De basisbeurs gaat verdwijnen en studenten moeten meer gaan lenen voor hun opleiding. Maar wat merken ze daarvan als ze hun studieschuld gaan aflossen? En betaalt de juf of meester inderdaad minder af dan de tandarts?
De gemiddelde studieschuld ligt op dit moment rond de vijftienduizend euro. Nu de basisbeurs verdwijnt, lopen thuiswonende studenten in vier jaar tijd vijfduizend euro mis, en uitwonende studenten dertienduizend euro.
Het zijn natuurlijk gemiddelden. Er zijn altijd studenten die meer zullen lenen, of minder. Wie vijftienduizend euro leent (vier jaar lang 312 euro per maand), zal in het nieuwe stelsel maandelijks 46 euro moeten aflossen, 35 jaar lang. Wie een schuld opbouwt van 35 duizend euro (729 euro per maand) moet maandelijks 107 euro terugbetalen.
De terugbetaaltermijn is opgerekt van vijftien jaar naar 35 jaar. Dat lijkt fijn: het maandbedrag wordt flink lager. Maar het betekent ook dat studenten langer rente moeten betalen. Een oud-student die 35 duizend euro heeft geleend, betaalt uiteindelijk bijna tienduizend euro rente aan de Staat.
Of een startend basisschooldocent een schuld heeft van 22 duizend euro of een van 58 duizend euro, maakt in die scenario’s niet uit: aan het begin van zijn carrière betaalt de juf of meester 62 euro per maand terug, twee procent van het inkomen. Wie een hoger bruto jaarinkomen heeft, moet meer terugbetalen. Het ministerie rekent met een psycholoog die 46.000 euro bruto verdient: die moet met een schuld van 34.000 euro maandelijks 89 euro terugbetalen.
Voor grootverdieners geeft het ministerie geen rekenvoorbeeld. Maar wie zesduizend bruto per maand verdient, zoals een startend tandarts, moet maandelijks maximaal vier procent terugbetalen. Dat is dan rond de 260 euro per maand.
Of studenten inderdaad veel meer gaan lenen, is onzeker. Volgens het Centraal Planbureau zullen veel studenten andere keuzes gaan maken: ze blijven langer thuis wonen, gaan meer werken of kloppen bij hun ouders aan. Naar schatting van het CPB zal de gemiddelde studieschuld daarom slechts zesduizend euro stijgen en uitkomen op 21 duizend euro.