Door Femke Bakkeren
‘Programmamaker, tekstschrijver, ontstopper, hofnar en opdenker’, meldt het visitekaartje voor de toekomst. Rienk Wielenga gaat de HU dan wel verlaten, zijn passie blijft.
‘Ontstopper, dat is de loodgieter. Daar waar de stront in de pijp zit, gaat hij de boel ontstoppen. En opdenken, dat is met anderen out of the box denken en elke gedachte die het waard is, samen verder uitwerken’. En die hofnar? ‘Ik ben potentieel lid van de gilde van hofnarren. Met gekke dingen en kritiek bepaalde patronen doorbreken. Die rol heb ik eigenlijk gekregen bij de HU. Ik was altijd diegene die bij afscheidsrecepties nog iets bij name noemde. Iets wat anderen niet durfden of mochten zeggen.’
Patronen doorbreken en van de gebaande paden af. Met events, workshops en ontmoetingen van Studium Generale kon de HU-bevolking zichzelf, de wereld en elkaar op een andere manier leren kennen. Iets wat honderden studenten en medewerkers hebben gedaan.
Het idee van ontmoeting -‘samen op zoek naar wijsheid en het goede en schone’- laat Wielenga niet los. De als wervelwind omschreven ‘inspirator’ gaat officieel met pensioen maar zet de ontmoetingen voort in een op te richten leerhuis. ‘Met mensen vanuit verschillende hoeken zoals de kunst en politiek een maatschap vormen. Ik denk aan een buddysysteem; Jongeren aan ouderen koppelen. Meelopen met een bevlogen iemand. Ga met elkaar in discours, leer van elkaars verhalen en ervaring.’ Ook wil hij leergangen opzetten. Bijvoorbeeld voor managers. ‘Mensen die afgesneden zijn van veel thema’s omdat ze op één spoor zitten. Samen op zoek naar wijsheid.’
tragikomedie
Bij de HU heeft hij het jarenlang gedaan. Een voorbeeld en ‘een pareltje’ noemt Wielenga de HU-brede minor de Derde Verdieping. ‘Fantastisch om te zien wat er met studenten gebeurt als ze in de vrije ruimte komen. Los van de onderwijsgebouwen en het calculerende, ingeroosterde en afgedwongen studiegedrag. Er ontstaat gretigheid en lol in leren.’
Het was nog een gevecht –‘twee jaar tegen de klippen op’- om die minor in de lucht te krijgen, omdat het niet in de standaardonderwijsroute paste. Maar hij heeft nooit het bijltje er bij neer willen leggen in de bureaucratische HU-cultuur. De reden: ‘Er zijn zoveel vrije geesten die er iets moois van willen maken. Ben een beetje allergisch voor dat slachtoffergedoe, dat vakbondsgeleuter dat professionals worden beknot door de organisatie. Als professional laat je toch geen oor aannaaien door het management? Mensen die lijden onder hun takenpakket moeten hun power laten zien of een andere baan zoeken.’ ‘En daarbij’, nuanceert hij, ‘de HU is een groot dorp, dat maakt het leuk. Soms vol met tragikomische oplossingen. Buiten of bij andere organisaties is het niet per se beter.’
Hij heeft een blauwe maandag in het bedrijfsleven gezeten, maar het merendeel van zijn werkzame leven in het hoger onderwijs, ‘de deugdelijke tak van sport’, doorgebracht. In 1995 ontstond Studium Generale en Wielenga kwam aan het roer te staan. Eerst nog aangevuld met een baan als‘hoofd folders’ bij de communicatie-afdeling van de faculteit Maatschappij en Recht. Niet een functie die bij hem paste. ‘Ik had nog even het idee dat als de interne communicatie een kwaliteitsslag maakte, je je minder zorgen hoeft te maken over wat je extern communiceerde. Een vrij naïeve gedachte.’
Inmiddels is hij ervan overtuigd dat de basis bij het onderwijs en de onderwijsgevers ligt. ‘Tevreden studenten zijn je beste ambassadeurs. Dan zijn de glossy’s en sites overbodig. De HU promoten is eigenlijk een armoedegreep die handenvol geld kost. Als je dat geld kan spenderen aan het versterken van de verbindingen en ontmoetingen binnen de opleidingen, zijn er geen folders meer nodig.’
De ontmoeting heeft altijd centraal gestaan bij Studium Generale. En vormt volgens Wielenga een essentieel onderdeel van zijn afscheidsthema: loslaten. Eerst elkaar ontmoeten, je gekend voelen. En dan pas loslaten.
