit terrein. Een verpleegkundige heeft echt andere vaardigheden nodig dan iemand in het digitale domein of het business domein waar ik veel in zit. Daar kan ik de meerwaarde ook direct van begrijpen. Maar eerst moeten we weten hoe we met ChatGPT moeten werken. De ontwikkelingen gaan snel. Over twee jaar is er misschien een andere tool of net een andere manier van werken. Dus we moeten vooral uitzoeken wat we in het algemeen kunnen verwachten, hoe AI onze werkzaamheden gaat beïnvloeden. Dat moeten we vooral heel goed volgen.
Maar het is ook zaak voor ons om met de praktijk in gesprek te gaan. Wat doen jullie nu? Dat doen we al vanuit het lectoraat. Ik zat voor de zomervakantie met drie mediaorganisaties om de tafel om te kijken hoe zij AI in hun organisaties willen gaan implementeren. Wat het betekent voor de werkzaamheden van de mensen daar. Hoe dat hun werkzaamheden gaat veranderen. En hoe je studenten daar toe opleidt. Het heeft ook een ethisch aspect. Hoe biased ben je? Maar ook hoe leid je kritische professionals op. Dat wordt denk ik spannend de komende jaren. Hoe je dat in je onderwijs zo kunt invlechten, dat studenten weten wat wel en niet betrouwbaar is. Maar ook docent en onderzoekers moeten hierin getraind worden.’
. . .
Wiskundige Sietske Tacoma werkt sinds 2021 als onderzoeker binnen het lectoraat AI. Ze houdt zich bezig met de inzet van nieuwe AI-technieken in de praktijk en in het onderwijsonderwijs. Als docent geeft ze statistiekonderwijs binnen de master Data Driven Business en de bacheloropleiding Human Resources Management.
In de toekomst zullen we steeds meer taken aan AI overlaten. En daarom moeten we ook in ons onderwijs kijken, hoe we daarmee omgaan.
Door Janny Ruardy
Tacoma vergelijkt de opkomst van AI/ChatGPT met de invoering van de rekenmachine. Die werd in het begin ook niet vertrouwd. Mensen rekenden na of de uitkomsten wel correct waren. Zo is dat volgens Sietske nu ook een beetje met ChatGPT, wanneer je teksten laat genereren met een bepaalde opdracht. Hoe stel je de vragen om te zorgen dat je eruit krijgt wat je vraagt. En hoe gebruiken studenten zo’n tool?
Maar de volgende vraag luidt dan: wat doe ik met dat antwoord? Daar zijn de overeenkomsten met de rekenmachine reëel. Op dit moment kunnen we de uitkomsten van ChatGPT niet klakkeloos overnemen en moeten we de uitkomsten controleren. Dus je moet kijken wat zo'n model ons geeft. En vervolgens daarmee verder gaan. De input gebruiken voor volgende stap.
De rekenmachine vertrouwen we nu blindelings, maar met AI is dat volgens Tacoma toch iets ingewikkelder. Nu zijn we nog alert op juiste antwoorden. Maar als zo’n AI-tool vijf keer een resultaat geeft dat er goed uitziet na controle, dan denk je bij de zesde keer, “laat maar zitten en verslapt de alertheid.” Bij zowel professionals als studenten.
De tools zijn nu nog niet goed genoeg. Als je geen bevredigend resultaat krijgt, kun je het beter zelf doen. Maar Sietske is benieuwd welke kant het uitgaat. Net als andere geïnterviewden in dit nummer, is ze ervan overtuigd dat AI zal een steeds grotere rol gaat krijgen in het onderwijs. Ze gebruikt het zelf ook in haar statistiekonderwijs. Maar dan om opdrachten voor studenten te genereren, casussen te schrijven, statistiekopgaven te maken.
‘De tool die ik gebruik is heel specifiek gericht op het leren van statistisch redeneren. Studenten kunnen hun eigen casus inbrengen in het systeem. Dat kan ze stap voor stap door het uitvoeren van die toets heen helpen en ze feedback geven op al die stappen. En het idee is dat ze daarmee op hun eigen opdrachten heel gedetailleerd leren.
Deze tool is heel specifiek ingericht op het leerproces, alsof er een docent naast de studenten zit en mee schrijft. Dat ze niet alleen maar weten welke knoppen ze in moeten drukken in SPSS, maar dat ze juist snappen wat ze aan het doen zijn. Dus dat is een hele domeinspecifieke toepassing.’
‘Andere toepassingen die ik zie gaan meer over het aanleveringssysteem, het in kaart brengen van de vaardigheden van studenten. Wat zijn iemands sterke en zwakke punten. En op basis daarvan suggesties doen of misschien dwingender keuzes maken: jij moet hiermee aan de slag, jij moet je daarop ontwikkelen. Ik denk dat daar de eerste werkende of grootschalige toepassingen van AI voor het onderwijs komen. Als ontwikkelingstool voor studenten en als toetstool.
Het in kaart brengen van studieresultaten van studenten gebeurt nu al veel met learning analytics. Met AI kan dat op een ietsje dieper niveau. Wat zijn nou alle sterke punten van deze student, wat zijn minder sterke punten, waar moet de student zich op ontwikkelen.
En ik hoor ook over het matchen van die ontwikkelpunten met het aanbod dat er is. Bijvoorbeeld op basis van de OSIRIS cursusbeschrijvingen. Of het matchen met stages die er zijn.
Schuilt daar niet tegelijkertijd ook een gevaar in? Denk aan de toeslagenaffaire.
‘Jazeker. We zijn er nog niet. Maar dat zijn de ideeën voor toepassingen die ik hoor. Waar mensen naar toe zouden willen. En inderdaad, of je dan gaat voorschrijven, gaat selecteren met behulp van zo'n tool? Dan wordt het allemaal wel al snel heel ingewikkeld. Maar de eerste stap is meestal het in kaart brengen. En dit als gespreksstarter meegeven aan docent en student. Ik stel me voor, dat een docent op basis van datapunten aangeeft op welk onderdeel een student zich nog moet ontwikkelen. Met de vervolgvraag of de student zich daarin kan vinden? Of dat het wellicht niet klopt? Wat kan een student dan aanleveren om te zorgen dat het wel klopt? Dus het kan helpen om het gesprek op gang te brengen. Ik denk zelf altijd, zolang we de tools gebruiken als input en niet als beoordelaars, geeft het een heel andere rol en andere risico's.’
Hoe ver is de HU in deze ontwikkeling?
‘Er zijn initiatieven waarin data verzameld worden van studenten en waarin men probeert dat bij elkaar te brengen. Bij International Business Studies zijn ze bezig met een AI-project. En bij Marketing. Dat is nog in de oriënterende fase. En mijn statistiekopgaves zitten bij Data Driven Business.
We vinden het binnen de HU belangrijk om aan persoonsontwikkeling te werken en te stimuleren. En het gaat steeds meer om soft skills. Zoals bij International Business Studies. Om dat vast te leggen is veel moeilijker, dan wat ik in mijn promotieonderzoek heb gedaan. Daar kijken we hoe iemand op statistiek de verschillende onderdelen van statistiek begrijpt. Dat is veel beter meetbaar te maken.
