Hans Kaldenbach werkt bij de faculteit Educatie en geeft interculturele trainingen. Er is een nieuw boek van hem verschenen: De A is van Amalia; die is allochtoon, een multi culti ABC. Kaldenbach’s eerdere, speelse boekjes over straat cultuur en de omgang met Nederlanders (Doe maar gewoon) waren een doorslaand succes. ‘Geen hand geven is slechts een rimpeling in het contact.’
Door Olaf Stomp
De A is van Amalia, die is allochtoon. De titel van het nieuwe boek van Hans Kaldenbach is een knipoog naar het oud-Hollandse rijmpje uit het onderwijs waarin kinderen het alfabet uitgelegd kregen: A is een aapje, dat eet uit zijn poot, B is de bakker die bakt voor ons brood… Kaldenbach snijdt in zijn boek, via datzelfde alfabet tal van komische, netelige en informatieve onderwerpen aan rond de multiculturele samenleving. Neem de B, om maar een letter bij de kop te pakken. De lezer vindt hier niet enkel handige weetjes terug over het verschil in voorkeur tussen de gemiddelde westerse en niet-westerse heteroseksuele man voor borsten en billen. Ook de etiquette (bloemetje meenemen) en onderwerpen als bedtijd, bi-culturele relaties en besnijdenis passeren de revue.
Wat is de aanleiding voor dit boek?
Mijn uitgever heeft me jaren geleden al eens gevraagd om een boek te schrijven over de multiculturele samenleving. Een boek dat tegenwicht moet bieden aan de wind van ellende die over ons heen komt. Wat blijheid bij alle narigheid en ook een erkenning van de reële narigheid.
Waarom in deze speelse vorm?
Anders wordt het niet gelezen. Dat heb ik gemerkt bij mijn eerdere boek Doe maar gewoon, over de omgang met Nederlanders. Dat is het beste boek als mensen geen zin hebben om weer een saai boek over integratie te lezen. (Doe maar gewoon beleeft momenteel zijn 31 druk, OS)
Voor Amalia gold dat ik heel lang geen format kon bedenken. Ik kon alleen maar saaie teksten bedenken. En toen dacht ik ineens: ik doe het in korte stukjes. Ik weet nog precies waar ik stond toen ik het bedacht. Bij een stoplicht op de Utrechtseweg. Vraag me niet hoe dat idee kwam, het kwam.
Wat wilt u ermee bereiken?
Het zal de samenleving er niet mee veranderen, zo reëel ben ik natuurlijk. Het zal ook vooral de mensen bereiken die al in de multiculturele samenleving zijn geïnteresseerd. Maar je kunt mensen ook versterken in het leggen van contact. Een voorbeeld dat ik in het boek noem is het hand geven. Stel je bent een autochtone leraar en je wilt de vader van een leerlinge die moslima is ertoe bewegen zijn dochter mee te laten gaan op werkweek. Geef die man een hand en leg daarna uw rechterhand even op uw hart. Dan heb je die dochter voor vijftig tot tachtig procent al mee.
Hoe zit het met geen hand geven?
Een netelige kwestie. Dat bespreek ik ook in het boek. Dat een school hier in Utrecht een leraar heeft ontslagen om die reden, vind ik volkomen belachelijk. Een goede leraar moet goed lesgeven, goed met de ouders omgaan en goed met de collega’s omgaan. Het is dus niet zo dat geen hand geven niets uitmaakt, maar het is slechts een rimpeling in het contact. Een leraar kan alternatieven bedenken. Stel een ouder komt op hem of haar af met een uitgestoken hand en de leraar antwoordt: ‘ik mag u geen hand geven van mijn geloof maar wilt u koffie, wilt u suiker en melk erin?’ Als iemand dat zegt, dan stelt die rimpeling toch niets voor? Ik heb achttien jaar gestotterd, dat was ook een rimpeling in het contact.
Bij welke gewoonten moeten we geen concessies doen?
Bij geweld en haat. Maar dat heeft niets te maken met intercultureel contact. Dat geldt voor alle mensen.
U geeft interculturele trainingen. Hoe multicultureel is de Hogeschool Utrecht?
In woorden, in beleidsplannen, heel erg. Maar in de praktijk is het allemaal erg stroperig, zoals in veel andere organisaties. Ik zeg erbij: die stroperigheid is er niet uit onwil.
Waar manifesteert die stroperigheid zich in?
Dat bijvoorbeeld het taalgebruik in toetsen soms onnodig moeilijk is. Die toetsen gaan namelijk niet over Nederlandse taal maar over het vak. Ook het wij-zij taalgebruik is een voorbeeld. Daar betrap ik mezelf ook constant op. Als ik ‘we’ schrijf bedoel ik automatisch autochtonen.
Wat moet er op de hogeschool veranderen?
Dat is een veel te grote vraag. Daar kom ik niet goed uit. Dan kom je te spreken over de onbewuste mechanismen in een organisatie. Je kunt ook niet zeggen hoe autochtone docenten en studenten in het algemeen met allochtone studenten omgaan op de hogeschool. Er is een grote mate van goede bedoelingen. Als een docent vraagt: ‘waarom draag je een hoofddoekje?’, kan dat sympathiek bedoeld zijn. Hij beseft niet dat het voor dat meisje een beledigend verkleinwoord is. Ik wijs in mijn boek op dat soort dingen, dat vind ik er sterk aan. Ik heb al zoveel discussies zien ontploffen omdat iemand het woord hoofddoekje gebruikte. Als je niet aanvoelt dat dit voor een ander kwetsend kan zijn, gaat het niet goed.
Hoe moeten docenten zich dan opstellen?
Ze moeten een beschavende rol hebben. Er is een groot verschil tussen een gesprek in de kroeg en een gesprek binnen het onderwijs. Ik stel hoge eisen aan een docent als gespreksleider. Stel ik ben docent en een student zegt: ‘als ze homoseksualiteit niet accepteren, moeten ze het land maar uit.’ Dan zou ik het bijvoorbeeld hebben over het veranderingsproces in mijn eigen oordeel over homoseksualiteit. Vroeger vond ik dat ook onnatuurlijk en achterlijk. Ik zou met ze praten over hoe zo’n veranderingsproces gaat.
U wijst in uw boek op het verschil tussen begrijpen en begrip hebben. Legt u dat eens uit?
Dat verschil is een heel belangrijke kwestie in mijn werk. Daar ben ik het meest aan gehecht. Als iemand zijn kind heeft vermoord dan wil ik begrijpen waarom zo iemand dat doet. Maar ik heb er geen enkel begrip voor. Voor eerwraak geldt hetzelfde. Ik wil het begrijpen maar heb er geen begrip voor. Heel veel mensen maken geen onderscheid tussen begrijpen en begrip hebben. Als je dat wél doet, kun je veel beter luisteren naar mensen.
Tot slot. De A is van Amalia. De Z is van?
De Z is onder meer van zoet. Waarom is gebak in zuidelijke landen vaak zo zoet? Neem baklava. Het conserveert. Het zijn van oorsprong warme samenlevingen zonder koelkast.
Leuk om te weten toch?
“