Staatssecretaris Zijlstra, HBO-raadvoorzitter Thom de Graaff, maar ook enkele Kamerleden… Ze hopen dat het rapport ‘Vreemde ogen dwingen’ tot meer vertrouwen in het hbo zal leiden.
‘Ik geef toe dat er over de landelijke examens in het hbo enige discussie was tussen de HBO-raad en het ministerie’, glimlachte staatssecretaris Zijlstra gisteren toen hij het rapport over gezamenlijke toetsing in het hbo in ontvangst nam. ‘Nu ligt er een degelijk rapport. We zullen vast links of rechts nog wat over financiën praten, schat ik in. Maar uiteindelijk moet het duidelijk zijn dat de examinering in het hbo dusdanig is dat we van de discussie over het hbo af zijn.’
Dat laatste zei commissievoorzitter Jan Anthonie Bruijn ook. Het maakte hem eigenlijk niet uit of de kritiek op het hbo terecht was, zei de Leidse hoogleraar immunopathologie, zolang de kritiek maar weggenomen kon worden door goede toetsing. Ook pleitte hij voor toetsdeskundigheid. Op zijn eerste werkdag als docent aan de universiteit kreeg hij destijds te horen dat hij diezelfde middag zeshonderd studenten college moest geven en twintig tentamenvragen moest bedenken. Zonder enige voorbereiding. Hij was bepaald niet goed genoeg geschoold en dat moest beter, vond hij.
Voorzitter Thom de Graaff van de HBO-raad haakte aan bij het verhaal van Bruijn. Hij moest ooit aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen college geven aan studenten die maar een jaar of twee jonger waren dan hijzelf. Een collega stelde hem gerust en zei: zij weten niet wat jij niet weet. ‘Dat heb ik altijd onthouden’, zei de Graaff. ‘En als een student iets vroeg dat je niet wist, zei je: goede vraag, daar komen we de volgende keer op terug.’
Ook De Graaff was enthousiast. ‘Ik ben er heel gelukkig mee, en het bestuur van de HBO-raad ook. Het is een heldere analyse. De voorstellen zijn ingrijpend, maar dat is geen reden om ze niet te volgen.’