De HU wil met behulp van data op de een of andere manier de persoonlijke ontwikkeling van studenten vastleggen. En dat is ook per opleiding heel verschillend. De HU als centrale organisatie zal opleidingen hierbij een kader moeten bieden, waarbinnen ze dingen kunnen ontwikkelen op dit terrein. Een verpleegkundige heeft echt andere vaardigheden nodig dan iemand in het digitale domein of het business domein waar ik veel in zit. Daar kan ik de meerwaarde ook direct van begrijpen. Maar eerst moeten we weten hoe we met ChatGPT moeten werken. De ontwikkelingen gaan snel. Over twee jaar is er misschien een andere tool of net een andere manier van werken. Dus we moeten vooral uitzoeken wat we in het algemeen kunnen verwachten, hoe AI onze werkzaamheden gaat beïnvloeden. Dat moeten we vooral heel goed volgen.
Maar het is ook zaak voor ons om met de praktijk in gesprek te gaan. Wat doen jullie nu? Dat doen we al vanuit het lectoraat. Ik zat voor de zomervakantie met drie mediaorganisaties om de tafel om te kijken hoe zij AI in hun organisaties willen gaan implementeren. Wat het betekent voor de werkzaamheden van de mensen daar. Hoe dat hun werkzaamheden gaat veranderen. En hoe je studenten daar toe opleidt. Het heeft ook een ethisch aspect. Hoe biased ben je? Maar ook hoe leid je kritische professionals op. Dat wordt denk ik spannend de komende jaren. Hoe je dat in je onderwijs zo kunt invlechten, dat studenten weten wat wel en niet betrouwbaar is. Maar ook docent en onderzoekers moeten hierin getraind worden.’
. . .
Wiskundige Sietske Tacoma werkt sinds 2021 als onderzoeker binnen het lectoraat AI. Ze houdt zich bezig met de inzet van nieuwe AI-technieken in de praktijk en in het onderwijsonderwijs. Als docent geeft ze statistiekonderwijs binnen de master Data Driven Business en de bacheloropleiding Human Resources Management.
In de toekomst zullen we steeds meer taken aan AI overlaten. En daarom moeten we ook in ons onderwijs kijken, hoe we daarmee omgaan.
Door Janny Ruardy
Tacoma vergelijkt de opkomst van AI/ChatGPT met de invoering van de rekenmachine. Die werd in het begin ook niet vertrouwd. Mensen rekenden na of de uitkomsten wel correct waren. Zo is dat volgens Sietske nu ook een beetje met ChatGPT, wanneer je teksten laat genereren met een bepaalde opdracht. Hoe stel je de vragen om te zorgen dat je eruit krijgt wat je vraagt. En hoe gebruiken studenten zo’n tool?
Maar de volgende vraag luidt dan: wat doe ik met dat antwoord? Daar zijn de overeenkomsten met de rekenmachine reëel. Op dit moment kunnen we de uitkomsten van ChatGPT niet klakkeloos overnemen en moeten we de uitkomsten controleren. Dus je moet kijken wat zo'n model ons geeft. En vervolgens daarmee verder gaan. De input gebruiken voor volgende stap.
De rekenmachine vertrouwen we nu blindelings, maar met AI is dat volgens Tacoma toch iets ingewikkelder. Nu zijn we nog alert op juiste antwoorden. Maar als zo’n AI-tool vijf keer een resultaat geeft dat er goed uitziet na controle, dan denk je bij de zesde keer, “laat maar zitten en verslapt de alertheid.” Bij zowel professionals als studenten.
De tools zijn nu nog niet goed genoeg. Als je geen bevredigend resultaat krijgt, kun je het beter zelf doen. Maar Sietske is benieuwd welke kant het uitgaat. Net als andere geïnterviewden in dit nummer, is ze ervan overtuigd dat AI zal een steeds grotere rol gaat krijgen in het onderwijs. Ze gebruikt het zelf ook in haar statistiekonderwijs. Maar dan om opdrachten voor studenten te genereren, casussen te schrijven, statistiekopgaven te maken.
‘De tool die ik gebruik is heel specifiek gericht op het leren van statistisch redeneren. Studenten kunnen hun eigen casus inbrengen in het systeem. Dat kan ze stap voor stap door het uitvoeren van die toets heen helpen en ze feedback geven op al die stappen. En het idee is dat ze daarmee op hun eigen opdrachten heel gedetailleerd leren.
Deze tool is heel specifiek ingericht op het leerproces, alsof er een docent naast de studenten zit en mee schrijft. Dat ze niet alleen maar weten welke knoppen ze in moeten drukken in SPSS, maar dat ze juist snappen wat ze aan het doen zijn. Dus dat is een hele domeinspecifieke toepassing.’
‘Andere toepassingen die ik zie gaan meer over het aanleveringssysteem, het in kaart brengen van de vaardigheden van studenten. Wat zijn iemands sterke en zwakke punten. En op basis daarvan suggesties doen of misschien dwingender keuzes maken: jij moet hiermee aan de slag, jij moet je daarop ontwikkelen. Ik denk dat daar de eerste werkende of grootschalige toepassingen van AI voor het onderwijs komen. Als ontwikkelingstool voor studenten en als toetstool.
Het in kaart brengen van studieresultaten van studenten gebeurt nu al veel met learning analytics. Met AI kan dat op een ietsje dieper niveau. Wat zijn nou alle sterke punten van deze student, wat zijn minder sterke punten, waar moet de student zich op ontwikkelen.
En ik hoor ook over het matchen van die ontwikkelpunten met het aanbod dat er is. Bijvoorbeeld op basis van de OSIRIS cursusbeschrijvingen. Of het matchen met stages die er zijn.
Schuilt daar niet tegelijkertijd ook een gevaar in? Denk aan de toeslagenaffaire.
‘Jazeker. We zijn er nog niet. Maar dat zijn de ideeën voor toepassingen die ik hoor. Waar mensen naar toe zouden willen. En inderdaad, of je dan gaat voorschrijven, gaat selecteren met behulp van zo'n tool? Dan wordt het allemaal wel al snel heel ingewikkeld. Maar de eerste stap is meestal het in kaart brengen. En dit als gespreksstarter meegeven aan docent en student. Ik stel me voor, dat een docent op basis van datapunten aangeeft op welk onderdeel een student zich nog moet ontwikkelen. Met de vervolgvraag of de student zich daarin kan vinden? Of dat het wellicht niet klopt? Wat kan een student dan aanleveren om te zorgen dat het wel klopt? Dus het kan helpen om het gesprek op gang te brengen. Ik denk zelf altijd, zolang we de tools gebruiken als input en niet als beoordelaars, geeft het een heel andere rol en andere risico's.’
Hoe ver is de HU in deze ontwikkeling?
‘Er zijn initiatieven waarin data verzameld worden van studenten en waarin men probeert dat bij elkaar te brengen. Bij International Business Studies zijn ze bezig met een AI-project. En bij Marketing. Dat is nog in de oriënterende fase. En mijn statistiekopgaves zitten bij Data Driven Business.
