De laatste tijd word ik er steeds vaker mee geconfronteerd. Kies ik voor carrière of kies ik voor een leven buiten het werk om?
Het gebeurt tijdens een lezing van journalist Christiaan Triebert (30). Hij vertelt over zijn studententijd waarin hij voor de Groningse studentenkrant werkte en over hoe hij na zijn studie bij Bellingcat (een journalistieke organisatie die middels satellietbeelden onderzoek deed naar het neerhalen van MH17) begon. Terwijl hij bij Bellingcat zat, vroeg de New York Times of hij in vaste dienst voor ze wilde werken. Tijdens zijn verhaal kwam het weer op: de carrièrekriebels. Als ik dit wil, moet ik er nú mee beginnen.
Christiaan woont in New York. Waarschijnlijk in een torenhoge flat, waar vanuit hij keihard werkt. Dat kan toch niet anders, bij de New York Times? Hij is al ruime tijd niet in Nederland geweest, mede door de pandemie natuurlijk, en ziet dus vrienden en familie aanzienlijk minder. Maar hij zet zich in voor het meest toonaangevende journalistieke platform en sleepte er zelfs een Pulitzerprijs mee binnen.
Kortom, ik werd zenuwachtig. Want aan de ene kant lijkt me dit fantastisch: functioneren op het hoogste journalistieke niveau en prachtige stukken maken die de wereld inlichten over verborgen zaken. Maar tegelijkertijd denk ik aan de andere dromen die ik heb. De wereld rondzeilen. Proberen kleiner en duurzamer te leven. Niet mijn dagen achter een computer doorbrengen. Echte gesprekken voeren met andere niet-computerende mensen.
Wat is er nou belangrijk?, vraag ik mezelf dan. Ik heb immers slechts één leven. Hoe wil ik dat invullen? Nu het einde van mijn studententijd als een denderende sneltrein nadert, flitsen zulke vragen steeds frequenter door mijn hoofd. En ik weet het antwoord niet.
Dus vraag ik het aan een goede vriendin. Ze studeert geneeskunde en als er iemand alles voor haar studie opzegt, dan is zij het. Echter zit zij er ook mee: ze wil doorgaan met arts worden. Maar ze wil ook een stabiele relatie, een periode in het buitenland werken, kinderen krijgen en een fijne woonplek creëren. Is dat teveel gewild? Of kún je niet minder willen, wanneer je weet wat de mogelijkheden zijn?
Moet je alles opgeven om ergens in te kunnen excelleren, zoals werken voor de New York Times? Of kan je ook heel goed werk leveren en tegelijkertijd op avontuur? Ik weet dat ik niet de enige ben met deze keuzestress. Gister zei een vriend nog tegen me dat hij in een identiteitscrisis zat. Wilde hij aannemer, of toch botenbouwer worden?
Er zijn zo veel kleine keuzes waarover moet worden nagedacht, omdat ze de toekomst flink beïnvloeden. Welke master zal ik volgen? Zal ik überhaupt een master volgen? Wat voor bijbaan is nuttig? Welk onderwerp kies ik voor mijn scriptie zodat ik me alvast kan specialiseren, handig voor de toekomst? Maak ik die herkansing om cum laude af te studeren of is het goed genoeg zo?
Het is gekmakend en ingewikkeld. Ik probeer me vast te houden aan het feit dat keuzes niet definitief zijn. Je kunt via verschillende wegen hetzelfde doel bereiken. Desalniettemin zullen de komende jaren bepalend zijn voor mijn toekomst, en dat is eng.