Een ruime meerderheid van de Tweede Kamer heeft zich opnieuw achter het idee van een ‘student-assessor’ geschaard. Onderwijsminister Bussemaker is er niet blij mee: 'De verhoudingen tussen medezeggenschap en bestuur worden zo volstrekt onduidelijk.'
Hoe meer inspraak, hoe beter. Dat is het idee achter de student-assessor. Hij schuift aan bij elke bestuursvergadering en zou zo het beleid van een instelling of faculteit kunnen versterken door vroegtijdig te adviseren over belangrijke beslissingen. Van de grote fracties stemden regeringspartij VVD en de PVV tegen de motie van Tanja Jadnanansing (PvdA) en Paul van Meenen (D66), die de minister oproept student-assessoren een plaats te geven binnen het hele hoger onderwijs. Met zeven fracties die voor stemden, ontstond er toch een meerderheid.
Minister Bussemaker van Onderwijs was woensdag in het debat over goed bestuur niet blij met de oproep van haar eigen PvdA. Bestuur en medezeggenschap gaan door elkaar lopen, vreest ze. “Namens wie spreekt zo’n student straks? Namens het bestuur of namens de studenten? Dat is volstrekt onduidelijk. Datzelfde geldt voor de relatie ten opzichte van de medezeggenschap. Het kan best dat een student-assessor een totaal ander advies geeft dan de medezeggenschapsraad. Wat dan?”
Daar komt bij dat het plan al eerder van tafel is geveegd door de Eerste Kamer. De minister ziet niets in een 'herhaling van zetten'. In 2009 leek de student-assessor er namelijk te komen dankzij een amendement van D66. Maar ook de Eerste Kamer vreesde toen dat bestuur en medezeggenschap door elkaar zouden gaan lopen. De toenmalige minister van Onderwijs, Ronald Plasterk, moest zijn wetsvoorstel aanpassen. Maar daar kwam het niet van: kort daarop viel de regering over de missie in Uruzgan.