In tegenstelling tot universiteiten kiezen de meeste hogeschoolstudenten voor een hogeschool in hun provincie. Omdat de HU een ruim aanbod heeft, hoeven weinigen dan ook uit te wijken naar een hogeschool ver weg. Het ruimste aanbod heeft Amsterdam, waar bijvoorbeeld ook een Academie voor Lichamelijke opvoeding zit, die we in Utrecht niet hebben. In tegenstelling tot de basis- en middelbare scholen kijkt men nauwelijks naar het type onderwijs. Een enkele keer wordt er op een opendag gevraagd hoe er les gegeven wordt. Ik kan me slechts één keer een groepje MBO-jongens herinneren die zeiden dat ze kotsten van het werken in groepen. Als ze dat weer vier jaar moesten doen, gingen ze verder zoeken.
Wij praten over domeincompetenties, maar er zijn weinig uitgesproken onderwijsmethoden voor het hoger beroepsonderwijs. Althans, ik ken ze niet. Wel heb je voor het basis- en middelbaar onderwijs beroemde pedagogen als Maria Montessori, Helen Parkhurst (Dalton onderwijs), Rudolph Steiner (Vrije Scholen), Célestin Freinet (Levend Leren), Peter Petersen (Jenaplan) met hun eigen adepten.
Niet elk kind en ook niet elke adolescent is gebaat bij eenzelfde aanpak. Maken wij bewust onderscheid in de manier van lesgeven? Zelfs als scoren we zwak in rankings, ze komen toch wel. ’t Is lekker dichtbij.