We vinden het binnen de HU belangrijk om aan persoonsontwikkeling te werken en te stimuleren. En het gaat steeds meer om soft skills. Zoals bij International Business Studies. Om dat vast te leggen is veel moeilijker, dan wat ik in mijn promotieonderzoek heb gedaan. Daar kijken we hoe iemand op statistiek de verschillende onderdelen van statistiek begrijpt. Dat is veel beter meetbaar te maken.
De HU wil met behulp van data op de een of andere manier de persoonlijke ontwikkeling van studenten vastleggen. En dat is ook per opleiding heel verschillend. De HU als centrale organisatie zal opleidingen hierbij een kader moeten bieden, waarbinnen ze dingen kunnen ontwikkelen op dit terrein. Een verpleegkundige heeft echt andere vaardigheden nodig dan iemand in het digitale domein of het business domein waar ik veel in zit. Daar kan ik de meerwaarde ook direct van begrijpen. Maar eerst moeten we weten hoe we met ChatGPT moeten werken. De ontwikkelingen gaan snel. Over twee jaar is er misschien een andere tool of net een andere manier van werken. Dus we moeten vooral uitzoeken wat we in het algemeen kunnen verwachten, hoe AI onze werkzaamheden gaat beïnvloeden. Dat moeten we vooral heel goed volgen.
Maar het is ook zaak voor ons om met de praktijk in gesprek te gaan. Wat doen jullie nu? Dat doen we al vanuit het lectoraat. Ik zat voor de zomervakantie met drie mediaorganisaties om de tafel om te kijken hoe zij AI in hun organisaties willen gaan implementeren. Wat het betekent voor de werkzaamheden van de mensen daar. Hoe dat hun werkzaamheden gaat veranderen. En hoe je studenten daar toe opleidt. Het heeft ook een ethisch aspect. Hoe biased ben je? Maar ook hoe leid je kritische professionals op. Dat wordt denk ik spannend de komende jaren. Hoe je dat in je onderwijs zo kunt invlechten, dat studenten weten wat wel en niet betrouwbaar is. Maar ook docent en onderzoekers moeten hierin getraind worden.’
. . .
Het leek zo spannend, een drietal maanden geleden: vraag aan ChatGPT wat de gevolgen zijn voor docenten, het onderwijs en Hogeschool Utrecht van deze nieuwe vorm van Artificial Intelligence. Met als uitsmijter: Vormt ChatGPT een bedreiging voor de mensheid?
Door Marc Janssen
Zo gezegd, zo gedaan. En het antwoord op de laatste vraag rolt er na een korte denkpauze soepeltjes uit, met een brave en saaie evenwichtigheid die wel vaker opduikt in de antwoorden van CHatGPT: ‘ChatGPT en andere AI-modellen op zichzelf vormen geen directe bedreiging voor de mensheid. Ze zijn slechts stukjes software die zijn ontwikkeld om menselijke tekst te begrijpen en gegenereerde tekst te produceren op basis van patronen en gegevens waarmee ze zijn getraind. De bedreiging ligt niet in de AI-modellen zelf, maar in hoe ze worden gebruikt.’
Daarna volgt een keurige, puntsgewijze opsomming van ‘zorgen en ethische overwegingen’ waarin het gaat over misbruik van AI, privacy, discriminatie, werkgelegenheid en ethiek. Om af te sluiten met twee alinea’s vol herhalingen en nuanceringen. Een spannende en meeslepende schrijver is ChatGPT vooralsnog niet. Ook voor de andere vragen lijkt het alsof ChatGPT vooral de beleidstaal van ambtenaren weet te vinden.
Welke opleidingen van Hogeschool Utrecht worden door Artificial Intelligence het eerst overbodig?
ChatGPT: Het is moeilijk te voorspellen welke opleidingen aan de Hogeschool Utrecht of elders als eerste overbodig zullen worden door de opkomst van kunstmatige intelligentie (AI). AI heeft zeker het potentieel om bepaalde taken en functies in verschillende sectoren te automatiseren, maar het volledig vervangen van hele opleidingen is een complexere kwestie. Hier zijn enkele overwegingen:
1. Repetitieve taken:
Beroepen die voornamelijk bestaan uit repetitieve en voorspelbare taken lopen een groter risico om te worden geautomatiseerd. Dit zou van invloed kunnen zijn op bepaalde technische en administratieve opleidingen.
2. Laaggeschoolde banen:
Banen die weinig tot geen gespecialiseerde opleiding vereisen en waarbij fysieke arbeid centraal staat, lopen eerder het risico om te worden geautomatiseerd. Opleidingen die zich richten op deze sectoren kunnen veranderingen ondergaan.
3. Routinematig denkwerk:
Sommige beroepen vereisen veel routinematig denkwerk dat door AI kan worden overgenomen. Dit zou van invloed kunnen zijn op beroepen in financiën, boekhouding en mogelijk delen van het juridische veld.
4. Voortdurende educatie:
Opleidingen die gericht zijn op het ontwikkelen van vaardigheden die relevant blijven in een veranderende arbeidsmarkt, zoals levenslang leren en zich aanpassen aan nieuwe technologieën, zullen waarschijnlijk minder snel overbodig worden.
Het is echter belangrijk op te merken dat AI niet noodzakelijkerwijs opleidingen volledig zal vervangen, maar eerder de aard van bepaalde banen en de vaardigheden die vereist zijn om in die banen te excelleren zal veranderen. Daarom is het essentieel dat onderwijsinstellingen, waaronder Hogeschool Utrecht, blijven evolueren en zich aanpassen aan de snel veranderende arbeidsmarkt en de rol die technologie daarin speelt. Dit kan onder meer betekenen dat zij nieuwe cursussen en programma's ontwikkelen die inspelen op opkomende technologieën zoals AI, en studenten helpen om zich aan te passen aan deze veranderingen.
En zo toont ChatGPT vooral aan dat het op dit moment nog geen waardig vervanger is van beleidsmakers en bedenkers van nieuwe opleidingen en strategieën. Te weinig kennis van details, te weinig zicht op de echte situatie binnen de hogeschool en uiterst voorspelbaar.
We proberen het nog een keer, specifieker en gedetailleerder. In de hoop dat Chat GPT daarin wel een nieuw inzicht weet te vinden.
Veranderingen in rol en vaardigheden: De opkomst van AI kan leiden tot een verschuiving in de vaardigheden die docenten nodig hebben. Ze moeten bekend zijn met AI-tools en -technologieën en in staat zijn om deze effectief in hun onderwijspraktijk te integreren.
Ethiek en toezicht: Docenten spelen een cruciale rol bij het onderwijzen van studenten over de ethische implicaties van AI en het belang van verantwoordelijk gebruik ervan. Ze moeten studenten ook helpen bij het ontwikkelen van vaardigheden voor kritisch denken en probleemoplossing met betrekking tot AI-gerelateerde vraagstukken.
Levenslang leren: Aangezien AI-technologieën voortdurend evolueren, moeten docenten zichzelf blijven bijscholen en op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van AI.