De wervelwind gaat zelf los: ‘Er moet een persoonlijke verbinding zijn en dan kunnen studenten op weg gestuurd worden. En ga dan niet voortdurend controleren. Het is eigenlijk een metafoor van hoe je als opvoeder naast het fietsje loopt waarop het kind leert fietsen. Hoe lang hou je het fietsje vast? Je moet op een gegeven moment vertrouwen geven en voelen.’
Vaak worden studenten losgelaten en aan hun lot overgelaten ‘en donderden ze op het asfalt’ constateert hij. Er wordt hard aan gewerkt het vertrouwen en de verbinding voor elkaar te krijgen, maar de grootte van de HU maakt het lastig. ‘We kijken soms met wanhoop naar de grote afstand. Onmiskenbaar het gevolg van de massaficatie van het onderwijs. Het anonimiseert, het is het verhaal van de intensieve studenthouderij. Je komt binnen met een virtuele label aan je oor.’
Hij staat bekend om zijn gedrevenheid en liefde voor het onderwijs. Maar waar haalt Wielenga zelf zijn inspiratie vandaan? Korte stilte. ‘Dat weet ik niet. Het zit hem in de glimpse of the eye; met jou kan ik het avontuur aan. Mensen uitdagen, uit de schulp krijgen. Het is misschien mijn intrinsieke onrust. Als ik zie dat een situatie saploos is, moeite heeft om overeind te blijven, ga ik er iets aan doen.’
vertrouwen
Jarenlang heeft hij er iets aan gedaan bij SG. Voor studenten én medewerkers. Want ook zij hebben de ontmoeting en het loslaten nodig. Wielenga maakt zich zorgen over ‘docenten die calculerend gedrag vertonen als gevolg van de beheers- en controlestructuur.’ Verantwoording afleggen heeft volgens hem een ‘verzurend en zielloos effect op de aard van de aandacht voor elkaar’. Zijn advies: ‘Laat docenten zelf de weg naar Rome vinden. Geef vertrouwen en schep ruimte.’
En daar ziet hij een opdracht voor p&o: investeren in haar primaire kapitaal. Maar ook docenten zelf zouden hun power mogen tonen.
Hij is al die jaren genoeg bevlogen mensen tegengekomen. ‘Veel mensen willen hun verhaal buiten het vastgelegde curricula kwijt. Ze zoeken naar ontmoeting en verbinding. Moeilijk in het onderwijs. In SG lukte het wel, buiten de formats om.’ Het lijkt hem wel wat om maatschappen van vakbroeders, bijvoorbeeld in de ethiek, in de HU gestalte te zien krijgen. ‘Die als satellieten in de organisatie zweven. Dat opleidingen bij zo’n maatschap per half jaar klussen opgeven. De een gaat lesgeven, de ander ontwikkelt prima toetsen, weer een ander gaat onderwijsvormen bedenken. Doorbreek het isolement.’
En wat te denken van het onderwijs ondersteunend personeel. Ook zij moeten van de gebaande paden af. ‘Laat die hele Oudenoord eens in de twee jaar, twee weken actief met studenten werken. Zodat die studenten geen rekeneenheden meer zijn maar mensen.’
Op de vraag hoe hij de HU loslaat, is het weer even stil. ‘Dat is een ander soort loslaten. Dat wordt een verbinding die ik ga verbreken. Om verder te komen moet ik afsluiten. Vreemd. Ik sluit mijn werkzame leven af. Ga bij het legertje oudgedienden en de bejaarden horen. Krijg straks opeens korting in het museum.’
Moeilijk? ‘Ja, ik denk wel dat het emotioneel wordt. Maar ik heb het drie jaar zien aankomen en heb me er inmiddels volledig mee verzoend. Het is goed en zal het missen. Toen ik in ‘75 kwam solliciteren voor een pluizige sollicitatiecommissie – ik kreeg gelijk ruzie met ze, vonden ze leuk en ik mocht komen- had ik nooit gedacht dat ik langer dan vier jaar in het onderwijs zou zitten. Maar het was een enorm groot speelveld waar ik, in een vrije rol bij Studium Generale, heb gezocht naar de kleine niches om met bevlogen mensen leeravonturen op te zetten. Gerie Bonhof zei ooit; de mooiste baan heeft Rienk. En ik ga dat niet ontkennen.’