Achtergrond

Maarten van der Linde

Hij kreeg ooit applaus omdat hij gewoon les gaf. Maar sinds 1 september kan Maarten van der Linde zich vaker concentreren op onderzoek. Als bijzonder lector geschiedenis van het social work legt hij de parallellen bloot tussen Surinaamse mama’s en 19de-eeuwse dames. Waarbij hij vanzelfsprekend les blijft geven. ‘Ik voel me helemaal niet klem zitten.’
Koffie met gebak. Daarop worden we getrakteerd na binnenkomst in huize Van der Linde nabij het Wilhelminapark in Utrecht. Vanaf vandaag is Maarten van der Linde voor twee jaar bijzonder lector voor 1 dag per week en zit hij op de kop af veertig jaar in het onderwijs. 
Die onderwijscarrière begint in 1971 wanneer hij start als docent geschiedenis bij sociologie aan de Universiteit Utrecht. Een paar jaar later gaat hij aan de slag op Academie De Horst in Driebergen. Een vermaard rood bolwerk op de Utrechtse Heuvelrug.
Maarten zit dan midden in zijn radicale periode. Het activisme heeft hij in zekere zin van huis uit meekregen. Opgegroeid in een keurig Hernhuttersgezin in Zeist, worden zending en compassie met de derde wereld met de paplepel wordt ingegoten. ‘Je bent niet alleen op de wereld, je houdt rekening met andere mensen’, is het adagium in het ouderlijk gezin. Een brave scholier, die op z’n zeventiende belijdenis doet, zo omschrijft van der Linde zichzelf als opgroeiende jongen.
Wanneer hij halverwege de jaren zestig anderhalf jaar geschiedenis studeert in Utrecht, lid is van het studentencorps, kantelt zijn kijk op de wereld. ‘Op zoek naar een nieuw wereldbeeld, radicaliseerde ik. Ik kwam in allerlei linkse bewegingen terecht, werd actief in de studentenbeweging en comités: Zuidelijk Afrika, de Vietnamoorlog, Chili, noem maar op. Ik vertrok uit het corps, was daardoor ook mijn kamer kwijt en. China was voor mij het goede model, daar heerste een utopische vorm van socialisme.’
De overtuiging dat die socialistische heilstaat zaligmakend is, begint te wankelen na een studiereis in 1975 naar China, de dood van Mao in ’76, het beruchte proces tegen de Bende van Vier en het bekend worden van de gevolgen van de Culturele Revolutie waarbij veel Chinezen de dood in worden gejaagd. ‘Ik begon weer in gewone democratie te geloven, want totalitaire systemen rechtvaardigen hun macht.’ Hij komt weer uit bij de waarden die zijn ouders hem hadden meegegeven, die van respect hebben voor andere mensen en andere meningen. 
Geschiedenis
Van der Linde bewondert vooral de sociaal werkers zelf. ‘Ze staan in de frontlinie. Ga er maar aan staan om met straatjongeren te werken of in de reclassering.’ Maar hij ziet ook dat sociaal werkers vaak een groter kader missen waarin ze hun werk kunnen plaatsen. Ze zien het belang daarvan ook niet direct. Terwijl Van der Linde ervan overtuigd is dat je van denkers en ontwikkelingen uit het verleden kunt leren en geschiedenis wel degelijk van belang is binnen social work. ‘Ontwikkelingen zijn vaak niet zo nieuw als ze lijken.’ 
 
