Columns

Ouwelulsyndroom

Mijn schoolgebouwtje in De Uithof (Communicatie en Journalistiek) heeft een probleem: ruimtegebrek. Hoe dat komt? Sommige opleidingen zijn zeer populair en trekken veel studenten. Daardoor barst ons gebouw uit haar voegen. Helaas is die vierde verdieping op het gebouw er (nog?) niet gekomen en de enige oplossing heet: indikken. Zo wordt de ruimte voor het personeel gereduceerd. Het aantal werkkamers daalt en per werkkamer stijgt het aantal collega’s. Goed voor de collegiale uitwisseling, toch? Ook verdwijnt het voorrecht van een vast bureau (norm: 1,6 fte per bureau). We hebben een flexibel bureau gekregen. Maar wil je kans maken op een werkplek, dan moet je vroeg uit de veren. Niets mis mee, goed voor het arbeidsethos, toch?
Jonge collega’s zitten er niet mee, hebben nog een flexibele geest. De weerstand zit vooral bij ‘oude knarren’ zoals ik; als fulltimer moet ik ‘mijn’ bureau vrijmaken en gaan delen. Wanneer ik lesgeef, kan iemand anders achter ‘mijn’ bureau.
Ik geef het toe: ik heb last van het zogenaamde ‘ouwelulsyndroom’. Last van ‘vroeger was alles beter’. In kastruimte ga ik terug van anderhalve kast naar twee planken. Van alle vakliteratuur, waarvan ik droomde, dat ik de kennis ooit in mijn lessen zou kunnen toepassen, heb ik afstand gedaan. In archiefdozen raken ze in de vergetelheid.
Ooit, 25 jaar geleden, kwam ik de HEAO Utrecht binnen en was ik blij met een postvak en een kapstokhaak, dus wat zeur ik nou! (Wel hadden we een grote personeelsruimte en geen computers nodig). Dus roep ik nu ferm tegen mezelf: een nieuwe ontwikkeling moet je niet automatisch als bedreiging zien, het kan ook beschouwd worden als een uitdaging!
Eindelijk heb ik de kans om eens serieus te gaan werken aan de inrichting van mijn werkplek thuis.