Over het algemeen kan de opkomst van AI de rol van docenten in het hbo verrijken door hen te ondersteunen bij hun lesgevende en onderzoekstaken, mits ze deze technologieën effectief kunnen integreren in hun onderwijspraktijk en blijven investeren in hun eigen professionele ontwikkeling. Het is echter belangrijk om de menselijke factor in het onderwijs te behouden, aangezien docenten nog steeds essentieel zijn voor het inspireren, begeleiden en motiveren van studenten.
Tot zover het uitgebreide ChatGPT-antwoord.
Emoties kent het ‘ding’ overigens niet. Een collega die nooit boos, blij of verdrietig is: wie zit daar nou op te wachten?
. . .
ChatGPT
Het leek zo spannend, een drietal maanden geleden: vraag aan ChatGPT wat de gevolgen zijn voor docenten, het onderwijs en Hogeschool Utrecht van deze nieuwe vorm van Artificial Intelligence. Met als uitsmijter: Vormt ChatGPT een bedreiging voor de mensheid?
Door Marc Janssen
Zo gezegd, zo gedaan. En het antwoord op de laatste vraag rolt er na een korte denkpauze soepeltjes uit, met een brave en saaie evenwichtigheid die wel vaker opduikt in de antwoorden van CHatGPT: ‘ChatGPT en andere AI-modellen op zichzelf vormen geen directe bedreiging voor de mensheid. Ze zijn slechts stukjes software die zijn ontwikkeld om menselijke tekst te begrijpen en gegenereerde tekst te produceren op basis van patronen en gegevens waarmee ze zijn getraind. De bedreiging ligt niet in de AI-modellen zelf, maar in hoe ze worden gebruikt.’
Daarna volgt een keurige, puntsgewijze opsomming van ‘zorgen en ethische overwegingen’ waarin het gaat over misbruik van AI, privacy, discriminatie, werkgelegenheid en ethiek. Om af te sluiten met twee alinea’s vol herhalingen en nuanceringen. Een spannende en meeslepende schrijver is ChatGPT vooralsnog niet. Ook voor de andere vragen lijkt het alsof ChatGPT vooral de beleidstaal van ambtenaren weet te vinden.
Welke opleidingen van Hogeschool Utrecht worden door Artificial Intelligence het eerst overbodig?
ChatGPT: Het is moeilijk te voorspellen welke opleidingen aan de Hogeschool Utrecht of elders als eerste overbodig zullen worden door de opkomst van kunstmatige intelligentie (AI). AI heeft zeker het potentieel om bepaalde taken en functies in verschillende sectoren te automatiseren, maar het volledig vervangen van hele opleidingen is een complexere kwestie. Hier zijn enkele overwegingen:
1. Repetitieve taken:
Beroepen die voornamelijk bestaan uit repetitieve en voorspelbare taken lopen een groter risico om te worden geautomatiseerd. Dit zou van invloed kunnen zijn op bepaalde technische en administratieve opleidingen.
2. Laaggeschoolde banen:
Banen die weinig tot geen gespecialiseerde opleiding vereisen en waarbij fysieke arbeid centraal staat, lopen eerder het risico om te worden geautomatiseerd. Opleidingen die zich richten op deze sectoren kunnen veranderingen ondergaan.
3. Routinematig denkwerk:
Sommige beroepen vereisen veel routinematig denkwerk dat door AI kan worden overgenomen. Dit zou van invloed kunnen zijn op beroepen in financiën, boekhouding en mogelijk delen van het juridische veld.
4. Voortdurende educatie:
Opleidingen die gericht zijn op het ontwikkelen van vaardigheden die relevant blijven in een veranderende arbeidsmarkt, zoals levenslang leren en zich aanpassen aan nieuwe technologieën, zullen waarschijnlijk minder snel overbodig worden.
Het is echter belangrijk op te merken dat AI niet noodzakelijkerwijs opleidingen volledig zal vervangen, maar eerder de aard van bepaalde banen en de vaardigheden die vereist zijn om in die banen te excelleren zal veranderen. Daarom is het essentieel dat onderwijsinstellingen, waaronder Hogeschool Utrecht, blijven evolueren en zich aanpassen aan de snel veranderende arbeidsmarkt en de rol die technologie daarin speelt. Dit kan onder meer betekenen dat zij nieuwe cursussen en programma's ontwikkelen die inspelen op opkomende technologieën zoals AI, en studenten helpen om zich aan te passen aan deze veranderingen.
En zo toont ChatGPT vooral aan dat het op dit moment nog geen waardig vervanger is van beleidsmakers en bedenkers van nieuwe opleidingen en strategieën. Te weinig kennis van details, te weinig zicht op de echte situatie binnen de hogeschool en uiterst voorspelbaar.
We proberen het nog een keer, specifieker en gedetailleerder. In de hoop dat Chat GPT daarin wel een nieuw inzicht weet te vinden.
Veranderingen in rol en vaardigheden: De opkomst van AI kan leiden tot een verschuiving in de vaardigheden die docenten nodig hebben. Ze moeten bekend zijn met AI-tools en -technologieën en in staat zijn om deze effectief in hun onderwijspraktijk te integreren.
Ethiek en toezicht: Docenten spelen een cruciale rol bij het onderwijzen van studenten over de ethische implicaties van AI en het belang van verantwoordelijk gebruik ervan. Ze moeten studenten ook helpen bij het ontwikkelen van vaardigheden voor kritisch denken en probleemoplossing met betrekking tot AI-gerelateerde vraagstukken.
Levenslang leren: Aangezien AI-technologieën voortdurend evolueren, moeten docenten zichzelf blijven bijscholen en op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van AI.
Over het algemeen kan de opkomst van AI de rol van docenten in het hbo verrijken door hen te ondersteunen bij hun lesgevende en onderzoekstaken, mits ze deze technologieën effectief kunnen integreren in hun onderwijspraktijk en blijven investeren in hun eigen professionele ontwikkeling. Het is echter belangrijk om de menselijke factor in het onderwijs te behouden, aangezien docenten nog steeds essentieel zijn voor het inspireren, begeleiden en motiveren van studenten.
Tot zover het uitgebreide ChatGPT-antwoord.
Emoties kent het ‘ding’ overigens niet. Een collega die nooit boos, blij of verdrietig is: wie zit daar nou op te wachten?
. . .
Het leek zo spannend, een drietal maanden geleden: vraag aan ChatGPT wat de gevolgen zijn voor docenten, het onderwijs en Hogeschool Utrecht van deze nieuwe vorm van Artificial Intelligence. Met als uitsmijter: Vormt ChatGPT een bedreiging voor de mensheid?
Door Marc Janssen
Zo gezegd, zo gedaan. En het antwoord op de laatste vraag rolt er na een korte denkpauze soepeltjes uit, met een brave en saaie evenwichtigheid die wel vaker opduikt in de antwoorden van CHatGPT: ‘ChatGPT en andere AI-modellen op zichzelf vormen geen directe bedreiging voor de mensheid. Ze zijn slechts stukjes software die zijn ontwikkeld om menselijke tekst te begrijpen en gegenereerde tekst te produceren op basis van patronen en gegevens waarmee ze zijn getraind. De bedreiging ligt niet in de AI-modellen zelf, maar in hoe ze worden gebruikt.’
