Achtergrond

Waar haalt de HU haar geld vandaan? En waar gaat het naartoe?

Foto: Kees Rutten

De HU heeft verschillende geldschieters. De studenten betalen collegegeld en het ministerie van Onderwijs geeft subsidie. In totaal gaat er al gauw zo’n 450 miljoen euro om in de hogeschool. Waar gaat dat allemaal aan op?

Kan de HU volledig draaien op het collegegeld dat studenten betalen? Want zij maken jaarlijks immers het collegegeld aan de instelling over. Dit studiejaar is dat een dikke 2300 euro. Maal het aantal studenten aan de HU: pak ‘m beet 37.000. Dan kom je al gauw op een slordige 80 to 85 miljoen euro. Daar kan de schoorsteen van de hogeschool wel van roken, toch?

Nee.

De HU krijgt 440 miljoen euro per jaar

Die 20 miljoen euro aan opbrengsten van collegegelden is slechts een kleine 20 procent van de inkomsten van de hogeschool. De HU kan in 2024 ongeveer 440 miljoen tegemoetzien. Boven op de collegegelden komt namelijk de subsidie van de overheid. Deze Rijksbijdragen vormen de grootste inkomstenbron: bijna 320 miljoen euro.

Daarnaast weet de HU nog eens 20 miljoen euro binnen te slepen uit bijvoorbeeld commerciële opdrachten op het gebied van onderwijs en onderzoek. De ‘overige baten’ komen eveneens neer op zo’n 20 miljoen. Dan moeten we denken aan de verhuur van panden, specifieke subsidies voor projecten, detachering van personeel en bijdragen van studenten voor excursies, introducties en congressen. De totale baten van de HU zijn zo’n 440 miljoen euro.

Hoe worden de Rijksbijdragen berekend?

Een deel van de pot die de hogeschool krijgt is een vast bedrag. Die zogenaamde ‘vaste voet’ is vastgesteld op 15 procent van de Rijksbijdrage. Dus 85 procent is variabel. De HU krijgt bijvoorbeeld een bepaald bedrag per student die dat jaar met een diploma de instelling verlaat. En de grootste slok op de borrel komt van het aantal studenten dat ingeschreven staat voor een studie aan de hogeschool.

Hoeveel dat is? Nou, dat valt te bezien. Voor de ene student krijgt de hogeschool meer dan voor de andere. Het ligt aan de soort van opleiding, dat is wettelijk bepaald. Voor studenten van opleidingen uit het ‘G-profiel’ krijgt de HU het minst, omdat daar geen extra onderwijsvoorzieningen nodig zijn. Het P-profiel is voor opleidingen die beperkte extra’s nodig hebben, zoals camera’s en studio’s bij Journalistiek. Het T-profiel is kassa: dat levert geld op voor duur laboratoriumonderwijs en Mondzorgkunde.

Het G-profiel is de basis en vormt de factor 1. Het levert per student 6.175 euro per jaar op. Het P-profiel is factor 1,28 en bedraagt 7.904 euro. Het T-profiel wordt berekend volgens factor 1,5 en bedraagt 9.263 euro.

De penningmeester van de HU

Als er iemand is die van alle centen van de HU afweet, is het Derk Haaksma. Hij is directeur van de Dienst Finance, Control & Analytics, die gaat over de financiën van de HU. Geduldig geeft hij antwoord op onze vragen. We willen bijvoorbeeld weten of het mogelijk is om de totale kosten van één jaar studeren per student te berekenen. ‘Dat is lastig’, zegt hij.

‘Ongeveer 7.200 euro per jaar’, zegt hij uiteindelijk. ‘Dat is de gemiddelde dekking voor een student vanuit de Rijksbijdrage voor directe en indirecte kosten van het onderwijs. Tel daar het collegegeld bij op en dan kom je uit op ongeveer 9.500 euro aan kosten per student’, vertelt Haaksma.

Wordt de HU rijker van méér studenten?

