Wat levert dat leenstelsel nu écht op? Kamerleden zijn het spoor bijster en vragen minister Bussemaker van Onderwijs hoeveel extra geld hogescholen en universiteiten nu werkelijk krijgen.
Een miljard extra voor het hoger onderwijs. Dat is de mantra waarmee minister Bussemaker van Onderwijs de pijn van het verlies van de basisbeurs verzacht. Studenten moeten weliswaar zelf meer gaan investeren in hun opleiding, maar krijgen daar beter onderwijs voor terug. Althans, dat is de gedachte.
Maar vorige week gooiden de universiteiten roet in het eten. Net als het Hoger Onderwijs Persbureau in januari, meldde universiteitenvereniging VSNU dat het bedrag van een miljard wel erg optimistisch is. In werkelijkheid komt er pas over tien jaar structureel 620 miljoen euro vrij dankzij het leenstelsel, aldus de VSNU. Universiteiten krijgen daarvan 236 miljoen euro. Ook de Vereniging Hogescholen benadrukt in een brief aan Kamerleden dat er niet werkelijk een miljard vrijkomt.
Realistisch
Eerder kwam het nieuws naar buiten dat lang niet alle studenten profiteren van de extra investeringen die universiteiten en hogescholen alvast beloofden. Kamerleden reageerden daar geschrokken op, maar dat komt volgens de Vereniging Hogescholen omdat zij zich niet baseren 'op een realistisch verwachtingspatroon'.
Verschillende Kamerfracties willen nu van minister Bussemaker weten hoe de vork in de steel zit. Klopt het dat er instellingen zijn die hun beloftes over investeringen niet nakomen, vraagt coalitiepartij PvdA. En klopt het dat medezeggenschapsraden niet overal betrokken worden bij de verdeling van het geld?
Overzicht
Oppositiepartijen ChristenUnie, SP, SGP en CDA vragen de minister een overzicht van de onderwijsinvesteringen per instelling en willen weten of het klopt dat 'studenten op een aantal instellingen de komende jaren niet of nauwelijks extra kwaliteitsinvesteringen terugzien in het onderwijs'. En wat vindt de minister van de berekening van de VSNU?
Zelf heeft minister Bussemaker overigens al laten blijken dat ze zich niet druk maakt over de ophef. Natuurlijk kan niet elke onderwijsinstelling evenveel uitgeven, zei ze tijdens een overleg met studentenorganisaties, maar dat was volgens haar altijd al duidelijk. 'Het is een afspraak waarvan we ook toen al wisten: niet elke instelling zal de middelen hebben om het te doen.'