Daarna volgt een keurige, puntsgewijze opsomming van ‘zorgen en ethische overwegingen’ waarin het gaat over misbruik van AI, privacy, discriminatie, werkgelegenheid en ethiek. Om af te sluiten met twee alinea’s vol herhalingen en nuanceringen. Een spannende en meeslepende schrijver is ChatGPT vooralsnog niet. Ook voor de andere vragen lijkt het alsof ChatGPT vooral de beleidstaal van ambtenaren weet te vinden.
Welke opleidingen van Hogeschool Utrecht worden door Artificial Intelligence het eerst overbodig?
ChatGPT: Het is moeilijk te voorspellen welke opleidingen aan de Hogeschool Utrecht of elders als eerste overbodig zullen worden door de opkomst van kunstmatige intelligentie (AI). AI heeft zeker het potentieel om bepaalde taken en functies in verschillende sectoren te automatiseren, maar het volledig vervangen van hele opleidingen is een complexere kwestie. Hier zijn enkele overwegingen:
1. Repetitieve taken:
Beroepen die voornamelijk bestaan uit repetitieve en voorspelbare taken lopen een groter risico om te worden geautomatiseerd. Dit zou van invloed kunnen zijn op bepaalde technische en administratieve opleidingen.
2. Laaggeschoolde banen:
Banen die weinig tot geen gespecialiseerde opleiding vereisen en waarbij fysieke arbeid centraal staat, lopen eerder het risico om te worden geautomatiseerd. Opleidingen die zich richten op deze sectoren kunnen veranderingen ondergaan.
3. Routinematig denkwerk:
Sommige beroepen vereisen veel routinematig denkwerk dat door AI kan worden overgenomen. Dit zou van invloed kunnen zijn op beroepen in financiën, boekhouding en mogelijk delen van het juridische veld.
4. Voortdurende educatie:
Opleidingen die gericht zijn op het ontwikkelen van vaardigheden die relevant blijven in een veranderende arbeidsmarkt, zoals levenslang leren en zich aanpassen aan nieuwe technologieën, zullen waarschijnlijk minder snel overbodig worden.
Het is echter belangrijk op te merken dat AI niet noodzakelijkerwijs opleidingen volledig zal vervangen, maar eerder de aard van bepaalde banen en de vaardigheden die vereist zijn om in die banen te excelleren zal veranderen. Daarom is het essentieel dat onderwijsinstellingen, waaronder Hogeschool Utrecht, blijven evolueren en zich aanpassen aan de snel veranderende arbeidsmarkt en de rol die technologie daarin speelt. Dit kan onder meer betekenen dat zij nieuwe cursussen en programma's ontwikkelen die inspelen op opkomende technologieën zoals AI, en studenten helpen om zich aan te passen aan deze veranderingen.
En zo toont ChatGPT vooral aan dat het op dit moment nog geen waardig vervanger is van beleidsmakers en bedenkers van nieuwe opleidingen en strategieën. Te weinig kennis van details, te weinig zicht op de echte situatie binnen de hogeschool en uiterst voorspelbaar.
We proberen het nog een keer, specifieker en gedetailleerder. In de hoop dat Chat GPT daarin wel een nieuw inzicht weet te vinden.
Veranderingen in rol en vaardigheden: De opkomst van AI kan leiden tot een verschuiving in de vaardigheden die docenten nodig hebben. Ze moeten bekend zijn met AI-tools en -technologieën en in staat zijn om deze effectief in hun onderwijspraktijk te integreren.
Ethiek en toezicht: Docenten spelen een cruciale rol bij het onderwijzen van studenten over de ethische implicaties van AI en het belang van verantwoordelijk gebruik ervan. Ze moeten studenten ook helpen bij het ontwikkelen van vaardigheden voor kritisch denken en probleemoplossing met betrekking tot AI-gerelateerde vraagstukken.
Levenslang leren: Aangezien AI-technologieën voortdurend evolueren, moeten docenten zichzelf blijven bijscholen en op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van AI.
Over het algemeen kan de opkomst van AI de rol van docenten in het hbo verrijken door hen te ondersteunen bij hun lesgevende en onderzoekstaken, mits ze deze technologieën effectief kunnen integreren in hun onderwijspraktijk en blijven investeren in hun eigen professionele ontwikkeling. Het is echter belangrijk om de menselijke factor in het onderwijs te behouden, aangezien docenten nog steeds essentieel zijn voor het inspireren, begeleiden en motiveren van studenten.
Tot zover het uitgebreide ChatGPT-antwoord.
Emoties kent het ‘ding’ overigens niet. Een collega die nooit boos, blij of verdrietig is: wie zit daar nou op te wachten?
. . .
Jim Stolze is schrijver en ondernemer. Oprichter van Aigency, dat oplossingen levert op het gebied van kunstmatige intelligentie (AI) aan grote bedrijven. Schrijft columns voor het FD over de mogelijkheden van AI. Daarnaast geeft hij ‘pep-talks’ over innovatie, technologie of ondernemerschap. Bracht TEDx naar Nederland. In 2007 rondde hij een Executive MBA af met een master thesis over de gevolgen van digitalisering en de impact op welzijn.
Door Marc Janssen
Werkt ‘sinds 2016, oh nee 2014, met AI’, nadat hij Singularity University (opgericht door Google en Nasa) had bezocht en zag dat grote bedrijven ermee bezig waren. Was er altijd al vroeg bij met digitale ontwikkelingen. Zo maakte hij de eerste app voor NU.nl toen het woord ‘app’ nog niet bestond.
‘Ik ben gewoon een nerd die nieuwsgierig is’, zo verklaart hij zelf. ‘We kregen thuis de eerste Commodore computer toen ik 11 was en mijn vader zei: “Jim, dit ding kan nog niks, maar je kan hem dingen leren en dat heet programmeren.” Dat kun je nu nog toepassen op AI.’
Nog één persoonlijke anekdote van Stolze: zijn zoon haalde dit jaar zijn havo-examen. En dus plakte papa Jim de opgaven in Chat GPT. Het eindresultaat: Chat GPT haalde een lijst met allemaal achten voor vakken als Engels, Wiskunde en Nederlands. Gemiddeld een 8,4. Randstad maakte er een inhaker bij: wat haalt Chat GPT voor het mbo-vak Installatietechniek? Dat kan al die kunstmatige intelligentie dus niet.
Het is een mooi dilemma waarmee je mensen aan het denken krijgt over de invloed van AI. Iets wat Stolze al langer probeert. Zo lanceerde hij al in 2018 de Nationale AI-cursus, die nog steeds een mooie laagdrempelige introductie op het thema biedt. Als 'specialisatie' is er ook de AI voor onderwijs-cursus. Waarin onder andere de vraag aan bod komt: wordt het beroep van docent overbodig? 95 procent van de respondenten denkt van niet. En daar is Stolze het mee eens. Al laat hij daar natuurlijk ook een grote 'Maar...'op volgen. Maar daarover later meer.
