Achtergrond

‘Waarom delen we niet wat meer van wat we op de hogeschool hebben?’

Foto: Kees Rutten
  • Een serie over de duurzaamheidsdoelen van Hogeschool Utrecht en wat daarvan terecht komt.

Uit het ambitieplan van Hogeschool Utrecht:

‘We onderschrijven de duurzame ontwikkelingsdoelen en nemen zo verantwoordelijkheid voor de toekomst van de aarde. Dit klinkt door in ons onderwijs, ons onderzoek, en onze bedrijfsvoering. ‘

Het gaat daarbij om de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen, die in 2015 door de Verenigde Naties zijn opgesteld en in 2030 moeten zijn bereikt. Wat komt er van de ambitie van de HU terecht? Elke twee weken neemt Trajectum een duurzaam ontwikkelingsdoel onder de loep. Vandaag doel 1: ‘Een einde aan armoede.’

Op de handige site Duurzaam Doen van de HU wordt snel duidelijk hoe de hogeschool denkt bij te dragen aan de duurzame ontwikkelingsdoelen. Alle doelen staan genoemd en onder elk doel staan enkele projecten die de hogeschool ondersteunt en die aan dat doel bijdragen. Zo staan er maar liefst vier projecten onder het doel: een einde aan de armoede (zie ook het kader onder dit verhaal).

‘Binnen één generatie is dat helemaal veranderd.’

Helemaal onderaan prijkt het project Riforest. Aziz Kaouass, oud-student van de HU en initiator van het project, komt zelf uit het Rifgebergte en vertelt over de droogte en ontbossing die daar al sinds de jaren zeventig zijn ingezet. ‘Het is een arm gebied. Stromend water komt nergens uit de kraan. Vroeger was dat niet erg, want toen waren er overal bronnen, maar die zijn nu bijna allemaal opgedroogd. Als je veel tijd nodig hebt om toch aan water te komen, dan is er geen tijd meer om te werken.’

Dat wil zeggen, als er werk is. Maar vanwege het gebrek daaraan is er al jaren een trek naar de steden gaande, aldus Aziz. En in de jaren zeventig en tachtig ook naar Europa. Aziz: ‘De algemene gedachte is dat er vooral veel vraag naar werk in Europa was. Maar de trek weg van het platteland had ook te maken met de ontstane droogte door klimaatverandering en ontbossing. Dat ziet men wel eens over het hoofd.’

Op de website vertellen ouderen die niet naar de stad of Europa zijn getrokken op film over vroeger. Met beelden van ingedroogde rivierbeddingen en een woestijnlandschap met hier en daar een struik klinkt hun verlangen naar de vroegere vruchtbaarheid van het land: alle vruchten en noten die overal hingen, de regenbuien in september en oktober, een overvloed aan eten, overal om hen heen. ‘Binnen één generatie is dat helemaal veranderd,’ zegt Aziz.

Het Riforest project is dan ook vooral gericht op ecologisch herstel. Bomen planten om de bomenkap te herstellen, maar ook ‘gewoon voedselbossen maken’ zegt Aziz, die werkzaam is in de communicatie en ICT. Voor het project heeft hij zich bekwaamd in permacultuur. Ook wordt regen die valt opgevangen en verspreid over het land. Zodat het water optimaal gebruikt wordt.

Wat doet de HU eigenlijk om het project te ondersteunen? ‘Het project wordt gepromoot op de website,’ vertelt Aziz. Eh, bedoelt hij de plek waar de hogeschool pronkt met de projecten die het ondersteunt? Dat lijkt een sigaar uit eigen doos. ‘We mochten vorig jaar ook een standje bemannen op de dag van de duurzaamheid,’ voegt Aziz toe. Op de suggestie dat de inzet van de HU wellicht nogal mager uit de hoek komt, klinkt aan de andere kant van de lijn een hartelijke schaterlach.

‘Het project was niet langer relevant voor de hogeschool’

Er staat nog een project op de site: Tailored by Us. Maar het mailtje aan de initiatiefnemer hiervan wordt niet beantwoord.

Dan maar door naar het volgende project: Kakuma. Dat is een vluchtelingenkamp in Kenia, inmiddels uitgegroeid tot een informele stad. Er wonen meer dan 185.000 mensen. Het initiatief om hier een bijdrage te leveren kwam van Nicole Reith, programmamanager bij Archimedes. Ze reageert enthousiast op de mail, maar zegt meteen dat het project helaas geëindigd is en dat ze hoopt op een doorstart.

Aan de telefoon licht ze toe: ‘Aan het eind van 2016 was ik in Ghana op een conferentie. Daar kreeg ik spontaan een uitnodiging van Vodafone en de VN-organisatie voor vluchtelingen UNHCR om door te reizen naar Kakuma in Kenia. Dat was heel indrukwekkend. Wegens een gebrek aan scholen en leraren ging maar drie procent van de pubers er naar school. Ze kregen grotendeels les van mensen die alleen hun middelbare school hadden afgerond en zaten met gemiddeld 120 leerlingen in de klas.

Met geld van het bedrijf Afas ontwikkelden we een programma op maat om de docenten bij te spijkeren in didactische vaardigheden en bovendien gebruik te maken van online leren. Dat hebben we in de jaren erna uitgevoerd met geld van WarChild en Mastercard. In samenwerking met de Kenyatta in Nairobi werd het ook echt een volledige opleiding.’

