Interview

Boels: Nederlandse jongeren kunnen wél goed rekenen

Lonneke Boels. Foto: Kees Rutten

Het rekenniveau onder Nederlandse kinderen zou achteruit hollen. Maar dat valt reuze mee, weet HU-onderzoeker Lonneke Boels. Ze levert fijne wapenfeiten, handig voor bij de koffieautomaat.

Jij zegt dat Nederland internationaal al jaren tot de top van rekenen en wiskunde hoort?
‘Dat klopt. Steeds meer basisschoolleerlingen in Nederland halen het gewenste niveau. De ambitie van de regering is dat 85 procent van de leerlingen minimaal op 1F-niveau zou moeten scoren. Daar zitten we al jaren ruim boven.

Nederland hoort op het gebied van rekenen tot de wereldtop. In TIMSS 2023 (groep 6) staan we in de top 12 van de wereld, op nummer 7 in Europa. In het voortgezet onderwijs, gemeten via PISA 2022 (15-jarigen) staan we in de top 10 van de wereld, op nummer 3 in Europa. Bovendien zijn de verschillen in prestaties tussen leerlingen klein, vergeleken bij een aantal hoger scorende landen.’

Lonneke Boels is sinds 2022 onderzoeker bij het lectoraat Waarnemend en associate lector lectoraat Wiskundig en Analytisch Vermogen van Professionals en sinds 2024 waarnemend lector.
Ze heeft een technische achtergrond (Elektrotechniek), werkte in het bedrijfsleven, deed de opleiding tot docent wiskunde (tien jaar later) en heeft ruim twintig jaar ervaring in allerlei vormen van onderwijs (po, pabo, mbo, maar vooral vo).

Waarom vind je het gunstig dat Nederland weinig verschillen in rekenprestaties tussen leerlingen heeft?
‘Omdat we er blijkbaar in slagen om álle leerlingen flink op niveau te krijgen. We hebben weinig leerlingen die echt laag scoren. Rekenfeiten zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen doen kinderen in Nederland veel beter dan in de meeste andere landen. Dat zegt ook iets over de kansengelijkheid hier. Leerlingen die moeite hebben met rekenen krijgen zoveel aandacht dat ze erbij worden getrokken.

Bovendien hebben we veel aandacht voor inzicht en verschillende aanpakken. Je zult me niet horen zeggen dat je tafels niet hoort te oefenen. Maar 7 x 8 wordt bijvoorbeeld vaak vergeten. Dan is het wel handig als je strategieën hebt om achter de uitkomst te komen. We weten uit vakdidactisch onderzoek bovendien dat werken aan begrip heel belangrijk is voor blijvende resultaten.’

Nederland heeft goed praktisch onderwijs

‘Dit alles wil overigens niet zeggen dat het niet nog beter kan. De nuance zit bij leerlingen die straks naar vmbo basis of kader gaan. Daar zit een grote groep leerlingen die op de basisschool op een aparte leerlijn zijn gezet omdat ze meer tijd nodig hebben. Ze zijn dus niet nog klaar met de lesstof van de vorige groep, die van groep 6 of 7. Daar ligt een enorme uitdaging voor de docenten van vmbo basis en kader. Zij werken er keihard aan om deze leerlingen verder te laten groeien; eerst naar 1F-niveau en daarna naar 2F.

In België hebben ze heel mooi B-scholen, voor die groep: middelbare scholen waar ze in rustig tempo de basisschoolstof afmaken. Wat mooi is aan het systeem in Nederland is dat de kinderen op het vmbo basis kader praktisch heel goed zijn. Die pest je als je ze theoretisch onderwijs geeft. Desondanks doen ook deze leerlingen het internationaal dus relatief goed.’

Goed vakmanschap blijft noodzakelijk

Onze beste leerlingen scoren relatief laag ten opzichte van andere landen. Waarom?
‘Bij het bedienen van de beste leerlingen zit nog ruimte voor verbetering. Als we het voor elkaar zouden krijgen om bijvoorbeeld de beste leerlingen van groep zes verder uit te dagen, zouden we onmiddellijk in de internationale top 3 schieten. Een van de manieren is te werken met opgaven die niet met een standaardprocedure op te lossen zijn. Het beste is als de docent die zelf bedenkt. Hoe goed je methode ook is, hij zal nooit honderd procent aansluiten bij je hele klas. Daar heb je het vakmanschap van de onderwijzer voor nodig.

Als je meer niet-routine opgaven aanbiedt, leer je kinderen om zelf op zoek te gaan naar oplossingen. Veel scholen zien de noodzaak om leerlingen eigen aanpakken te laten ontwikkelen overigens zelf ook. Voor een onderzoek zochten we scholen die hun onderwijs in het oplossen van niet-routine reken-wiskundige opgaven verder willen versterken voor álle leerlingen. Binnen drie weken zaten we op 55 basisscholen in Nederland en Vlaanderen die mee willen doen.’

Invloed van ouders is groot

Je zegt ook dat de socio-economische status van ouders sterk samenhangt met de rekenprestaties van leerlingen.
‘Het vermoeden is dat dit komt omdat ouders met een hogere socio-economische status bijvoorbeeld meer spelletjes met getallen doen, meer gesprekken voeren over hoeveelheden en minder rekenangst hebben. Deze relatie is sterk en onderwijs heeft hier slechts beperkt invloed op.’

Digitalisering van het onderwijs: overdrijf niet

Wat vind je van digitalisering in het onderwijs?
‘Goede digitale rekenprogramma’s kunnen een docent veel werk uit handen nemen. Het wordt echter problematisch als je als docent je leerlingen voor de computer zet en alleen nog maar fungeert als politie-agent. Op basisscholen gebeurt dat gelukkig weinig, maar op middelbare scholen en mbo’s zie ik dat wel gebeuren.