'Ik weet niet hoe het bij jouw hogeschool zit', houdt hij het nog even open, 'maar ik zie toch veel docenten die van alles in allerlei systemen moeten zetten, bestanden moeten uploaden, van alles weer controleren... Daar kan natuurlijk heel veel winst worden geboekt. Laaghangend fruit is het. Je hoeft niet in Excel 763 cijfers van 234 tabbladen te selecteren en eindeloos scrollen en zoeken. Je kunt nu al in natural language een search doen met de opdracht: welke onderpresteerders - gemeten naar hun eigen prestaties - vallen op in het laatste kwartaal. En je voegt er de opdracht aan toe dat die geselecteerde studenten elk voor een half uur worden ingeroosterd in je agenda en dat zij die uitnodiging ook krijgen. Zodat je juist tijd hebt voor dat gesprek met een student, oog-op-oog-contact wat natuurlijk nodig blijft.'
Wat dat betreft is het onderwijs volgens Stolze te vergelijken met de zorg, waar het telkens weer gaat over ‘meer handen aan het bed’ en ondertussen iedere zorgmedewerker wordt overladen met een berg administratie waarvan ze het nut niet inzien. ‘Maar als je zichtbaar kunt maken dat door jouw administratie andere patiënten beter worden geholpen, waardoor de kwaliteit van de zorg omhoog gaat, verandert de motivatie om die administratie te doen.’
Het laaghangend fruit noemt hij ook wel de super stagiair: iets aan wie je al die kleine klusjes kunt uitbesteden en die dan ook nog ijveriger dan jij uitvoert. 'We gaan van call naar call naar een oproepje van marktplaats en een appje en terug een gesprek in om weer de draad op te pakken. Er was een onderzoek van Microsoft waarin 68 procent van de ondervraagde kenniswerkers (en dat is iedereen die langer dan drie uur per werkdag achter een scherm zit) zegt moeite te hebben om continu iets te presteren. Al die afleiding, elke keer weer de moeite om opnieuw de concentratie in te gaan. Ook daarop kun je met AI stappen zetten.’
Daarbij is het wel tijd om het gesprek over AI te voeren, juist op die werkvloer. ‘Hoe gaan we die AI in de dagelijkse praktijk toepassen in de workflow. Hoe gaan we met elkaar samenwerken, hoe gaan we dat verantwoorder doen, zodanig dat het geaccepteerd is en getest en gebruikt kan worden?’
Daar bovenop komt de stap naar de onvermijdelijkheid van AI: het is niet alleen handig, het is ook heel hard nodig. ‘Anders krijgen we het niet georganiseerd’, constateert Stolze. Opnieuw spiegelt hij het onderwijs aan de zorg. ‘1 op de 3 mensen zou over 40 jaar in de zorg moeten werken, zo werd onlangs voorspeld. Dan weet je dat we het zonder AI niet gaan redden. En we weten ook dat we het met AI heel anders gaan organiseren. Met allerlei functies en rollen die we nu nog niet kennen. We kunnen wel gaan raden, maar een landbouwer uit de negentiende eeuw had ook nooit gedacht dat we ooit Zumba coaches zouden hebben.'
Punt dat Stolze wil maken: de redenering over de zorg kun je ook op onderwijs plakken. En dus zal daar ook de hele organisatie opnieuw worden uitgevonden. Met ongewisse uitkomsten. Ook over de rol van docenten. Maar ook met de zekerheid dat je alle curricula van alle opleidingen op de schop moet nemen. Moeilijk? Zeker, maar die negativiteit is niet per se aan Stolze (‘Ik ben een techoptimist') besteed. ‘Ik zie het bij de programmeurs bij mijn bedrijf. Die zeggen nu al: zeventig procent van het coderen wordt al gedaan door AI. Dan hou je nog dertig procent over die je zelf moet invullen. Maar wat ga je dan met die extra tijd doen? Ik grapte nog: dan gaan jullie zeker om twee uur al tafelvoetballen en niet om vier uur. Maar nee, zij zeggen: die verdieping in de eigen code komt centraal te staan. Het is die dertig procent die jouw werk echt tot dat van jou maakt. Dus het werk wordt er beter van maar het werkplezier ook.’
Waarbij de optimist toch ook een waarschuwend geluid afgeeft: ‘we moeten zorgen dat de voordelen van AI terechtkomen bij de mensen die het werk moeten doen. Dus niet als financieel gewin in de diepe zakken van de aandeelhouders. Bij sociale media hebben we het uit onze handen laten vallen. Die draaien op haat en afgunst, brengen het slechtste in de mensen naar boven. Dat is overigens niet de schuld van de technologie maar van degenen die de platforms beheren, die er de baas van zijn.’
En Stolze wijst nog even op een bijeenkomst waar hij pasgeleden was. ‘Dat was in Heerlen en ging over armoede in Nederland en wat AI op dat terrein kan betekenen.’ Onontgonnen maar o zo zinvol terrein, zo wil hij maar benadrukken. Want techniek is er voor de mensen, niet andersom, zo wil de techoptimist nog even onderstrepen. ’
. . .
interview
Jim Stolze is schrijver en ondernemer. Oprichter van Aigency, dat oplossingen levert op het gebied van kunstmatige intelligentie (AI) aan grote bedrijven. Schrijft columns voor het FD over de mogelijkheden van AI. Daarnaast geeft hij ‘pep-talks’ over innovatie, technologie of ondernemerschap. Bracht TEDx naar Nederland. In 2007 rondde hij een Executive MBA af met een master thesis over de gevolgen van digitalisering en de impact op welzijn.
Door Marc Janssen
Werkt ‘sinds 2016, oh nee 2014, met AI’, nadat hij Singularity University (opgericht door Google en Nasa) had bezocht en zag dat grote bedrijven ermee bezig waren. Was er altijd al vroeg bij met digitale ontwikkelingen. Zo maakte hij de eerste app voor NU.nl toen het woord ‘app’ nog niet bestond.
‘Ik ben gewoon een nerd die nieuwsgierig is’, zo verklaart hij zelf. ‘We kregen thuis de eerste Commodore computer toen ik 11 was en mijn vader zei: “Jim, dit ding kan nog niks, maar je kan hem dingen leren en dat heet programmeren.” Dat kun je nu nog toepassen op AI.’
Nog één persoonlijke anekdote van Stolze: zijn zoon haalde dit jaar zijn havo-examen. En dus plakte papa Jim de opgaven in Chat GPT. Het eindresultaat: Chat GPT haalde een lijst met allemaal achten voor vakken als Engels, Wiskunde en Nederlands. Gemiddeld een 8,4. Randstad maakte er een inhaker bij: wat haalt Chat GPT voor het mbo-vak Installatietechniek? Dat kan al die kunstmatige intelligentie dus niet.
Het is een mooi dilemma waarmee je mensen aan het denken krijgt over de invloed van AI. Iets wat Stolze al langer probeert. Zo lanceerde hij al in 2018 de Nationale AI-cursus, die nog steeds een mooie laagdrempelige introductie op het thema biedt. Als 'specialisatie' is er ook de AI voor onderwijs-cursus. Waarin onder andere de vraag aan bod komt: wordt het beroep van docent overbodig? 95 procent van de respondenten denkt van niet. En daar is Stolze het mee eens. Al laat hij daar natuurlijk ook een grote 'Maar...'op volgen. Maar daarover later meer.
