Nieuws

Transitie HU: paar missers, geen patroon van onheus bejegenen personeel

De veranderingen binnen de HU in de afgelopen drie jaren hebben een ‘aantal lelijke missers in zorgvuldig werkgeverschap’ opgeleverd. Maar er is ‘geen patroon van het stelselmatig en doelbewust onheus bejegenen van medewerkers’.

Dit meldt het rapport ‘Goed werkgeverschap tijdens transitie’ van de onderzoeksgroep die onder leiding stond van voormalig GroenLinks-wethouder Frits Lintmeijer. Het rapport is woensdag 2 december op Sharepoint gepubliceerd. Het onderzoek volgt op een inventarisatie van de Dienst Corporate Control van de HU. Hieruit bleek dat er nogal wat onvrede bij het personeel bestond over de manier van bezuinigingen, ontvlechting en harmonisatie (transitie) bij met name het ondersteunend personeel.

De commissie Lintmeijer interviewde 32 medewerkers van faculteiten en diensten, waarvan een deel middels een vaststellingsovereenkomst (VSO) de HU heeft verlaten. Daarnaast sprak de commissie met de direct leidinggevenden, het college van bestuur, Hogeschoolraad, ombudsmannen en vertrouwenspersonen. Een van de conclusies luidt dat het aantal gevallen waarin personeel zich onheus bejegend voelt te groot is, maar de klachten zijn te divers om ze een op een in verband te brengen met de transitie binnen de HU.

Werkdruk
Hoewel de steekproef onder de 32 medewerkers niet representatief is voor de totale HU-populatie (er zitten bijvoorbeeld relatief veel mensen bij met een VSO), spreekt de uitkomst van hun bevindingen voor zichzelf. Acht van de 32 geïnterviewden voelt zich in de afgelopen periode onheus bejegend door de hogeschool. Vier van hen leggen een directe relatie met de transitie. Bij de rest is er sprake van een andere vorm van een arbeidsconflict.

Bij nadere beschouwing van de acht gevallen van onheus ervaren bejegening blijkt er bij twee medewerkers sprake te zijn van pesterijen door collega’s, terwijl de onvrede bij zes personen veroorzaakt wordt door een conflict met de leidinggevende. Deze ruzies zijn ontstaan doordat de leidinggevende in hun ogen onredelijke eisen stelde of dreigend of intimiderend opereerde. Drie van hen voelden zich onder druk gezet om de hogeschool te verlaten of een andere functie te accepteren.

Meer in algemene termen ervaren de 32 geïnterviewden een hoge werkdruk die veelal wordt toegeschreven aan de transitie. Medewerkers van HU Diensten moeten wennen aan andere werkroutines, voelen zich op grotere afstand van het onderwijs staan en missen het contact op de faculteiten. Docenten die bij de steekproef ondervraagd zijn, geven aan dat zij meer met administratieve zaken bezig zijn waardoor er minder uren voor onderwijs overblijft of meer uren aan het werk zijn. Hierdoor komt volgens hen de kwaliteit van het onderwijs onder druk te staan.

Management
Alle respondenten zijn het erover eens dat er een groot verloop bij het management is. Velen voelen zich daar ongemakkelijk onder. ‘Dat komt omdat iedere leidinggevende een eigen stijl van managen met zich meebrengt en andere eisen en accenten legt’, stelt het rapport. Een grote groep stelt dat er een nieuwe groep van managers binnen is gekomen die zakelijker en meer resultaatgericht werkt. Dit speelt vooral bij HU Diensten. Een kwart van hen maakt zich hier zorgen over. ‘Resultaatgerichtheid is prima, maar de manier waarop moet wel passen bij de cultuur van de HU als organisatie waar goed onderwijs vooropstaat’, stelt het rapport. Ook leidinggevende ervaren veelal een zakelijkere managementstijl. Een kleine meerderheid van hen geeft aan dat er door het hogere management is aangedrongen om meer onvoldoendes te geven bij beoordelingsgesprekken.

In de conclusies en aanbevelingen staat verder te lezen dat er inderdaad sprake is van een strengere beoordeling, maar dat die is ingegeven door het verbeteren van de kwaliteit. In een enkel geval is er een relatie tussen een negatieve beoordeling om te bezuinigen, meldt het rapport. In individuele gevallen is gebleken of lijkt het erop dat gedragsregels van de HU zijn overtreden, ‘maar hieraan lijkt geen systematische strategie ten grondslag te liggen’. Verder lijkt er sprake van een ‘grotere negatieve beeldvorming’ over de transitie ‘dan op grond van dit onderzoek gerechtvaardigd is’.

De commissie beveelt onder meer aan om de onrust serieus te nemen, intensiever te communiceren naar de werkvloer en streng op te treden bij onzorgvuldigheid van het management. Ook adviseert de commissie om alsnog een dialoog te organiseren tussen de verschillende partijen binnen de HU.