Dat studenten wel behoefte aan kennis hebben, ervaart hij in de periode van het doorgeschoten competentiegericht leren. Als tegenwicht tegen het nieuwe leren verschijnt in 2007 zijn Basisboek Geschiedenis van het sociaal werk in Nederland. ‘Ik merkte dat het boek aansloeg. Het boek werd direct op hogescholen ingevoerd. Ik kreeg in die tijd applaus na een hoorcollege. Dat had ik niet eerder meegemaakt. Studenten waren blij met kennisoverdracht.’ 
In die tijd ook ontstaat bij Van der Linde het idee voor het lectoraat. Struikelblok blijkt de financiering ervan. Want wie gaat dat betalen? Als hij bijna de hoop heeft opgegeven, komt het Oranje Fonds over de brug met geld. Met dat geld kan Van der Linde twee jaar 1 dag per week besteden aan onderzoek. Waarom het zo lang heeft geduurd? ‘Kennelijk ziet niet iedereen het belang van reflectie en het beschrijven van het historisch perspectief in het sociaal werk in’, zegt Van der Linde. ‘Ik denk dat dit komt omdat professionals in het sociaal werk te veel in beslag worden genomen door de vragen van alledag. Reorganisaties, een bezuinigingsgolven, fusies, nieuwe visies en modes. We zitten in een continue stroomversnelling sinds de jaren zestig, zeventig. Daardoor is er vaak geen ruimte om stil te staan bij geschiedenis. Reflectie wordt heel snel het kind van de rekening.’ 
Multicultureel
In de openbare les waarmee Van der Linde op 11 november (Sint Maarten!) zijn lectoraat inluidt, gaat hij in op de rijke, historische traditie van de zogeheten Eropaf!-beweging. Die beweging is in de jaren negentig ontstaan om te voorkomen dat mensen door schulden op straat belanden na huisuitzetting. Nu is het uitgegroeid tot een beweging van sociale werkers die verbindingen in de samenleving weet te leggen en de vertrouwensrelatie tussen overheid en burgers herstelt.
Maar als bijzonder lector heet Van der Linde niet de beschikking over een kenniskring: een groep medewerkers die in onderzoek en onderwijs nauw samenwerken met de lector. Van der Linde wil daarom slim opereren en waar mogelijk aansluiting zoeken bij bestaande initiatieven. Plannen heeft hij genoeg. Hij constateert veel hiaten in de beschrijving en het overzicht van ontwikkelingen in de sociale sector. Een overzicht van bijvoorbeeld de geschiedenis van de reclassering is er niet, noch die van de verstandelijk gehandicaptenzorg. ‘Dennendal kent men nog van Carel Muller maar daarna houdt het wel op.’
Een ander plan is dat de nieuwe lector het multicultureel sociaal werk in Nederland in historisch perspectief in beeld gaat brengen. Hij wil dat met studenten gaan doen. ‘Als je nu naar de canon sociaal werk kijkt, is die hartstikke wit.’ 
Ondertussen hebben steeds meer studenten een andere achtergrond. Van der Linde ziet dat deze studenten zich zonder problemen identificeren met pioniers als Aletta Jacobs, de Nederlandse feministe die eind 19de eeuw als arts werkte. ‘Dat is fijn, maar ik vind dat we bijzondere en vernieuwende projecten in de Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse en Surinaamse gemeenschap moeten opzoeken. Het zou heel leuk zijn om dat samen met studenten te doen.’ 
Voorbeelden te over, zegt hij. ‘In het werken met probleemgezinnen zijn er heel veel Surinaamse en Antilliaanse mamma’s actief. Ze zijn stevig, directief en maken afspraken met tienermoeders of met huishoudens die helemaal overhoop liggen. Ze komen op huisbezoek, bieden hulp, maar stellen ook eisen. ’ De mamma’s passen feilloos in een historische traditie. ‘Je kunt deze mamma’s zo naast de bevlogen negentiende-eeuwse dames leggen die verpauperde gezinnen te hulp schoten.’
100% onderwijs
Nogal wat lectoren weten, mede door weinig beschikbare tijd, de link met het onderwijs maar moeilijk te leggen, blijkt uit onderzoek. Daarover maakt Maarten van der Linde zich geen zorgen. Lachend: ‘Ik voel me helemaal niet klem zitten. Ik kom voor honderd procent uit het onderwijs. Lectoren worden vaak, oneerbiedig gezegd, ingevlogen vanuit de universiteit en onderzoeksbureaus. Ze hebben veel ervaring met onderzoek. En omdat ze over een uitstekend netwerk beschikken om opdrachten binnen te halen. Ik heb het gevoel dat ik iets kom brengen aan het werkveld. Ik heb geen geld en moet het met m’n grote netwerk van docenten en professionals doen.’
 
[Kader] Het lectoraat
Maarten van der Linde is benoemd voor een periode van twee jaar als bijzonder lector Geschiedenis van het Sociaal Werk in Nederland. Het lectoraat is gefinancierd door het Oranjefonds, dat ook het lectoraat van Lia van Doorn (Innovatieve maatschappelijke dienstverlening) voor een deel bekostigt. 
De activiteiten bestrijken zowel onderwijs als onderzoek. Zo wil van der Linde de basismodule geschiedenis propedeuse social work vernieuwen en thema’s als huiselijk geweld, wijkgericht werken en verstandelijk gehandicaptenzorg van een historisch perspectief voorzien. Onderzoek dat op stapel staat, gaat onder meer over de rol van de Volkshogescholen in Nederland, een historische schets van de reclassering en het multiculturele sociaal werk in Nederland in historisch perspectief.