'Ik weet niet hoe het bij jouw hogeschool zit', houdt hij het nog even open, 'maar ik zie toch veel docenten die van alles in allerlei systemen moeten zetten, bestanden moeten uploaden, van alles weer controleren... Daar kan natuurlijk heel veel winst worden geboekt. Laaghangend fruit is het. Je hoeft niet in Excel 763 cijfers van 234 tabbladen te selecteren en eindeloos scrollen en zoeken. Je kunt nu al in natural language een search doen met de opdracht: welke onderpresteerders - gemeten naar hun eigen prestaties - vallen op in het laatste kwartaal. En je voegt er de opdracht aan toe dat die geselecteerde studenten elk voor een half uur worden ingeroosterd in je agenda en dat zij die uitnodiging ook krijgen. Zodat je juist tijd hebt voor dat gesprek met een student, oog-op-oog-contact wat natuurlijk nodig blijft.'
Wat dat betreft is het onderwijs volgens Stolze te vergelijken met de zorg, waar het telkens weer gaat over ‘meer handen aan het bed’ en ondertussen iedere zorgmedewerker wordt overladen met een berg administratie waarvan ze het nut niet inzien. ‘Maar als je zichtbaar kunt maken dat door jouw administratie andere patiënten beter worden geholpen, waardoor de kwaliteit van de zorg omhoog gaat, verandert de motivatie om die administratie te doen.’
Het laaghangend fruit noemt hij ook wel de super stagiair: iets aan wie je al die kleine klusjes kunt uitbesteden en die dan ook nog ijveriger dan jij uitvoert. 'We gaan van call naar call naar een oproepje van marktplaats en een appje en terug een gesprek in om weer de draad op te pakken. Er was een onderzoek van Microsoft waarin 68 procent van de ondervraagde kenniswerkers (en dat is iedereen die langer dan drie uur per werkdag achter een scherm zit) zegt moeite te hebben om continu iets te presteren. Al die afleiding, elke keer weer de moeite om opnieuw de concentratie in te gaan. Ook daarop kun je met AI stappen zetten.’
Daarbij is het wel tijd om het gesprek over AI te voeren, juist op die werkvloer. ‘Hoe gaan we die AI in de dagelijkse praktijk toepassen in de workflow. Hoe gaan we met elkaar samenwerken, hoe gaan we dat verantwoorder doen, zodanig dat het geaccepteerd is en getest en gebruikt kan worden?’
Daar bovenop komt de stap naar de onvermijdelijkheid van AI: het is niet alleen handig, het is ook heel hard nodig. ‘Anders krijgen we het niet georganiseerd’, constateert Stolze. Opnieuw spiegelt hij het onderwijs aan de zorg. ‘1 op de 3 mensen zou over 40 jaar in de zorg moeten werken, zo werd onlangs voorspeld. Dan weet je dat we het zonder AI niet gaan redden. En we weten ook dat we het met AI heel anders gaan organiseren. Met allerlei functies en rollen die we nu nog niet kennen. We kunnen wel gaan raden, maar een landbouwer uit de negentiende eeuw had ook nooit gedacht dat we ooit Zumba coaches zouden hebben.'
Punt dat Stolze wil maken: de redenering over de zorg kun je ook op onderwijs plakken. En dus zal daar ook de hele organisatie opnieuw worden uitgevonden. Met ongewisse uitkomsten. Ook over de rol van docenten. Maar ook met de zekerheid dat je alle curricula van alle opleidingen op de schop moet nemen. Moeilijk? Zeker, maar die negativiteit is niet per se aan Stolze (‘Ik ben een techoptimist') besteed. ‘Ik zie het bij de programmeurs bij mijn bedrijf. Die zeggen nu al: zeventig procent van het coderen wordt al gedaan door AI. Dan hou je nog dertig procent over die je zelf moet invullen. Maar wat ga je dan met die extra tijd doen? Ik grapte nog: dan gaan jullie zeker om twee uur al tafelvoetballen en niet om vier uur. Maar nee, zij zeggen: die verdieping in de eigen code komt centraal te staan. Het is die dertig procent die jouw werk echt tot dat van jou maakt. Dus het werk wordt er beter van maar het werkplezier ook.’
Waarbij de optimist toch ook een waarschuwend geluid afgeeft: ‘we moeten zorgen dat de voordelen van AI terechtkomen bij de mensen die het werk moeten doen. Dus niet als financieel gewin in de diepe zakken van de aandeelhouders. Bij sociale media hebben we het uit onze handen laten vallen. Die draaien op haat en afgunst, brengen het slechtste in de mensen naar boven. Dat is overigens niet de schuld van de technologie maar van degenen die de platforms beheren, die er de baas van zijn.’
En Stolze wijst nog even op een bijeenkomst waar hij pasgeleden was. ‘Dat was in Heerlen en ging over armoede in Nederland en wat AI op dat terrein kan betekenen.’ Onontgonnen maar o zo zinvol terrein, zo wil hij maar benadrukken. Want techniek is er voor de mensen, niet andersom, zo wil de techoptimist nog even onderstrepen. ’
. . .
Jim Stolze is schrijver en ondernemer. Oprichter van Aigency, dat oplossingen levert op het gebied van kunstmatige intelligentie (AI) aan grote bedrijven. Schrijft columns voor het FD over de mogelijkheden van AI. Daarnaast geeft hij ‘pep-talks’ over innovatie, technologie of ondernemerschap. Bracht TEDx naar Nederland. In 2007 rondde hij een Executive MBA af met een master thesis over de gevolgen van digitalisering en de impact op welzijn.
Door Marc Janssen
Werkt ‘sinds 2016, oh nee 2014, met AI’, nadat hij Singularity University (opgericht door Google en Nasa) had bezocht en zag dat grote bedrijven ermee bezig waren. Was er altijd al vroeg bij met digitale ontwikkelingen. Zo maakte hij de eerste app voor NU.nl toen het woord ‘app’ nog niet bestond.
‘Ik ben gewoon een nerd die nieuwsgierig is’, zo verklaart hij zelf. ‘We kregen thuis de eerste Commodore computer toen ik 11 was en mijn vader zei: “Jim, dit ding kan nog niks, maar je kan hem dingen leren en dat heet programmeren.” Dat kun je nu nog toepassen op AI.’
Nog één persoonlijke anekdote van Stolze: zijn zoon haalde dit jaar zijn havo-examen. En dus plakte papa Jim de opgaven in Chat GPT. Het eindresultaat: Chat GPT haalde een lijst met allemaal achten voor vakken als Engels, Wiskunde en Nederlands. Gemiddeld een 8,4. Randstad maakte er een inhaker bij: wat haalt Chat GPT voor het mbo-vak Installatietechniek? Dat kan al die kunstmatige intelligentie dus niet.
