Nieuws

‘Ook klein bedrijf moet voor innovatie bij hoger onderwijs aankloppen’

Bedrijven die iets nieuws willen bedenken, hebben weinig aan gesprekken met hun klanten. Ze kunnen beter samenwerken met universiteiten en hogescholen, blijkt uit de Erasmus Innovatie Monitor.

Vooral kleine bedrijven stappen niet zo snel naar een kennisinstelling. Zonde, vindt hoogleraar Henk Volberda van de Rotterdam School of Management. Want bij een echte doorbraak (‘radicale innovatie’) zijn meestal universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstituten betrokken. Ook bij kleinere verbeteringen (‘incrementele innovatie’) spelen ze vaak een rol.

Volberda stelde duizenden bedrijven vragen over hun manier van innoveren. Ruim duizend enquêtes kwamen volledig ingevuld terug, ook van grote bedrijven als Philips, ASML en DSM.

Met name het midden- en kleinbedrijf zou meer werk moeten maken van vernieuwing, vindt Volberda. ‘Kleinere bedrijven hebben er vaak geen budget voor, laat staan een hele afdeling’, vertelt hij. ‘Toch moeten ze steeds meer concurreren met het buitenland. Het heeft weinig zin om op prijs te concurreren, want dan leggen ze het af. Ze zullen dus meerwaarde moeten bieden.’ Hij wijst op de Free Record Shop, die de vooruitgang niet overleefde.

Het rapport is eigenlijk ook een verwijt aan minister Kamp van Economische Zaken, stelt hij. Kamp wil bedrijven en kennisinstellingen beter laten samenwerken in zogeheten ‘topsectoren’, maar dit beleid is volgens Volberda te sterk op grote bedrijven gericht. De minister zou ook het MKB en de hogeronderwijsinstellingen nader tot elkaar moeten brengen. Misschien moeten managers zich bijscholen in innovatie. Er is wellicht een taak weggelegd voor de Kamer van Koophandel.

Toch moet het vooral uit bedrijven zelf komen, meent Volberda. ‘Je kunt een paard wel naar de beek brengen, het zal zelf moeten drinken.’ In het algemeen dalen de investeringen in innovatie sinds het begin van de economische crisis in 2009. Dat schaadt het Nederlandse concurrentievermogen, vreest Volberda. ‘We moeten oppassen dat we geen achterstand oplopen.’