'Ga studeren', roept minister Bussemaker jongeren op. Ook als dat zonder basisbeurs duizenden euro's duurder wordt. 'Een opleiding is de allerbeste investering in je toekomst.'
Keer op keer rekent minister Bussemaker voor dat afgestudeerden zich geen zorgen hoeven te maken over een hoge studielening. Omdat de terugbetaaltermijn naar 35 jaar gaat, worden de maandlasten immers een stuk lager. Een paar tientjes per maand als je niet al te veel leent, benadrukt ze.
Een langere terugbetaaltermijn betekent ook dat studenten meer rente gaan betalen over hun lening. Is dat wel verstandig?
'Hoe langer je doet over terugbetalen, hoe langer de rente inderdaad doorloopt. Maar oud-studenten hoeven er niet 35 jaar over te doen om hun lening af te betalen, het hele systeem wordt een stuk flexibeler. Extra aflossen kan nu ook al, als je bijvoorbeeld een erfenis krijgt, maar dat is erg veel gedoe. Dat wordt makkelijker. De jokerjaren, waarmee studenten hun terugbetaling tijdelijk op pauze kunnen zetten, blijven bestaan.'
Een opleiding is de beste investering, zegt u. Maar de jeugdwerkloosheid loopt op, veel jongeren zitten met flexibele contracten. Is dit dan wel de beste timing?
'Er is natuurlijk niet zoiets als een perfect moment. Maar we zijn ervan overtuigd dat een studie altijd een verantwoorde investering is. Wie een diploma heeft in het hoger onderwijs verdient 1,5 tot 2 keer zoveel als iemand met een mbo-diploma. Bovendien krijgen studenten iets heel erg belangrijks terug: kleinere groepen, intensiever onderwijs, meer aandacht voor internationalisering. Om het onderwijs te verbeteren, moeten we extra geld vrijmaken. Dit is het moment, in die zin is de timing precies op tijd.'
In tegenstelling tot de plannen in het regeerakkoord blijft de ov-studentenkaart bestaan. Wel gaat het ministerie in een 'taskforce' met instellingen en vervoerders bekijken hoe ze de kosten binnen de perken kan houden. Als er niks gebeurt, kost de kaart het ministerie over een paar jaar een miljard euro. Nu is dat rond de 800 miljoen, dat moet over tien jaar 750 miljoen zijn.
Geld voor onderwijs moet naar onderwijs zegt u. Maar de ov-studentenkaart kost heel veel geld, dat niet direct naar onderwijs gaat.
'Uiteindelijk realiseren we hiermee een besparing van 200 miljoen euro. Dat geld gaat sowieso direct naar het onderwijs. Maar we hebben gemerkt dat instellingen en studenten heel erg hechten aan de ov-studentenkaart. De kaart past ook goed bij de profileringsagenda van dit kabinet.'
Het kabinet wil graag dat universiteiten en hogescholen zich specialiseren om zo de kwaliteit te verbeteren. Maar dat werkt natuurlijk alleen als studenten niet aarzelen om wat verder weg te gaan studeren.
Als studeren duurder wordt, willen studenten misschien meer werken. Maar daar is het onderwijssysteem nog niet op ingesteld, de contacturen gaan juist steeds verder omhoog.
'Daarom schaffen we ten eerste de bijverdiengrens af. Zo stimuleren we bijvoorbeeld ook ondernemende studenten om een eigen bedrijfje te starten. Wat betreft leven lang leren, waar ook het deeltijdonderwijs onder valt: we hebben in dit akkoord afgesproken dat het collegegeldkrediet beschikbaar komt voor studenten boven de dertig. Verder is dit een onderwerp waar we nog druk mee bezig zijn. U gaat hierover meer van ons horen.'
Er komt op termijn 1 miljard euro vrij voor het hoger onderwijs. Maar dat duurt even. Wat hebben studenten die de komende jaren beginnen aan het leenstelsel?
'Vanaf het moment dat het leenstelsel wordt ingevoerd, in 2015, gaat er de eerste drie jaar jaarlijks 200 miljoen extra naar het onderwijs. Dat geld komt in eerste instantie van hogescholen en universiteiten zelf, na drie jaar neemt de overheid het over. De uiteindelijke investeringen lopen op tot een miljard euro. Om te zorgen dat dit geld goed terecht komt krijgen studenten en docenten via de medezeggenschap invloed op de hoofdlijnen van de begroting. Dat wordt zo snel mogelijk in de wet opgenomen.'
En wie garandeert dat een volgend kabinet niet liever andere dingen doet met dit geld?
'Dit is wat we met elkaar hebben afgesproken. Ook met hogescholen en universiteiten. Ik kan me niet voorstellen dat een volgend kabinet niet in het onderwijs wil investeren. Dit is gewoon geld dat beschikbaar komt op de onderwijsbegroting, het komt niet ergens anders vandaan. Kijk, dit is niet in steen gebeiteld, de Grondwet kan bij wijze van spreken ook gewijzigd worden. Maar nee, dit geld komt vrij voor het onderwijs.'