Nieuws

Medezeggenschappers willen meer invloed

Medezeggenschapsraden krijgen te weinig informatie van hun bestuur. Ook komen de stukken soms te laat, blijkt uit een enquête onder twaalfhonderd raadsleden van hogescholen en universiteiten.

De meeste raadsleden vinden dat het overleg met de bestuurders doorgaans in een sfeer van wederzijds vertrouwen en respect plaatsvindt, staat te lezen in de eerste landelijke medezeggenschapsmonitor, een initiatief van studentenorganisatie ISO. Toch ervaart ruim een derde het overleg niet als een open dialoog. Een meerderheid vindt dat de raad slechts een beperkte invloed heeft. En maar één op de vijf denkt dat het bestuur hun raad vooral als beleidspartner ziet.

Belangrijke zaken
Het meest kritisch zijn de raadsleden over het moment waarop ze door het instellings- of faculteitsbestuur worden betrokken bij belangrijke zaken. Dat moment komt vaak te laat, waardoor er niet genoeg tijd overblijft om in te stemmen of advies te geven. Bovendien is de informatie niet altijd toereikend.

Slechts 43 procent van de (centrale) medezeggenschappers geeft aan dat er twee maal per jaar wordt vergaderd met de raad van toezicht. Bij andere instellingen gebeurt dit maar één maal of zelfs helemaal niet, terwijl dit tweejaarlijkse overleg wel wettelijk verplicht is.

Weinig effect
Volgens het ISO wordt er door de politiek al jarenlang aangedrongen op een betere medezeggenschapscultuur, maar heeft dat kennelijk weinig effect. Het voornemen van minister Bussemaker om de raden adviesrecht te geven op bestuursbenoemingen gaat niet ver genoeg, want in de praktijk kan de raad in dat geval weinig anders dan een benoeming accepteren. Het ISO wil daarom dat de studentengeleding van de raad een (oud-)student mag aandragen als lid van de benoemingsadviescommissie. Daarmee zou voor nieuwe bestuurders meteen duidelijk zijn dat ze de medezeggenschap serieus moeten nemen.

Verder dringt het ISO er op aan dat er wettelijk bepaald wordt hoeveel scholing en juridische ondersteuning raadsleden ten minste zouden moeten krijgen. De onderlinge verschillen in tussen instellingen zouden nu te groot zijn. Om daar zicht op te krijgen ontvangt elke universiteit en hogeschool binnenkort een eigen ‘benchmark’. Daaruit valt af te leiden op welke punten instellingen zich kunnen verbeteren.