Een-op-een onderwijs is het beste. Het is vertellen, voordoen, luisteren en nadoen, corrigeren en verbeteren. Hoe groter de groep hoe lastiger dit wordt. In grote collegezalen is interactie nauwelijks mogelijk. Lang geleden zat ik op een Dalton-hbs met ruim driehonderd leerlingen. Je kende praktisch iedereen. Jaren geleden was ik bij een reünie. Ik zag bekenden van wie ik de naam niet meer wist. Maar de directeur leek bijna iedereen nog te kennen, want hij sprak hen met de voornaam aan. Ik verdenk hem ervan dat hij de dagen ervoor met fotootjes had geoefend.
Ik vond het een heerlijke school, waar de hele familie Römer opging (er werd veel aan cabaret en toneel gedaan), Ad Visser (trad op met z’n bandje), Mart Smeets (natuurlijk was er jaarlijks een basketbaltoernooi) en Koos Zwart (hij las later op de Vararadio wekelijks de gangbare wietprijzen voor). Het was overzichtelijk. Je was geen nummer en je werd gestimuleerd door uitstekende docenten.
Schoolbesturen gingen pleiten voor schaalvergroting (voor hen meer macht), want dat zou economische voordelen opleveren. Hoewel dit voor het onderwijs aantoonbaar geen voordelen heeft opgeleverd is het decennia achter elkaar doorgegaan. En gek genoeg houdt het niet op, omdat beleidsmakers, zoals soms ook ambtenaren, het belang van hun eigen baan vaak vooropstellen.