Achtergrond

Verbindende schakel

Stijn Verhagen (34) is een van de vijf genomineerden voor de Lector van het Jaar-verkiezing. De lector participatie en maatschappelijke ontwikkeling bij het kenniscentrum Sociale Innovatie heeft dit te danken aan zijn inspanningen om veel studenten te laten deelnemen in zijn onderzoeksprojecten.

‘Hé, wat gaaf ‘, was de eerste reactie van Verhagen op zijn nominatie voor de lectorenaward. De verkiezing wordt voor de eerste keer georganiseerd door studentenorganisatie ISO en hoger onderwijswebsite ScienceGuide. Belangrijkste criterium is welke lector het beste het onderzoek weet te vertalen naar het onderwijs en studenten hierbij weet in te schakelen. Verhagen realiseert zich dat op dit vlak nog veel stappen gemaakt moeten worden. Maar: bij zijn lectoraat zijn het afgelopen jaar 216 studenten betrokken. ‘Dat is best veel.’

Sinds de introductie van lectoraten bij hogescholen, zo’n tien jaar geleden, wordt erop gehamerd dat zij de verbindende schakel moeten zijn tussen onderzoek, onderwijs en het beroepsveld. De kennis bij lectoraten zou bijvoorbeeld via gastcolleges en minoren naar het onderwijs vloeien. Studenten roepen echter al jaren dat ze weinig merken van de aanwezigheid van lectoren. Verhagen is met zijn lectoraat een van de uitzonderingen op deze regel.

Hoe komt dat?
‘Ik vind het belangrijk om studenten actief te betrekken bij de projecten in het veld: op het voetbalveld, op middelbare scholen en op andere plekken. Studenten organiseren daar concrete activiteiten en doen onderzoek. Daardoor leren ze verantwoordelijkheden, kritisch denken en doen ze ervaring op in praktijkonderzoek. Daar zet ik mijn lectoraat voor in.’

Heb je daar een voorbeeld van?
‘Het project Jongeren en schulden. Jongeren krijgen steeds hogere schulden. Het beleid is meestal gericht op schuldhulpverlening. Dat moet uiteraard ook gebeuren, maar binnen onze kenniskring denken we na over hoe voorkomen kan worden dat jongeren te veel geld uitgeven. Die preventie gebeurt nu nog niet op scholen en daar proberen we iets aan te doen. We werken hiermee onder meer samen met een ROC, een vmbo, de Kredietbank en gerechtsdeurwaarders.’

Hoe ziet zo’n project er concreet uit?
‘Bij de afdeling Zorg en Welzijn van het ROC Midden-Nederland hebben wij in januari de Week van het Geld georganiseerd met standjes, bezoek aan het Geldmuseum en een financieel spreekuur. Daarbij hebben onze studenten de docenten van het ROC geleerd hoe ze in de rest van het schooljaar in hun lessen aandacht kunnen besteden aan geld. Studenten organiseren en presenteren de week en we hebben onderzoek gedaan naar het resultaat van al die activiteiten.’

Wat kwam er uit het onderzoek?
‘Uit de enquête en interviews blijkt natuurlijk niet dat de wereld in een klap is verbeterd. Maar op onderdelen is er een toename van het financieel bewustzijn. We constateerden ook dat het onderwerp geld sinds onze activiteiten een volwaardige plaats begint te krijgen in het onderwijsprogramma van het ROC. En bij de faculteit Maatschappij en Recht is een minor ontworpen over het onderwerp jongeren en schulden. Studenten die de minor volgen kunnen weer aan de slag tijdens de geldweek aan het ROC.’

De maatschappelijke betrokkenheid waarmee Verhagen invulling geeft aan het lectoraat loopt als een rode draad door zijn leven. Niet dat hij in zijn jonge jaren voorop loopt tijdens demonstraties of met andere wilde acties de wereld wil verbeteren. Maar hij raakt wel geïnteresseerd in politiek, doet mee aan debatten en als student is hij lid van universitaire commissies. Verhagen: ‘Ik was zeker geen passieve student maar ook niet zo radicaal dat ik meedeed aan het bezetten van bestuurskamers en dergelijke. Politiek gezien noem ik mijzelf altijd sociaal liberaal.’

