Wordt er nog wel eens cowboytje gespeeld? Kinderen worden eerder voor de televisie gezet dan dat ze naar buiten gestuurd worden om te spelen.
Als tienjarige heb ik nog geen notie hoe je cowboy schrijft, maar ik speel ’t wel. Gewoon op een landje en soms op het Jodenmanussie, de oude Joodse begraafplaats in het Zuiderzeepark.
Cowboytje spelen doen we vaak op woensdagmiddag. We vinden ’t fantastisch als we naar één van de buurtbioscopen in Amsterdam-oost mogen. Daar draaien vaak westerns, door ons cowboyfilms genoemd. Behalve dat de indianen altijd aangevallen worden en het onderspit delven, krijgen die ook nooit een naam. Wel de winnende cowboy, Rooie Roggers.
Jaren later begrijp ik dat dit Roy Rogers moet zijn. Hij heeft een wit paard en draagt prachtige witte pakken. De schurken zijn altijd ongeschoren, in het donker gekleed en hebben meestal zwarte paarden; de indianen vaak van die wit/bruin gevlekte paarden. Natuurlijk is er een mooie dame in het spel die door Roy Rogers wordt gered en die hij op het eind van de film in zijn armen neemt en ferm kust. Dat zien wij natuurlijk aankomen en een gejoel stijgt dan op uit de zaal. Ondanks de intrede van de televisie blijven we gewoon cowboytje spelen.