De subsidie van het masterplan basisvaardigheden (voor po en vo) eist dat je een toets afneemt. Degenen die die toetsen aanbieden, bieden ook het digitale lesmateriaal aan. Dan ben je vervolgens niet de basisvaardigheden van je leerlingen aan het verbeteren, maar gewoon die toets aan het oefenen. Daar kunnen die aanbieders heel veel geld mee verdienen, schrijft bijvoorbeeld ook Mirjam de Rijk in Gekaapt door het kapitaal.

Op sommige basisscholen speelt ook de data-honger van digitale lesmaterialen. Die geeft dan aan dat een kind nog meer opgaven moet maken want anders kan er geen advies worden gegeven. Terwijl de docent al genoeg informatie heeft. Dit is vooral een probleem als het gebruiken van het digitale materiaal verplicht wordt. Ik heb daar wel een zorg over, want er gaat zo veel geld naar commerciële partijen. Geld dat we beter zouden kunnen gebruiken om bijvoorbeeld docenten extra lesvoorbereidings- en professionaliseringstijd te geven.’

Maak je eigen materiaal uit de praktijk

Tot slot: Wat is volgens jou de beste manier om rekenonderwijs te geven?
‘Onderwijs moet aansluiten bij wat leerlingen buiten school tegenkomen en gebruiken. Daarom helpt het om in de les vaker opgaven te doen die verband houden met de praktijk. Uitrekenen hoeveel korting je krijgt in de supermarkt bijvoorbeeld, aan de hand van een reclamefolder. Of welk NS-abonnement je het beste kunt kiezen. Of schatten hoe lang je een spelletje kunt spelen op een tablet voordat je die weer moet opladen.

Vraag het vooral ook aan je leerlingen zelf: welke rekenvragen hebben zij? Ik weet uit eigen ervaring hoe motiverend dit voor leerlingen werkt. Internationaal onderzoek bevestigt dat beeld en geeft aan dat de rekenprestaties daardoor stijgen, óók op standaardopgaven. Eigenlijk is dat ook best logisch.

Ik weet zelf heel goed hoe het is om voor de klas te staan en maar een half uur te hebben om je les voor te bereiden. Die 30 minuten zijn voor het voorbereiden van je les, het maken van je toets én het nakijken van je toets. Veel minder tijd dan andere landen om ons heen. En toch: je eigen vragen bedenken en daar op je eigen manier antwoord op vinden, is gewoon leuker. Dat betekent niet dat je elke les zo moet lesgeven. Vul je lesmethode gewoon aan met dit soort eigen materiaal.’

Nuanceer de PISA-resultaten

Nog niet eerder zijn de Nederlandse wiskundescores in PISA zo sterk gedaald, staat op de site van PISA zelf.  Zijn die PISA-resultaten inmiddels verouderd of anderszins flauwekul?

Er waren zeker zorgen over de PISA-resultaten, maar het volledige beeld is dus genuanceerder. Zoals je ziet zijn er dus ook sterke aanwijzingen dat Nederland internationaal nog steeds goed presteert op rekenvaardigheid. Nederland scoort internationaal hoog op rekenvaardigheid volgens PIAAC. In deze internationale vergelijking van de OESO onder mensen vanaf 16 jaar stond Nederland in 2023 op de derde plaats voor rekenen. De recentere PIA AC-resultaten 2023 geven een bredere blik op rekenvaardigheid dan PISA, dat zich beperkt tot 15-jarigen. Onze mbo-studenten presteren sterk internationaal, blijkt uit hetzelfde PIAAC-onderzoek. Dit is relevant, omdat een groot deel van de beroepsbevolking in Nederland een mbo-opleiding heeft gevolgd.

Bovendien moet je die PISA-daling in context plaatsen. Verschillende factoren spelen daarbij een rol. Zo werd de toets in Nederland in het najaar afgenomen in plaats van in het voorjaar. Daardoor hadden leerlingen mogelijk een andere voorbereiding en minder wiskundeonderwijs voorafgaand aan de test.’

De invloed van corona

‘Bovendien is er nog steeds een effect van de COVID-pandemie: Die had wereldwijd invloed op onderwijsresultaten. In Nederland eindigden de coronamaatregelen in het voorjaar van 2022, dus kort voordat PISA werd afgenomen. Veel landen lieten in 2022 een daling zien en de impact was groter in landen waar scholen langere tijd gesloten waren. Ten slotte heb je het low-stakes karakter van PISA: De test wordt afgenomen onder 15-jarigen zonder gevolgen voor hun schoolloopbaan. Dat kan invloed hebben op motivatie en inzet.

Het herstel in nationale examens is al zichtbaar. In 2023 waren de resultaten op high-stakes toetsen, zoals het wiskunde-eindexamen in het voortgezet onderwijs, alweer terug op het niveau van vóór de pandemie. Dit laat zien dat het effect van corona op leerprestaties tijdelijk was.’

Schep een reëel beeld

‘Kortom: de PISA-daling is een signaal om serieus te nemen, maar andere betrouwbare onderzoeken laten zien dat Nederland nog steeds sterk presteert op rekenvaardigheid. Het is dus belangrijk om de resultaten van PISA in perspectief te plaatsen en zowel de verbeterpunten als de sterke kanten van ons onderwijs te erkennen.’

Op vrijdag 21 maart is de nationale rekencoördinatordag waar Marjolein Kool namens het lectoraat Wiskundig en Analytisch Vermogen van Professionals (WAVP) een workshop geeft over ‘rekenen-wiskunde en de wereld’.

Op dinsdag 25 maart 2025 is de door Boels’ lectoraat georganiseerde conferentie over gecijferdheidsonderwijs aan volwassenen: Groei in gecijferdheid voor en door volwassenen.