Zes hogescholen krijgen straks misschien minder overheidsbekostiging omdat hun prestaties tegenvallen. Dat is aan de minister om te beslissen, zegt voorzitter Frans van Vught van de reviewcommissie, die niet vindt dat hij te streng is geweest.
Er is veel bereikt in het hoger onderwijs, stelt de reviewcommissie in haar aanbiedingsbrief aan de minister. Sinds de prestatieafspraken met het ministerie in 2012 is het studiesucces (bachelor-rendement) vooral in het wo gestegen en krijgen studenten meer les van beter geschoolde docenten.
Goed nieuws dus, vindt ook voorzitter Frans van Vught. Toch kregen zes hogescholen een tik op de vingers. Te veel studenten stranden daar of doen te lang over hun afstuderen. De HU kreeg overigens een positief advies.
Hoe zijn jullie tot een oordeel gekomen?
‘Dat is een tamelijk uitgebreid proces geweest. In de eerste plaats maakten we twee vergelijkingen. Allereerst: hoe was de uitgangssituatie en hoe is het nu? En dan: wat was de ambitie? Vervolgens hebben we ook soortgelijke onderwijsinstellingen met elkaar vergeleken: bijvoorbeeld kunsthogescholen met kunsthogescholen en Randstadhogescholen met Randstadhogescholen. Dan krijg je een beeld, met uitschieters naar boven en beneden.
En toen kwam het allermoeilijkste: we moesten de onderwijsinstellingen diepgaand analyseren. Wat is het verhaal achter de hogeschool of universiteit? Denk aan de samenstelling van de studentenpopulatie: in de Randstad trekken hogescholen veel mbo’ers en niet-westerse allochtone studenten, die nu eenmaal minder vaak hun diploma behalen, en dat is een heel verschil met een hogeschool in bijvoorbeeld Limburg. Soms moesten we coulanter zijn.
We hebben écht een roze bril opgezet. We hebben zelfs nog gekeken naar cijfers van 2016, die eigenlijk al buiten de periode van de prestatieafspraken vielen: als we dan een trendbreuk ten goede zagen, dan konden we die meewegen.’
© Hop. Bron: eindadviezen reviewcommissie. Percentage hbo-studenten die het eerste jaar hebben gehaald en hooguit een jaar studievertraging opliepen voor ze afstudeerden.
Links de hogescholen waar het studiesucces niet goed genoeg is, rechts twee grote Randstadhogescholen die wel een voldoende kregen.
Fontys had kennelijk veel te ambitieuze plannen met het rendement. Eerst haalde 65 procent op tijd het diploma en dat moest 85 procent worden. Het daalde naar 61 procent.
‘Ja, de ambitie was torenhoog destijds, en daar hebben we toen ook uitgebreide gesprekken over gevoerd. Het rendement is ook lager dan je zou mogen verwachten. En de hogeschool heeft minder problemen met de studentenpopulatie.’
Die heeft Inholland wel en die hogeschool kwam ook uit een crisis. Had het daar überhaupt beter gekund?
‘Dat vinden we moeilijk te beoordelen. Maar dan nog, als je alles op een rij zet en extra coulance biedt, kunnen we niet tot de conclusie komen dat het goed genoeg is. Het spijt ons zeer, maar het rendement van Inholland ligt echt ver onder dat van de rest. Dus krijgt de hogeschool een negatief advies. Alleen op dat ene aspect, hè? Dat moeten we ook niet vergeten.’
Maar kan de minister ook besluiten om deze hogescholen niet te korten?
‘Die politieke ruimte heeft ze inderdaad. Het komt niet vaak voor dat een minister afwijkt van het advies dat een beoordelingscommissie geeft, maar het kan wel. Maar vergeet niet dat maar vijf procent van de totale bekostiging van de prestatieafspraken afhangt. Studiesucces is één van de drie aspecten, dus kost het deze hogescholen hooguit een derde van de vijf procent. Het gaat om kleine bedragen.’
Ze zou kunnen zeggen: het was een experiment, we wisten niet precies waar we aan begonnen en we beschouwen dit gewoon als een leerzame uitkomst. Zoiets als virtueel beleggen.
‘Hoor eens, we wisten heel goed waar we aan begonnen. Tot onze spijt is – met alle begrip voor de moeilijke context – het studiesucces aan deze zes hogescholen niet zoals we hadden afgesproken. Men wist in 2012 ook welke consequenties daar aan konden zitten.’
Maar hoe zwaar moet je eraan tillen?
‘Een op de twee hbo-studenten die instromen komt er niet met een diploma uit. Een op de drie struikelt al in het eerste studiejaar. Het is dramatisch voor studenten en ouders, maar ook voor de belastingbetalers als het niet goed gaat met studenten. We zien wel dat de kwaliteit van het onderwijs echt flink omhoog is gegaan en daarvoor geven we ook de complimenten. Maar het studiesucces moet echt beter.’