Voor de rekenmeesters en het management is het elk jaar weer spannend of er meer of juist minder studenten zich inschrijven voor een opleiding. Want meer studenten betekent meer geld. Maar daar hoort wel een kanttekening bij. Voor studenten die er langer over doen dan de nominale studieduur krijgt de HU voor die extra jaren niets, nada. Nou ja, de student die acht jaar over de bachelor doet betaalt wel iedere keer collegegeld, natuurlijk. Maar de overheid houdt voor deze langstudeerders de knip op slot.

Dus als er opeens een stuk minder jongeren zijn – door een dalende geboortegolf – of als de jeugd massaal besluit niet meer te gaan studeren, is er een probleem. Bij een plotselinge daling van eerstejaars is er ongetwijfeld paniek in de tent. Minder studenten betekent minder inkomsten en dat leidt onherroepelijk tot ontslag van docenten en ondersteunend personeel en noem maar op. Hogescholen in krimpgemeenten kunnen hierover meepraten. Hogeschool Zuyd bijvoorbeeld krimpt in vijf jaar met 8 procent, staat in het jaarverslag 2022.

Maar de soep wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend.

Twee jaar bedenktijd

Het geheime wapen van het ministerie heet: T-2-systematiek. De financiering van het Rijk verloopt met een vertraging van twee jaar. Dus de effecten van meer of minder studenten merken hogescholen niet meteen in de portemonnee. Pas twee jaar later dus. Door deze systematiek hebben instellingen altijd nog even de tijd om oplossingen te vinden. Bijvoorbeeld natuurlijke selectie in plaats van onmiddellijk ontslag. Overigens is een groei van een kwart van de studenten ook reden voor paniek: waar haal je al de nodige docenten vandaan?

De HU krijgt dan weliswaar twee jaar de tijd om nadelige gevolgen van minder – of meer – studenten op te vangen. Voor de 20 instituten (waarin de opleidingen zijn ondergebracht) geldt dit niet. Sinds 2017 hanteert de hogeschool namelijk een nieuw ‘intern financieel verdeelmodel’. Niks geen T-2-systematiek voor het doorsluizen van de rijksfinanciering. De instituten krijgen geld aan de hand van het actuele aantal studenten. ‘Groeiende instituten krijgen meteen meer geld om dit op te vangen’, zei het toenmalig collegelid destijds.

Mogen de bazen zelf beslissen over hun geld?

Hogescholen krijgen de Rijksbekostiging jaarlijks in één keer uitgekeerd: dat heet de lumpsum. De colleges van besturen mogen het geld in principe uitgeven waaraan ze willen. Maar dat is de theorie. In de praktijk zijn heren en dames bestuurders met hun handen gebonden. Ten eerste moeten ze de inkomsten en uitgaven verantwoorden in de begroting. En de Hogeschoolraad (zeg maar het parlement van de HU) heeft instemmingsrecht op de begroting: ze moet het huishoudboekje jaarlijks goedkeuren.

Dat gaat meestal goed. Inderdaad. De raad wil vaak wat nadere uitleg en stelt kritische vragen. Waarna het college een toelichting geeft, enkele puntjes op de i zet en soms een wijziging aanbrengt. So far so good. Maar het kan ook wel eens misgaan. De HSR keurde in 2015 tot drie keer toe de begroting van de HU af. Een meerderheid van de raad was het onder meer niet eens met de manier van bezuinigingen op de HU Diensten.

Met het afkeuren van de begroting is er nog geen kind overboord. De salarissen werden gewoon uitbetaald en het onderwijs ging ook door. Wel was het enige tijd onzeker of de extra miljoenen voor onderwijsinnovatie ingezet konden worden. Na een lijmpoging door de raad van toezicht en enkele concessies van het college keurde de HSR het huishoudboekje alsnog goed.

Het personeel kost het meest

Nog een reden waarom de bestuurders met hun handen zijn gebonden is het personeel. Dit is de grootste uitgave van de HU. Het ‘onderwijzend personeel’ kost bijna 250 miljoen euro, ondersteunend personeel zo’n 110 miljoen. De ‘overige personele lasten’ kosten 15 miljoen. Die gaan over reiskosten, eindejaarsgeschenken en thuiswerkvergoeding.