Het is een mooi dilemma waarmee je mensen aan het denken krijgt over de invloed van AI. Iets wat Stolze al langer probeert. Zo lanceerde hij al in 2018 de Nationale AI-cursus, die nog steeds een mooie laagdrempelige introductie op het thema biedt. Als 'specialisatie' is er ook de AI voor onderwijs-cursus. Waarin onder andere de vraag aan bod komt: wordt het beroep van docent overbodig? 95 procent van de respondenten denkt van niet. En daar is Stolze het mee eens. Al laat hij daar natuurlijk ook een grote 'Maar...'op volgen. Maar daarover later meer.
'Ik weet niet hoe het bij jouw hogeschool zit', houdt hij het nog even open, 'maar ik zie toch veel docenten die van alles in allerlei systemen moeten zetten, bestanden moeten uploaden, van alles weer controleren... Daar kan natuurlijk heel veel winst worden geboekt. Laaghangend fruit is het. Je hoeft niet in Excel 763 cijfers van 234 tabbladen te selecteren en eindeloos scrollen en zoeken. Je kunt nu al in natural language een search doen met de opdracht: welke onderpresteerders - gemeten naar hun eigen prestaties - vallen op in het laatste kwartaal. En je voegt er de opdracht aan toe dat die geselecteerde studenten elk voor een half uur worden ingeroosterd in je agenda en dat zij die uitnodiging ook krijgen. Zodat je juist tijd hebt voor dat gesprek met een student, oog-op-oog-contact wat natuurlijk nodig blijft.'
Wat dat betreft is het onderwijs volgens Stolze te vergelijken met de zorg, waar het telkens weer gaat over ‘meer handen aan het bed’ en ondertussen iedere zorgmedewerker wordt overladen met een berg administratie waarvan ze het nut niet inzien. ‘Maar als je zichtbaar kunt maken dat door jouw administratie andere patiënten beter worden geholpen, waardoor de kwaliteit van de zorg omhoog gaat, verandert de motivatie om die administratie te doen.’
Het laaghangend fruit noemt hij ook wel de super stagiair: iets aan wie je al die kleine klusjes kunt uitbesteden en die dan ook nog ijveriger dan jij uitvoert. 'We gaan van call naar call naar een oproepje van marktplaats en een appje en terug een gesprek in om weer de draad op te pakken. Er was een onderzoek van Microsoft waarin 68 procent van de ondervraagde kenniswerkers (en dat is iedereen die langer dan drie uur per werkdag achter een scherm zit) zegt moeite te hebben om continu iets te presteren. Al die afleiding, elke keer weer de moeite om opnieuw de concentratie in te gaan. Ook daarop kun je met AI stappen zetten.’
Daarbij is het wel tijd om het gesprek over AI te voeren, juist op die werkvloer. ‘Hoe gaan we die AI in de dagelijkse praktijk toepassen in de workflow. Hoe gaan we met elkaar samenwerken, hoe gaan we dat verantwoorder doen, zodanig dat het geaccepteerd is en getest en gebruikt kan worden?’
Daar bovenop komt de stap naar de onvermijdelijkheid van AI: het is niet alleen handig, het is ook heel hard nodig. ‘Anders krijgen we het niet georganiseerd’, constateert Stolze. Opnieuw spiegelt hij het onderwijs aan de zorg. ‘1 op de 3 mensen zou over 40 jaar in de zorg moeten werken, zo werd onlangs voorspeld. Dan weet je dat we het zonder AI niet gaan redden. En we weten ook dat we het met AI heel anders gaan organiseren. Met allerlei functies en rollen die we nu nog niet kennen. We kunnen wel gaan raden, maar een landbouwer uit de negentiende eeuw had ook nooit gedacht dat we ooit Zumba coaches zouden hebben.'
Punt dat Stolze wil maken: de redenering over de zorg kun je ook op onderwijs plakken. En dus zal daar ook de hele organisatie opnieuw worden uitgevonden. Met ongewisse uitkomsten. Ook over de rol van docenten. Maar ook met de zekerheid dat je alle curricula van alle opleidingen op de schop moet nemen. Moeilijk? Zeker, maar die negativiteit is niet per se aan Stolze (‘Ik ben een techoptimist') besteed. ‘Ik zie het bij de programmeurs bij mijn bedrijf. Die zeggen nu al: zeventig procent van het coderen wordt al gedaan door AI. Dan hou je nog dertig procent over die je zelf moet invullen. Maar wat ga je dan met die extra tijd doen? Ik grapte nog: dan gaan jullie zeker om twee uur al tafelvoetballen en niet om vier uur. Maar nee, zij zeggen: die verdieping in de eigen code komt centraal te staan. Het is die dertig procent die jouw werk echt tot dat van jou maakt. Dus het werk wordt er beter van maar het werkplezier ook.’
Waarbij de optimist toch ook een waarschuwend geluid afgeeft: ‘we moeten zorgen dat de voordelen van AI terechtkomen bij de mensen die het werk moeten doen. Dus niet als financieel gewin in de diepe zakken van de aandeelhouders. Bij sociale media hebben we het uit onze handen laten vallen. Die draaien op haat en afgunst, brengen het slechtste in de mensen naar boven. Dat is overigens niet de schuld van de technologie maar van degenen die de platforms beheren, die er de baas van zijn.’
En Stolze wijst nog even op een bijeenkomst waar hij pasgeleden was. ‘Dat was in Heerlen en ging over armoede in Nederland en wat AI op dat terrein kan betekenen.’ Onontgonnen maar o zo zinvol terrein, zo wil hij maar benadrukken. Want techniek is er voor de mensen, niet andersom, zo wil de techoptimist nog even onderstrepen. ’
. . .
Chapeau
Colofon
Productie en eindredactie:
Janny Ruardy
Tekst:
Marc Janssen
Janny Ruardy
Olaf Stomp
Fotografie:
Kees Rutten
AI beeldbewerking:
Nanda Coppens
Video:
Hilde Verweij
Vormgeving en realisatie:
Een online magazine over onderwijs, onderzoek, studenten en docenten. Gericht op de toekomst en puttend uit het verleden.
In januari 2024 komt het volgende nummer uit met als thema inclusie
Wie het interessant vindt om mee te denken hierover of ideeën heeft voor artikelen in een van de volgende nummers, mail naar:
Een online magazine over onderwijs, onderzoek, studenten en docenten. Gericht op de toekomst en puttend uit het verleden.
In januari 2024 komt het volgende nummer uit over het onderwerp inclusie
Wie het interessant vindt om mee te denken hierover of ideeën heeft voor artikelen in een van de volgende nummers, mail naar:
Colofon
Tekst:
Marc Janssen
Janny Ruardy
Olaf Stomp
Fotografie:
Kees Rutten
AI beeldbewerking:
Nanda Coppens
Video:
Hilde Verweij
Vormgeving en realisatie:
Een online magazine over onderwijs, onderzoek, studenten en docenten. Gericht op de toekomst en puttend uit het verleden.
In januari 2024 komt het volgende nummer uit over het onderwerp inclusie
Wie het interessant vindt om mee te denken hierover of ideeën heeft voor artikelen in een van de volgende nummers, mail naar:
Colofon
Tekst:
Marc Janssen
Janny Ruardy
Olaf Stomp
Fotografie:
Kees Rutten
AI beeldbewerking:
Nanda Coppens
Video:
Hilde Verweij
Vormgeving en realisatie: