Columns

Ming vraagt zich af: wat vertel ik mijn vrienden?

Foto: Kees Rutten

Ming Zhu studeert Journalistiek aan de HU en schrijft voor Trajectum over de worstelingen in zijn leven.

‘Hey Ming, lang niet gesproken! Alles goed?’

Wat vertel je wel en niet aan vrienden en vreemden, als het gaat om je mentale gezondheid? Wie vertel je wat, en wanneer?

‘Hey Joris! Uhm, ja. Ik voel me een beetje gek, denk ik? Ik ben best wel moe. Gisteren had ik een EMDR-sessie, en die was behoorlijk intens.’

De dag na de sessie ga ik met vier vrienden een weekend naar Frankrijk. Mijn hersenen tintelen nog na en mijn lijf voelt moe. Ik heb behoefte aan een rustige avond. Ik overweeg om het weekend af te zeggen, maar dat voelt niet goed. Dit zijn mijn vrienden. Als ik zeg dat ik me door therapie niet helder voel en misschien niet gezellig mee kan doen vanavond, dan begrijpen ze dat wel… toch? Rationeel denk ik ja, maar van binnen beef ik.

‘Oh joh, meen je? Kan ik me goed voorstellen, man. Mijn zusje heeft dat ook gehad, en het klonk wel heftig.’

‘Ja, precies. Ik weet nog niet zo goed waar ik behoefte aan heb vanavond. Misschien wil ik gewoon slapen.’

‘Als je eerder naar bed wilt, of het bij water wil houden, geen probleem. We hebben het hele weekend. Doe wat goed voelt.’

We zitten ’s avonds met z’n vijven aan tafel. Het gaat over therapie en mijn depressieve periode. ‘Ja,’ zeg ik, ‘ik kan soms nog steeds het gevoel hebben dat ik niet meer wil leven, en ik denk ook dat ik in staat zou zijn om er een einde aan te maken.’

Stilte. Sommige vrienden kijken om zich heen, anderen staren naar hun glas, in gedachten, alsof ze hopen daar een reactie te vinden. Het voelt ongemakkelijk, gespannen, en uiteindelijk breekt mijn stem als eerste de stilte: ‘Ik heb niet het gevoel dat ik het nú wil doen, maar ik denk dat het me helpt om te beseffen dat ik het zou kunnen. En daar eerlijk over te zijn, vooral tegen mezelf.’

Joris reageert als eerste: ‘Ik kan niet zeggen dat ik precies weet hoe je je voelt, maar het lijkt me lastig, man. Goed dat je hulp zoekt, en ik hoop dat je je snel weer beter voelt.’ Ik knik. Al snel gaat het weer over bier en verhalen van vroeger, en ik geloof dat we allemaal blij zijn wat luchtigheid in het gesprek te kunnen brengen.

Achteraf ben ik blij. Dat ik mijn worstelingen durfde te delen met mijn vrienden, zelfs al voelde het ongemakkelijk. Het blijft spannend, maar dit soort gesprekken helpen me. Te zien dat vrienden luisteren, vragen stellen, en me vooral naderhand niet anders behandelen. Dat ze me accepteren zoals ik ben. En het helpt me de moed te vinden om in de toekomst dit soort gesprekken te blijven voeren.