Achtergrond

Thom de Graaf: hbo-onderzoek heeft enorme sprong gemaakt

Praktijkgericht onderzoek is niet meer weg te denken uit het hbo, zegt voorzitter Thom de Graaf van de Vereniging Hogescholen. De kritiek van de SP op de lectoraten vindt hij onbegrijpelijk. ‘Er is gewoon helemaal niets van waar.

‘Stomverbaasd’ was De Graaf naar eigen zeggen toen de SP vorige week met forse kritiek op de proppen kwam. Tweede Kamerlid Frank Futselaar stelde voor om het hbo-onderzoek wat minder extra geld te geven en de noodlijdenden geesteswetenschappen aan de universiteiten wat méér. De lectoraten zouden op dit moment niet goed functioneren en ‘je moet je de vraag stellen in hoeverre je slecht gedrag beloont’, zei Futselaar tijdens het debat.

Zijn motie kreeg nauwelijks steun, maar hbo-voorman De Graaf – daags na dit gesprek werd bekend dat hij is voorgedragen als vicepresident van de Raad van State – wil het niet op zich laten zitten. Hij vindt de kritiek op de lectoren, een soort hoogleraren in het hbo, volstrekt onterecht en breekt een lans voor het praktijkgericht onderzoek aan hogescholen.

Stomverbaasd, zegt u. Hoort u deze kritiek dan voor het eerst?
‘Nee, Futselaar baseert zich op een advies van het Rathenau Instituut over wetenschapsbeleid. Daarin staat een zinnetje over de lectoraten: ze zouden zich traag ontwikkelen en onvoldoende zijn ingebed in het onderwijs. En het zou ontbreken aan visie. Hoe de onderzoekers daarbij komen is mij een raadsel, want er is gewoon helemaal niets van waar. Overigens stelt het Rathenau dat er méér geld naar de lectoraten moet, niet minder, maar dat terzijde.’

Laten we beginnen bij kritiekpunt één: de trage ontwikkeling.
‘Als je één ding kunt stellen, dan is het wel dat de lectoraten de afgelopen jaren een ontzettend grote sprong hebben gemaakt. Hoe kán het Rathenau nou zeggen dat de ontwikkeling traag gaat? Tien jaar geleden waren er nog nauwelijks lectoren, inmiddels zijn het er bijna zevenhonderd, met elk een kenniskring om zich heen waarin volop wordt ingezet op onderzoeksinnovatie. Die kennis wordt meteen teruggekoppeld naar het onderwijs.’

Dat brengt ons bij de inbedding…
‘Ook die kritiek vind ik onbegrijpelijk. Niet alleen hebben studenten baat bij docenten die goed onderlegd zijn in het doen van onderzoek, de bevindingen en uitvindingen van lectoraten hebben ook een directe weerslag op het onderwijs zelf.’

De Graaf noemt twee voorbeelden. Het lectoraat Performance Practice aan de Codarts Hogeschool in Rotterdam onderzoekt de aansluiting van het muziekopleidingen op het snel veranderende beroep van klassieke muzikant en die inzichten worden op diezelfde hogeschool in de praktijk gebracht. En aan NHL Stenden wordt onderzocht hoe serious gaming gebruikt kan worden om leraren (in spe) meer inzicht te geven in hoogbegaafdheid.

Het is simpel: zonder onderzoek kan een hogeschool geen hogeschool meer zijn. Lectoraten zijn essentieel voor de onderzoekende houding die we studenten willen bijbrengen en het brengt hen in aanraking met het beroepenveld.’

Volgens Futselaar weten sommige docenten niet eens welke lector bij hun afdeling hoort.
‘Dat zou best kunnen. We hebben zo’n zevenhonderd lectoren op ruim twintigduizend hbo-docenten. Zo gezien is het maar een kleine druppel. Een kleine druppel die steeds groter wordt.’

‘Futselaar vermoedt dat lectoraten soms ontstaan vanuit prestigeoverwegingen. De hogeschool kiest een onderwerp dat sexy klinkt en zet er een lector op, in plaats van te beginnen vanuit een vraag.
‘Dan zou ik wel een voorbeeld willen horen. Ik heb dat nog nooit meegemaakt.’

Waar gaan die 25 miljoen euro extra nu naartoe?
‘Naar onderzoek dat direct is gekoppeld aan innovatie. Er is een groeiende vraag naar onderzoek met impact: vanuit het bedrijfsleven, vanuit maatschappelijke instellingen en niet in de laatste plaats vanuit Europa.’

‘Kijk, als de kritiek luidt: lectoraten kunnen nóg meer bijdragen, dan ben ik het daar hartstikke mee eens. Het hbo heeft altijd al harder aan de deur moeten kloppen om zichtbaar te zijn, maar ik zie de laatste jaren zeker een verbetering op dat gebied. We zouden heel graag meer doen, maar de middelen zijn er gewoon niet. We hebben maar een fractie van het budget dat universiteiten aan onderzoek kunnen besteden.’