Stijn Verhagen doet het gymnasium in Heeswijk-Dinther en volgde in de laatste twee jaar op zaterdag de vooropleiding van het conservatorium in Tilburg. Hij speelt piano en orgel en krijgt les van de bekende organist Bram Beekman. Toch besluit hij niet verder te gaan in de muziek. Als alternatieveling valt hij met zijn lange haren en legerkistjes behoorlijk uit de toon bij het orgelmuziekminnend publiek. Verhagen nu: ‘Muziek maken kun je altijd. Als je er je beroep van maakt, bestaat de kans dat de charme ervan af gaat. Ik hou van muziek en kon leuk spelen, maar ik ben niet voorbestemd om in de muziek te gaan. Dat natuurlijke talent zoals Prince of Glenn Gould (pianist, bekend om zijn Goldbergvariaties van Bach; red.) heb ik niet meegekregen. Nu staat er een piano bij mij thuis waar ik geregeld met veel plezier op speel.’

Het besef dat hij niet als musicus in de wieg is gelegd, is geen droom die in duigen viel. Stijn Verhagen is iemand met veel interesses. Zijn vakkenpakket op de middelbare school is daarom niet eenzijdig gericht op de talen of exacte vakken, maar breed georiënteerd. Hij bezoekt open dagen van rechten, civiele techniek, economie en sociale vakken. En gaat uiteindelijk algemene sociale wetenschappen aan Universiteit Utrecht studeren. ‘Dat sloot aan bij mijn brede belangstelling. In plaats van één bepaalde discipline krijg je het hele rijtje: psychologie, antropologie, pedagogiek en sociologie. Het laatste jaar focus je op een concreet onderwerp waarbij die verschillende wetenschappen worden geïntegreerd.’

Verhagen promoveert enkele jaren later op de problemen in de thuiszorg, een zeer actueel onderwerp destijds. Maar het universitaire domein is niet zijn stiel: ‘Ik vind het veel boeiender op de hogeschool omdat onderzoek een middel is om verbeteringen in de praktijk te realiseren. Dat kan je maatschappelijke betrokkenheid noemen.’

Na zijn promotie stuurt hij een open sollicitatie naar de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), een adviesorgaan dat het kabinet en de Eerste en Tweede Kamer adviseert. Verhagen houdt zich bezig met maatschappelijke onderwerpen als integratie, burgerschap en maatschappelijke ondersteuning. ‘Wat mij daarin trekt, tot op de dag van vandaag: op een concrete, praktische en maatschappelijk relevante manier bezig zijn met kennis en onderzoek. Ik ervoer dat de adviezen doorwerken in de politiek en samenleving. Ik wilde echter concreet weten wat burgers en professionals kunnen doen om verbeteringen in de dagelijkse leefomgeving te realiseren. Wat is nodig in specifieke situaties? Wat werkt? Wat zijn de bredere lessen die kunnen worden getrokken? Om naar dit soort vragen onderzoek te kunnen doen heb ik de overstap naar het kenniscentrum van de hogeschool gemaakt.’

Als adviseur van de RMO hield je je veel bezig met maatschappelijke thema’s als integratie. De huidige samenleving lijkt steeds meer verdeeld te zijn. Rijk versus arm, allochtoon versus autochtoon, gevestigde politiek versus anti-establishment. Onderschrijf jij die tweedeling?
‘Zeker, maar deze is niet gemakkelijk te duiden. De laatste 15 jaar is er eerder sprake van polarisatie dan van toenadering. Dat komt duidelijk naar voren in de politiek: er tekent zich een verbrokkeling af van partijen. Het zou zo maar kunnen dat er geen linkse of rechtse meerheid gevormd kan worden. Bovendien zie je de uitersten in het politieke spectrum sterker worden: zie de opmars van Wilders aan de ene en de SP aan de andere kant. Dit gaat ten koste van de middenpartijen.’

