Dick de Wolff (53) is sinds mei, na een korte interimperiode, directeur van de faculteit Educatie. Hij kwam zeker niet in een gespreid bedje terecht. Gesprek over de academische pabo, educatieve minor, zijn Amsterdamse tijd, het lerarentekort… en hemzelf. ‘Het vechten zit in mij.’
Hoe zou je je managementstijl omschrijven?
‘Die is vergelijkbaar met de manier waarop ik vroeger lesgaf. Ik ga ervan uit dat mensen gemotiveerd zijn om het werk goed te doen. Als je ze die ruimte en het vertrouwen geeft, neemt het overgrote deel hun verantwoordelijkheid. Dat geldt zowel voor volwassenen als voor kinderen. En als
het tegendeel blijkt, kom ik in actie.’
Je bent een vechter?
‘Het vechten zit in mij. Als ik de overtuiging heb dat iets op een bepaalde manier moet dan ga ik daarvoor. Als je me dan van het tegendeel wilt overtuigen moet daar hard aan gewerkt worden. Ik verbind me aan de dingen die ik doe.’
Je deed twee jaar interimklussen voor het managementadviesbureau BMC Groep. Waarom prefereer je een vaste baan?
‘Als interimmer doe je altijd maar een stukje. Je start iets op, maakt iets los of je rond iets af. Maar als je een verandering in een staande organisatie wil creëren ben je er tussen de vijf en zeven jaar mee bezig. En ik vond het eenzaam. Je komt van buiten en staat alleen. Dat ligt mij niet. Ten derde ligt de focus op geld verdienen. Ik verdien graag een goed salaris, maar het moet niet alleen over geld gaan.’
In 2000 wordt Dick de Wolff interim-directeur van de Educatieve Faculteit Amsterdam, waarin de lerarenopleidingen van de Hogeschool InHolland en de Hogeschool van Amsterdam (HvA) zijn ondergebracht. Na een half jaar treedt hij in vaste dienst. Er volgt een reorganisatie waarbij eenderde van het personeel moet vertrekken. Een zware ingreep waaraan hij leiding geeft. InHolland doet de opleidingen over aan de HvA. Dwars door deze operatie loopt de bestuurlijke fusie van de Hogeschool en Universiteit van Amsterdam heen, die in 2003 zijn beslag krijgt.
Hoe is deze fusie tussen hogeschool en universiteit bevallen?
‘Dat viel mij erg tegen. De Educatieve Faculteit huisde in hetzelfde gebouw als de opleidingen voor onderwijskundige en pedagogische wetenschappen, enkele onderwijsinstituten en universitaire lerarenopleidingen. Op het gebied van onderwijs en opvoeding zat alle expertise bij elkaar; uniek in Nederland. Ik was twee jaar voorzitter van de stuurgroep die de samenwerking gestalte moest geven. Dat is niet gelukt. De reden daarvoor is dat elke keer werd gevraagd: wie is de baas en wie gaat dat betalen? De structuur werkte dat in de hand. Ook speelde mee dat de universiteit zich beter voelt dan het hbo. En Amsterdammers – ik chargeer – hebben de neiging om de confrontatie te zoeken in plaats van de samenwerking. Uiteindelijk is alles uit elkaar gehaald en zijn alle onderdelen verspreid over de stad. Ze hebben een gouden kans laten lopen.’
In januari 2007 haalt voormalig faculteitsdirecteur Jan Brandsma De Wolff binnen bij de faculteit Educatie van de HU als ‘kwartiermaker’ van het kenniscentrum in oprichting. Brandsma gaat een half jaar later met ziekteverlof en De Wolff neemt zijn taken tijdelijk over. Als duidelijk is dat Brandsma niet terugkeert, solliciteert hij op de vacature voor faculteitsdirecteur. De faculteit verkeert in een onstuimige situatie. Financiële tekorten, nieuwe instituutsdirecteuren, de affaire met de ontslagvergoeding van een docente, onderzoeken naar onrechtmatige inschrijvingen, kritiek op lerarenopleidingen en een verhuizing naar de nieuwbouw in De Uithof.
Je kwam niet in een gespreid bedje. Hoe houd je je staande?
‘Het belangrijkste is jezelf te blijven. En ik probeer volkomen transparant te zijn. Ik heb geen geheimen of verborgen agenda’s. Ik benoem en bespreek alles. Ik heb in mijn carrière een school opgebouwd, een grote fusie meegemaakt, een forse reorganisatie geleid… Dus ik ben wel commotie gewend.’
Je zou niet anders willen?
