Columns

Communistische verlangen in Roemenië

De afgelopen dagen heb ik vertoeft in het geboortedorp van de Roemeense dictator Ceausescu, Scorniceşti. Het is een gemiddeld Roemeens dorp met ongeveer 12.500 inwoners, waarvan 5000 in het ‘centrum’ wonen en de rest in kleine boerderijtjes rondom.

Scorniceşti was voor Ceausescu een modelstadje. Er waren verschillende fabrieken. Groente, textiel en vlees zijn maar een paar van de successen van voor 1989. De enige industrie die is overgebleven na de revolutie is de textiel – en daar gaat het nu tijdens de economische crisis ook slecht mee.

"Vroeger was alles beter in Scorniceşti." Dat hoor je bijna elke keer als je met iemand spreekt, behalve dan natuurlijk van die man wiens vader 13 jaar in de gevangenis had gezeten wegens het verspreiden van politieke pamfletten.

Dat is een typisch geluid voor het zuiden van Roemenie. Samen met het noordoosten is het een van de armste gebieden van het land. Het gemiddelde inkomen in 2006 was 3600 euro, en dat terwijl de prijzen niet veel lager zijn dan in Nederland. "Leuk, die zogenaamde revolutie," vertelt een oude grijze man. "Maar wat koop ik van die vrijheid. Ik heb geen geld, geen baan."

Werkloosheid is een groot probleem. Hoewel de officiële cijfers lager zijn dan de rest van het land, is het volgens de bewoners kommer en kwel. De 8 procent die de statisticus van de gemeente voorhoudt wordt afgedaan als ‘een grote leugen’. De ene bewoner zegt dat "misschien wel negentig, misschien wel vijfennegentig procent" van de mensen geen baan heeft. De ander houdt het op een kleine tachtig procent.

De waarheid zal ergens in het midden liggen.

De mensen die een baan hebben, kunnen er moeilijk van leven. Het minimum inkomen schommelt rond de 150 euro, en veel mensen verdienen minder.

"Dankzij dit stuk land kan ik in leven blijven," zegt een Roemeense vijftiger. Hij en zijn vrouw hebben beide een baan in de lokale textielfabriek, maar het inkomen is net voldoende voor dagelijkse kosten.

Die zondag is hij druk bezig op zijn stuk land aan de rand van het stadje. "500 tomaten, groente, fruit. 12 kippen, een varken. Ik heb het allemaal." Elke dag – behalve in het weekend – werkt hij van zeven tot drie uur. Daarna gaat hij aan de slag op het land tot de zon onder gaat.

Scorniceşti was een pracht stad, vertelt iedereen ouder dan twintig. "Het had een goede naam in heel Roemenië. De straten waren schoon, de gebouwen goed onderhouden en de parken groen." Precies het tegenovergestelde van de huidige situatie. De communistische blokken vallen uit elkaar, hoewel de meeste er nog geen 25 jaar staan. Een mooi stukje gras is lastig te vinden in het park.

"De gemeente?" vraagt een vrouw. "die doet he-le-maal niets voor onze stad." Iedereen die je spreekt is teleurgesteld. Dieven zijn het, die er alleen maar voor hun eigen belang zitten. Als je wat wil bereiken in Roemenië, dan heb je geld nodig.

"Jullie noemen het corruptie," zegt een self-made miljonair. "Maar wat is dat lobbyen in het Westen dan? Dat is hetzelfde, alleen doen wij het niet zo georganiseerd, en met geld." Natuurlijk heeft hij ervaring met corruptie. "Anders kom je nooit door je papierwerk heen als je een bedrijf start."