Columns

Crisis of Kans

Ik herken hem eerst niet, terwijl het nog maar twee jaar geleden is dat ik hem sprak. Ik ken hem goed. Door en door, al ruim 40 jaar. Dacht ik.

Na tien minuten blabla van zijn kant val ik hem in de rede: “Je bent in twee jaar tien jaar ouder geworden”. En: “Ik herken je nauwelijks; je had iets van fierheid, trots, zelfverzekerdheid, vol ideeën, plannen, dynamisch”.

Hij kijkt me glazig aan zonder me te zien. Zijn ogen draaien van herinnering- naar willenvergetenstand. “Arbeidsconflict gehad”, zegt ie, “beschuldigd van van alles. Klopte niet, was een machtstrijd. Ik was Barbertje. Niet integer, aldus m’n bazen”.

Ik ken hem door en door. Al 40 jaar. Eigenwijze dwarskop, betweter soms, eigengereid ook. Maar boven alles geen eigenbelang, maar eerlijk en integer. Ik zeg hem dat ook zo, letterlijk.
”Ja, eerlijk en integer, klopt wel geloof ik”, zegt ie. “De twee grootste fouten van m’n leven”. En hij sjokt weg. Ik roep hem nog na, maar hij haalt z’n schouders op. Schouders, eerst trots, maar die nu afhangen. Definitief, zo lijkt het. Ik herken hem niet meer.