Nicole was heel enthousiast en betrokken, en niet alleen zij. ‘Het project werd omarmd door mijn directeur, die is ook een paar keer mee geweest.’
Maar toen het geld van Masterclass en Warchild op was, wachtte een koude douche.  ‘Op een gegeven moment kreeg ik het bericht dat het project niet langer relevant was voor de hogeschool.’

Heel jammer vindt ze nog steeds. ‘We zijn een van de rijkste landen ter wereld en ons onderwijsinstituut Archimedes is een van de grootste ter wereld. Waarom zouden we niet een beetje delen van wat we hebben?’

‘Als de hogeschool wil, kan het veel meer’

Helemaal bovenaan het rijtje projecten onder ‘Einde aan armoede’ prijkt het project van The Breakfast Club. In drie scholen in Keniaanse sloppenwijken worden kinderen van een voedzaam ontbijt voorzien, zodat zij met een gevulde maag kunnen leren op school. Voor sommige kinderen is het hun enige maaltijd, vertelt initiatiefnemer Leewee Chew.

Ze initieerde het project omdat ze onder andere haar studenten International Business meer wil meegeven. Samen met anderen ontwikkelde ze een honours programma, waarin The Breakfast Club, naast andere goede doelen, een van de projecten is waarmee gemotiveerde studenten aan de slag kunnen. Alle doelen binnen het programma zijn gericht op de duurzame ontwikkelingsdoelen.

De studenten bezoeken – als ze kiezen voor The Breakfast Club – de drie scholen in Kenia waar eten aan de kinderen wordt uitgedeeld en leren hoe ze kunnen fondsen werven en gebruik maken van formele en informele netwerken om het project verder te financieren.

De site HUtalks faciliteert uitwisseling tussen studenten en ondernemers over de duurzame ontwikkelingsdoelen. Ook staan er regelmatig aankondigingen van lezingen en debatten over thema’s die met de doelen samenhangen, zoals diversiteit en inclusie. Een win-win situatie zou je zeggen.

Semira en Renée zijn twee studenten die afgelopen jaar betrokken zijn geweest. Ze vertellen via Teams enthousiast hoe ze hebben geleerd om te netwerken en bij te dragen aan de maatschappij. Ook hebben ze een bredere visie op ondernemen ontwikkeld. Leewee: ‘Niet alles rond ondernemen is alleen maar gericht op commercie. Je kunt er ook goede dingen mee doen.’

The Breakfast Club lijkt het project dat het meest is ingebed in het onderwijs van de HU en ook de meeste ondersteuning ondervindt. Maar hoewel de hogeschool ruimte maakt voor het honours programma en het onderwijs faciliteert, vindt Leewee dat er ‘room for improvement’ is, zoals ze het tactisch uitdrukt. ‘Ik wil al langer een mars tegen honger organiseren waar iedereen vanuit de HU aan kan meedoen. Dat is tot nu toe, mede wegens corona moet ik toegeven, niet gelukt. Maar als de hogeschool echt wil, dan kan ze veel meer initiëren om bij te dragen aan ontwikkelingsdoel 1: het einde van armoede.’


Over ontwikkelingsdoel 1: Einde aan de armoede

Volgens de Wereldbank leefde in 2019 7,8 %  van de wereldbevolking onder de armoedegrens. Dat betekent dat deze mensen minder dan 1,9 dollar per dag hadden om van te leven. Dat percentage loopt door corona op naar 8,6 % met een absolute toename van zo’n 50 miljoen mensen.

Dat het percentage oploopt is een trendbreuk. Al jaren op rij was zowel het percentage armen als het werkelijke aantal mensen dat arm is aan het dalen. (Dit laatste is relevant omdat de wereldbevolking groeit, dus als het percentage daalt, kan het werkelijke aantal toch toenemen).

Hoewel absolute armoede door de VN wordt gedefinieerd als minder dan 1,9 dollar per dag te besteden hebben, zijn er ook kanttekeningen bij die uitleg te plaatsen. Armoede betekent vaak ook uitsluiting, niet kunnen meedoen, zo liet onderzoeker Anika Altaf (Universiteit Leiden) zien. Ze interviewde de allerarmsten ter wereld voor haar onderzoek (The many hidden faces of extreme poverty). Veel van hen gaven aan dat ze het gevoel niet te kunnen meedoen, niet als volwaardig mens te worden gezien en geïsoleerd te moeten leven (velen leven aan de rand van een dorp of stad bijvoorbeeld), veel pijnlijker vonden dan honger. Sommigen waren menselijk contact ontwend en  voelden zich ‘minder dan een dier’, vertelden ze Altaf.

Bovendien ontdekte Altaf dat veel ontwikkelingsprogramma’s juist deze allerarmsten niet bereiken. In plaats daarvan richten ze zich op de iets welvarender groep boven hen. Met een ruimere definitie van armoede, die breder kijkt dan financiën en uitsluiting meeneemt, kom je ook in Nederland armoede tegen. De VN noemt dit relatieve armoede, ofwel arm zijn in vergelijking tot je omgeving. Denk aan de zwervers waar iedereen met een grote boog omheen loopt, maar ook aan kinderen die geen eten mee naar school nemen, nooit iemand thuis kunnen uitnodigen of niet mee kunnen op schoolreisje.

Maar voor de beoordeling van de duurzame ontwikkelingsdoelen geldt de absolute definitie van armoede: minder dan 1,9 dollar per dag te besteden hebben. Dat geldt voor bijna niemand in Nederland.