Van de 440 miljoen euro aan baten gaat er dus 370 miljoen op aan de salarissen van de medewerkers. Niet dat dit in zijn geheel naar de bankrekeningen van het personeel gaat, legt Haaksma uit. Hier vallen ook de werkgeverslasten van de sociale verzekeringen onder. Grofweg 30 procent (?). Daarnaast hebben de meeste medewerkers een vast contract met de daarbij behorende rechten. Je kunt ze dus niet zomaar ontslaan. Daar zit het college aan vast en moet maandelijks het salaris uitbetalen.

‘Onderwijzend personeel’ onderwijst niet altijd

De HU heeft in totaal bijna 2.300 fte’s (fulltime banen) aan onderwijzend personeel in dienst. En er lopen bijna 1.200 fte’s aan ondersteuners rond. Dat zijn bijvoorbeeld administratief medewerkers, receptionisten, studentendecanen, beleidsmedewerkers, directeuren en collegeleden.

Overigens is de term onderwijzend personeel wat misleidend. Volgens het zogeheten Functiegebouw uit 2007 vallen elf functies onder het kopje ‘onderwijs’. Dan gaat om de docent, hogeschooldocent, instructeur en onderwijsassistent. Maar ook bevat het functies van mensen die niet dagelijks voor de klas staan, zoals opleidingsmanager, onderzoeker in opleiding en lector.

Kon het opgesplitst?

De HSR vroeg eind vorig jaar om een uitsplitsing van het ‘onderwijzend personeel’ in onderwijs en onderzoek: 295 fte van het bijna 2.300 fte’s ondersteunend personeel werkt namelijk in een van de kenniscentra voor het doen van onderzoek. Dat is bijna 13 procent. Die 295 fte’s bestaat uit in omvang kleine interne detacheringen van docenten uit instituten in de kenniscentra. ‘In de praktijk zijn het dus vaak docenten die een deel van hun tijd besteden aan onderzoek’, legt Haaksma uit.

Andere lasten lijken op het totaal van de begroting misschien peanuts maar tellen zeker mee. De ‘beheerslasten’ zijn een kleine 50 miljoen. Dan gaat het bijvoorbeeld om kosten van ict-licenties, adviezen en leer- en hulpmiddelen. Daarbij komen zo’n 20 miljoen aan ‘afschrijvingen’ van onder meer technische installaties, inventaris en apparatuur. De post ‘huisvestingslasten’ van zo’n 15 miljoen behelzen schoonmaak, bewaking, verzekeringen en onroerendzaakbelasting.

Dikke spaarrekening

Wat er uiteindelijk overblijft voor de HU – waar dus ruim 400 miljoen in omgaat – kan al gauw in de miljoenen euro’s overschot of tekort lopen. Of tientallen miljoenen. Maar daar hoeven de studenten, medewerkers en bestuurders niet van te schrikken. De HU beschikt over een ruim gevulde spaarpot. Er is geld genoeg. De pot liquide middelen bedraagt 155 miljoen euro. Dat staat ergens op een bankrekening te verstoffen.

Nu moet iedereen niet meteen dollartekens in de ogen krijgen. Het merendeel van dit geld is namelijk nodig als buffer. Om een tekort op de begroting op te vangen bijvoorbeeld. En voor het geval er opeens een stuk minder studenten zich inschrijven. Maar zo’n 55 miljoen euro’s kunnen gemakkelijk aangewend worden voor nuttige zaken.

Het college van bestuur had eerder plannen om deze gelden te steken in duurzaamheid van het onderwijs en het up to date maken van de economieopleidingen. Maar in overleg met de Hogeschoolraad werden deze plannen ingetrokken. Momenteel overlegd de HSR met het college over waar deze miljoenen dan wél aan besteed zullen worden.