‘Ik zoek het blijkbaar op. Ik verbruik veel energie. Dat is ook het gevolg van een grote betrokkenheid. Ik merk wel dat ik ouder wordt. ’s Avonds na half tien moet ik ophouden met lezen want dan neem ik niets meer op.’
Het idee van de academische pabo (ALPO) ontstond al enkele jaren geleden, maar startte pas dit jaar. Wat was jouw rol daarin?
‘Ik ben erbij betrokken toen de gesprekken tussen de hogeschool en Universiteit Utrecht waren vastgelopen op de vraag hoe het georganiseerd moest worden. Ik was net kwartiermaker en Geri Bonhof (voorzitter college van bestuur van de HU; red.) vroeg of ik het proces vlot wilde trekken. Daarna is het snel gegaan.’
In september 2008 presenteert staatssecretaris van Bijsterveldt aan de faculteit Educatie de ‘Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren’, een pakket van maatregelen dat het lerarentekort te lijf moet gaan. Een van de initiatieven is de start van educatieve minoren. Bachelorstudenten aan de universiteiten kunnen in een half jaar hun tweedegraads onderwijsbevoegdheid halen voor het vmbo en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Het idee van de educatieve minor komt van de Universiteit Utrecht en de staatssecretaris heeft dit overgenomen om het landelijk in te voeren.
De hogeschool komt in dit verhaal niet voor.
‘Dat klopt. Ik ben voorstander van een educatieve minor, maar niet op de manier waarop die wordt ingevoerd. De suggestie wordt gewekt alsof het iets nieuws is terwijl er al iets dergelijks bestaat. Sinds enkele jaren kunnen afgestudeerde hbo- en universitaire studenten bij de lerarenopleidingen van de hogescholen een kopopleiding van een jaar volgen. Die geeft ze een volledige tweedegraads bevoegdheid en is door de universiteiten en hogescholen samen opgezet om het lerarentekort te bestrijden. Er wordt nu gedaan of die niet meer bestaat. Het zou veel beter zijn om de kopopleiding deels als educatieve minor aan te bieden en een vervolg in een masterprogramma. Dan kunnen we morgen beginnen. Voor de educatieve minor zoals die nu wordt voorgesteld moet de wet veranderd worden en een omslachtige accreditatie worden uitgevoerd.’
Is er geen overleg geweest tussen universiteit en hogeschool, in de geest van de ALPO?
‘Ik heb tijdens het overleg over de ALPO aangegeven dat ik het er over wilde hebben. De universiteit zei dat ze het eerst zelf wilde onderzoeken. Dat vind ik reëel. Maar de universiteit heeft het naar buiten gebracht, zonder ons daarin te kennen. Als je partners bent doe je dat niet.
Waarom men het niet wil? De universiteiten zeggen: als wij die tweedegraads bevoegdheid van de staatssecretaris zelf in die minor mogen verzorgen hebben we het hbo niet nodig. En de staatssecretaris wil graag laten zien dat zij het probleem kan oplossen. Het is niet handig als het hbo haar hierbij voor de voeten loopt. Dat is het gevoel dat ik erbij krijg.’
Is de Universiteit Utrecht bereid om die educatieve minor aan te passen?
‘Daarover zijn we met elkaar in gesprek. Ik denk dat we de samenwerking wel voor elkaar krijgen omdat universiteit en hogeschool participeren in de academische pabo. Maar of dat op andere plekken in het land ook gaat lukken vraag ik me af. Ik verwacht dat de HBO-raad hierover begint en dat de politiek vragen gaat stellen. De vakbond AOb is er ook mee bezig. De discussie barst nog los.’
Heb je nog ideeën hoe het dreigende tekort aan leraren is op te lossen?
‘De oplossing dient zich al aan. Als de economische crisis doorzet dan kiezen mensen voor vastigheid en willen leraar worden. Dan is er over een paar jaar geen noemenswaardig tekort meer. Ik heb al enkele brieven gekregen van economen die bij een bank werken en hier les willen komen geven.
Als dit scenario niet plaatsvindt en het tekort blijft bestaan zullen scholen meer salaris aan docenten gaan bieden, met name bij die vakken waar de schaarste het grootst is. En ik denk dat we docenten uit het buitenland gaan halen, zeker als het gaat om talen.’
Persoonlijk
Boek/film
Koffie/thee
Openbaar vervoer/auto
Hobby’s: wandelen, lezen
Favoriete politicus: Job Cohen
Dierbaarste bezit: mijn boekenkast
Lesgeven / management
Vaste baan/interim