Quinty doet Journalistiek aan Hogeschool Utrecht.
Wat een mazzel, dacht ik. Net voordat ik mijn huis uitgezet zou worden vanwege verkoop, kon ik verhuizen naar een nieuwe kamer in een studentenhuis aan de Otterstraat.
Mazzel? Wat was ik naïef.
Ik haalde last minute verhuisdozen bij de Action. Vier van die dingen neem ik zó mee op de fiets, verwachtte ik. Na een aantal kansloze pogingen waarbij ik óf mijn leven óf mijn waardigheid riskeerde, eindigde ik lopend naar huis. Drie kwartier.
Mijn verhuisteam, bestaande uit vrienden Noa en Jelle, belde aan. Gewapend met een busje en een overdosis goede moed. ‘Laten we beginnen met het bureau, dat is het makkelijkst’, zei ik vol vertrouwen.
Voordat ik het wist zaten Noa, ik én het bureau vastgeklemd tussen de trap. Het leek wel een potje Tetris, maar dan met de zwaartekracht tegen ons. We kregen ruzie, ik vloekte en Jelle besloot alles vast te leggen. Nu ben ik chanteerbaar.
Eenmaal alles in het busje gepropt, bleek er voor mij alleen plek achterin. Dus daar zat ik, tussen dozen en meubels, als een figurant in een kidnapping.
‘Het bed helemaal uit elkaar halen? Ben je gek, dat kan wel via het balkon.’ Noa en Jelle hingen over de reling met ieder een poot in de hand en ik zwetend en balancerend op mijn tenen in een wiebelende winkelwagen die ik gebruikte als volwaardige ladder. Terwijl mijn armen verzuurden discussieerden we over wie zich nog langer moest maken.
Zaterdag dacht mijn vader de kast zonder handleiding in elkaar te zetten. Dat ging twee uur goed, tot we bij de deuren kwamen. Alles bleek verkeerd om. Uithalen, opnieuw beginnen, en ja, ook je geduld weer even in elkaar zetten.
Morgen schuif ik door naar een andere kamer in hetzelfde huis. Waar ik blijf wonen tot mijn tachtigste.