Waar komt dit vandaan?
‘Tijdens de verstoring van de Dodenherdenking op de Dam zag je hoe gespannen onze huidige samenleving is. Tien jaar geleden – voor 11 september – zou er volgens mij geen paniek zijn uitgebroken. Nu is er een soort basale angst bij mensen; men is bang dat er sowieso gekke dingen kunnen gebeuren. Ook hier is het integratievraagstuk belangrijk. Je ziet dat het aantal contacten van autochtonen met allochtonen eerder minder wordt dan meer en bovendien verslechterd. Wat mij verder opvalt is dat jonge allochtonen negatiever zijn over de Nederlandse samenleving dan de eerste generatie. Zij voelen zich hier minder thuis. Dus er is echt werk aan de winkel. Ik behoor niet tot de school die vindt dat iedereen liefdevolle, intense en persoonlijke banden moet aanknopen met mensen met een andere kleur. Maar ik vind het wel erg belangrijk dat we een meer ontspannen omgangsvorm met elkaar krijgen.’

Wat is het toekomstscenario?
‘Als de polarisatie van de samenleving doorzet kan dat tot een toename van agressiviteit en geweld leiden. Ik voorzie niet meteen etnisch geweld of grootschalige anti-democratische tendensen, maar we moeten op onze hoede zijn. Eerder zie ik dat het opleidingsniveau van bijvoorbeeld Marokkaans- en Turks-Nederlandse jongeren vrij snel stijgt en dat op de langere termijn een situatie ontstaat dat mensen van verschillende culturen vanzelf meer met elkaar omgaan.
En er blijft een middengroep die zich niet laat verleiden tot het radicaal linkse of rechtse gedachtegoed. Wilders heeft veel medestanders – ook al daalt hij nu in de peilingen – maar er is ook een massieve groep die er niet aan denkt om op hem te stemmen.’

Stel Wilders komt in de regering, dan leidt dat onafwendbaar tot meer polarisatie.
‘Als Wilders zijn plannen kan uitvoeren, is dat slecht voor de verbindende krachten in de samenleving. Op het moment dat je belasting moet betalen als je een hoofddoekje draagt, voelen massa’s groepen zich achtergesteld. Dat geeft de polarisatie een extra impuls. Maar vooralsnog krijgt hij geen kans om die ‘kopvoddentax’ door te voeren. We zijn immers een land van compromissen waarin coalities worden gesloten.’

Wat zou jouw advies zijn aan het nieuwe kabinet om de boel bij elkaar te houden?
‘Dat is moeilijk. Je vraagt nu naar dé oplossing van het integratievraagstuk. Mij valt wel op dat we het zo veel hebben over de etnische achtergrond van anderen. Dat is in allerlei maatregelen en beleid het uitgangspunt. In de activiteiten van onze sociale werkers is dit ook de achterliggende gedachte. Daarom organiseren we multiculturele straatbarbecues. Soms is dat op onderdelen positief, maar het kan het wij en het zij extra benadrukken. Ik zou willen zoeken naar gezamenlijke interesses, gezamenlijke problemen en gezamenlijke uitdagingen.’

Hoe?
‘Binnen het lectoraat zijn we bezig met het project Verbinden door voetbal, waarbij onze studenten een cruciale bijdrage leveren. Omdat voetbal – maar ook postzegels verzamelen, kleiduiven schieten of samen naar school gaan – per definitie iets is waarin mensen bij elkaar komen om een andere reden dan hun etniciteit. Op het moment dat het op voetbalclubs – waar witte en zwarte kinderen rondlopen – lukt om het over het spel te laten gaan, vermoed ik dat er op het vlak van integratie meer wordt bereikt dan als telkens wordt benadrukt dat je dingen samen moet doen en lief voor elkaar moet zijn.’

CV

12 november 1975 geboren in ‘s-Hertogenbosch
1988-1994 Gymnasium Bernrode Heeswijk-Dinther
1994-1998 Algemene sociale wetenschappen (ASW) Universiteit Utrecht
2000-2004 Docent bij ASW Universiteit Utrecht
1999-2005 Promovendus Universiteit Utrecht
2004-2008 (Senior)adviseur Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)
2007-heden Lector Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie aan de faculteit Maatschappij en Recht