Columns

‘En je studenten? Zag je die nog wel?’

Marijke Kolk is docent bij Journalistiek. Iedere veertien dagen schrijft ze een column voor Trajectum. Deze keer: terugblik op het jaar waarin iedereen een lange tijd thuis bleef.

Over twintig jaar, in 2040, heb ik misschien wel een kleinkind. Op een dag zal ik met hem of haar praten over 2020, het jaar waarin iedereen een lange tijd thuis bleef. Het jaar waarin we elkaar niet meer mochten aanraken, de winkels dicht waren, we niet meer naar de kapper konden, er een run was op wc-papier, we allemaal bloemen in huis haalden om de kwekers te steunen, massaal kaartjes stuurden naar de ouderen en Amsterdammers vanuit hun huiskamers, met de ramen open, ‘Aan de Amsterdamse grachten’ zongen.

‘Hoe was dat dan voor jou oma?’ zal het kind vragen. En ik zal zeggen: ‘Ach, ik maakte me niet zoveel zorgen.’
‘Maar wat deed je dan de hele dag?’
‘Ik rommelde wat, las boeken, keek films op Cinetree, studeerde veel (‘Oma moest voor haar werk een master volgen’) en belde veel, via de telefoon of de computer, zodat we elkaar konden zien.’

Het zal doorvragen, dat had het van oma geleerd.
‘Maar miste je je vrienden en familie dan niet?’
‘Ik miste je moeder’, zal ik zeggen. ‘Die was toen aan het afstuderen en woonde in Utrecht, maar ze kwam tijdens de crisis niet veel meer naar ons. De voorstellingen die ze had bedacht en geregisseerd werden niet meer uitgevoerd. Ze zat thuis, met haar huisgenoten, wilde het risico niet lopen dat ze, mocht ze het virus hebben, anderen zou besmetten.’

‘En jouw werk, ging dat wel door?’
‘Jazeker, maar alles online. Ik sprak door de telefoon professoren en andere mensen over de gevolgen van het thuiszitten.’
‘Wat zeiden die dan?’
‘Dat we ons in een tijd waar we op onszelf waren teruggeworpen, toch heel erg verbonden konden voelen. Dat kwam doordat we met z’n allen in hetzelfde schuitje zaten en één gemeenschappelijke vijand hadden: het coronavirus.’

‘En je studenten, zag je die nog wel?’
‘Zeker, we bespraken van alles online en ze mailden me dagelijks.’
‘En de mensen met wie je werkte, je collega’s?’ (het kleinkind had al een mooie woordenschat).
‘Ja, ook via het beeldscherm. En eigenlijk was dat best leuk. We organiseerden elke vrijdag een virtuele borrel: Het Corona Café. Hartstikke gezellig. Met je wijntje of biertje achter het scherm. En stiekem kon je ook nog beetje meegluren in het huis van de ander. Zag je ineens een baby rondlopen of een kat. Of je zag dat er wel erg lelijke gordijnen hingen.’

‘Grappig’, zal het kind zeggen. ‘En kwam het toen daarna goed met het milieu en met de files en met het dierenwelzijn?’
‘Ja, daarna kwam alles goed.’
En we zullen elkaar een hele dikke knuffel geven. Want dat kon gelukkig allang weer.