De plannen van de regering om het reken- en taalonderwijs te
versterken worden in het hoger onderwijs overwegend positief ontvangen. Maar
over de details zullen de degens nog wel gekruist worden.
De regering trekt de komende drie jaren 115 miljoen euro uit
om het reken- en taalonderwijs te verbeteren van lagere school tot en met middelbare
school en mbo. Daarna staat er jaarlijks een bedrag van 15 miljoen euro op de
begroting. Er komen, zoals aanbevolen door de commissie Meijerink, ‘doorlopende
leerlijnen’. Daarin staat per leeftijd en schoolniveau beschreven welk niveau
scholieren moeten halen en welk niveau de betere leerling kan nastreven.
Het ministerie wil de komende drie jaren een ‘inhaalslag’
maken, maar ‘de eerste resultaten moeten na twee jaar zichtbaar zijn.’ Zo
moeten er toetsen en exameneisen komen. Ook de wetgeving moet worden veranderd.
Doekle Terpstra van de HBO-raad noemt het ‘positief dat er
actie wordt ondernomen’, maar wil pas volgende week inhoudelijk reageren. Ook
de woordvoerder van universiteitenvereniging VSNU houdt zich voorlopig op de
vlakte: ‘De aandacht voor taal en rekenen is goed.’
Alleen de Landelijke Studenten Vakbond is iets kritischer.
Die vindt dat er op de korte termijn te weinig gebeurt voor studenten die
onvoldoende rekenonderwijs hebben gehad. Bovendien wil de regering in het mbo
toetsen invoeren zoals die momenteel op de pabo worden gebruikt, terwijl de
LSVb fel gekant is tegen de digitale pabo-rekentoets in zijn huidige vorm. Die
kent te weinig mogelijkheid tot inzage, vindt voorzitter Lisa Westerveld, en veel
studenten halen hem niet. ‘We krijgen nergens anders zoveel klachten over.’