Marilène Vis (21) studeert Journalistiek aan de HU.
Toen ik net in de stad kwam wonen (ik kom uit een dorp) had ik niet helemaal door dat het hier niet verstandig is om je fiets ‘s nachts buiten te laten staan. ‘Straks wordt hij gestolen,’ had mijn moeder al bezorgd gezegd. Als eigenwijze dochter volgde ik haar advies om hem in de schuur te zetten natuurlijk niet op, maar liet ik mijn fiets gewoon pontificaal voor de deur van mijn appartement staan.
Nu zou je denken dat ‘ie dan inderdaad een keer gestolen werd, waarna een dakloze hem op Neude weer aan het voorbijkomende uitgaansvolk zou kunnen verkopen. Maar helaas, er gebeurde iets dat nóg zuurder is: mijn banden werden lek geprikt en mijn zadel gestolen. Ik kon er eigenlijk niet eens boos om worden, ik vond het wel een creatieve manier om iemand een rotdag te bezorgen.
Maar omdat je in een fietstad als Utrecht natuurlijk niet zonder tweewieler kan, moest ik mijn fiets wel naar de fietsendokter brengen. Als er een tuchtraad voor fietsenmakers was, had ik de mijne er voor gesleept. Toen ik mijn trouwe stalen ros weer ophaalde, was hij – als dat überhaupt mogelijk is – nog erger verminkt dan toen ik hem wegbracht. De banden waren na twee meter fietsen weer leeg en hij maakte een tenenkrommend geluid. Je kon me van een kilometer afstand horen aankomen.
In plaats van mijn ontevredenheid bij de fietsenmaker te uiten, heb ik het uit beleefdheid maar gelaten. Dat is een beetje hetzelfde als naar de kapper gaan: ze vragen je of je blij bent met het eindresultaat en je zegt áltijd enthousiast ja, ook wanneer je vindt dat het er niet uitziet. Toch bang om onaardig gevonden te worden.
Maar na eindeloos uitstellen, heb ik me deze week – onder druk van het mooie weer – dan toch maar gemeld bij een fietsenmaker, deze keer wel een andere. Ik ben ruim honderd euro lichter dus ik kan een week niet eten, maar fietsen kan wel weer. Inmiddels staat ‘ie veilig achter slot en grendel. Als je bij mijn fiets wil komen, moet je eerst langs mij.