Piet Bakker, lector Crossmedia & Journalistiek, neemt 11 januari afscheid van de HU. De journalistiek-autoriteit blikt terug op ‘de beste stap in mijn carrière’, maar ook op bureaucratie en een zoektocht naar financiering. En hij kijkt vooral vooruit: hoeveel jaar nog voor de papieren krant, wat doet techniek met het vak en hoe houden we onafhankelijke journalistiek, ook in Appelscha?
Hij zegt het heel stellig: ‘De overstap naar de HU is de beste move die ik in mijn carrière gemaakt heb.’ Bijna elf jaar werkte Piet Bakker als lector aan de Hogeschool Utrecht. Daarvoor had hij zo’n twintig jaar onderzoek gedaan aan de Universiteit van Amsterdam. Hij studeerde er in de jaren zeventig politicologie en werkte ook als journalist. Maar de overstap naar de HU blijft voor hem de beste zet.
Bakker bouwde in de mediawereld een sterke naam op met zijn praktijkgericht onderzoek, maar ook met zijn talloze tweets (inmiddels bijna 22.000) over het vak. Vaak werd hij geïnterviewd door radio, tv en kranten, over dalende krantenoplages en nieuwe mediatrends.
‘Op de universiteit was ik onderdeel van een geheel waarbij journalistiek niet zo belangrijk meer was’, blikt Bakker terug. ‘Er waren al meer mensen weggegaan. Dus toen vroegen Pieter en Ad mij om naar Utrecht te komen. Daar heb ik drie minuten over nagedacht en daarna gezegd: “Dat lijkt me een goed idee.” ‘
‘Pieter’ en ‘Ad’ waren de toenmalige lectoren Pieter Broertjes (toen nog hoofdredacteur van De Volkskrant, nu burgemeester van Hilversum) en tv-maker/schrijver Ad van Liempt.
Bakker kende ze goed en hij was ook al docent geweest aan de School voor Journalistiek. ‘Ik had wel een beeld van de school. En het lectoraat klonk als een aantrekkelijk model.’
Wat vond je er zo goed aan?
‘Het uitgangspunt dat je altijd voor de beroepspraktijk bezig bent. Op de universiteit zitten mensen die nog nooit een voet op een redactie hebben gezet en daar toch met aplomb over schrijven. Dat maak je hier niet mee. Die relevantie voor de beroepspraktijk, dat maakt hbo-onderzoek echt onderscheidend. Bovendien zitten we dichter bij het onderwijs, mede omdat we met docent-onderzoekers werken.’
Tegelijkertijd wordt er aan de HU veel geklaagd over bureaucratie.
‘In de centrale aansturing is men weleens doorgeschoten. Bijvoorbeeld in het potsierlijke idee dat iedere docent een master zou moeten hebben. Er zijn vooraanstaande hoofdredacteuren, interviewers en digitale journalisten die hier geen les mogen geven. Dat is natuurlijk belachelijk. Ik snap best dat je ook docenten met een master wil hebben, maar hou het dan bij een 80/20-regeling: 80 procent een master en de rest hoeft niet. En dan faciliteer je de mensen die graag een master willen halen.
Nu zit je met mensen die het papiertje moeten halen, maar er geen zin in hebben. Dan gaan ze maar een makkelijke master doen, om ervan af te zijn. Daar schiet je inhoudelijk niks mee op, het is een regeltje, waarvan ik denk: je doet jezelf tekort. En waar komt het vandaan? Wil je zo graag het braafste jongetje van de klas zijn? Maar sommige collega’s denken er anders over. Die willen wel dat iedere docent een master heeft.’
Is de bureaucratie toegenomen sinds je hier werkt?
‘Toen ik hier kwam, werd mij bezworen dat ik nooit enige vorm van administratie en management zou moeten doen. Nu zit ik zeker één dag per week bij de controller, met de hr-afdeling te bellen, facturen goed te keuren, over budgetten te beslissen. A: ik vind dat niet leuk. B: ik kan het niet zo goed. C: ik ben er niet voor aangenomen. En het is nogal inefficiënt om dure mensen vrij goedkope dingen te laten doen. Op papier is het een besparing, want je bent een administrateur en een directeur kwijt. Maar in de praktijk wordt er minder onderzoek gedaan. Het is voor mij niet de reden geweest om te vertrekken. Maar het is een verandering die niet goed heeft uitgepakt.’
Bakker is pas 64, dus zou nog rustig tot eind 2019 kunnen doorwerken. Maar er waren een paar grote projecten afgerond, dus het werd ‘een logisch moment’, zoals hij zelf zegt. ‘Ook omdat ik geen zin had in nog een verhuizing. Ik had er al eentje achter de rug en dat vond ik al een hele aanslag. En het moet natuurlijk wel een verrassing zijn. Dat mensen zeggen: “Jeetje, nu al?”‘
Bovendien vindt Bakker terugblikkend dat zijn missie inmiddels geslaagd is. ‘We zitten middenin de beroepspraktijk, ik geef er heel veel presentaties. Ik zit bij het CBS aan tafel, maar ook bij TMG, NOS, NRC, de Volkskrant. Ik kom overal, ook bij lokale en regionale omroepen. Soms voor presentaties, maar ook om gewoon te praten.’
Hij geeft de credits daarvoor aan de HU. ‘De ambitie van de hogeschool op het gebied van onderzoek is in orde’, constateert hij. Om er direct aan toe te voegen: ‘Er zit wel een kleine reserve bij.’
Bakker ziet dat de hogeschool steeds vaker wil dat de financiering van het onderzoek meer vanuit subsidiegevende partijen moet komen, de derde geldstroom. Bakker: ‘Die subsidies binnenhalen, dat is een vergroting van je takenpakket. En het is een sigaar uit eigen doos, sterker nog: eentje die je zelf mag verdienen. Ik denk dat je juist een behoorlijke eerste geldstroom moet beschikbaar stellen, ook om de onafhankelijkheid te garanderen. Bovendien bemoeien we ons nadrukkelijk met de onderwijsvernieuwing en zorgen dat de studie futureproof is. Dat moet je in stand willen houden.’
Over die onderwijsvernieuwing bij Journalistiek gesproken: het deed nogal wat stof opwaaien.
‘We hebben daar een radicale omslag gemaakt en dat moest gebeuren. Van tevoren kan je inschatten dat er slachtoffers zouden vallen en dat niet iedereen stond te juichen. Maar het was dat of langzaam ten onder gaan. Daar ben ik van overtuigd. Een jaar of vijf geleden is het onderwijsprogramma ook vernieuwd, maar dat is toch halfbakken gegaan. Dat moest echt anders. De opleiding sluit nu beter aan op de arbeidsmarkt. Je kunt niet op de oude voet doorgaan terwijl de beroepspraktijk allerlei grote stappen neemt.’
Die praktijk verandert snel. Tegelijkertijd schreef je aan het begin van je lectorschap, in 2009, al over meer zzp’ers, meer crossmediale journalistiek en meer commercieel werken. Dat zijn toch nog steeds de trends in de media?
‘Ook ja, maar de ontwikkeling is nu behoorlijk extreem. Bijna alle grote internationale mediabedrijven hebben het afgelopen jaar de beslissing genomen over te stappen op videojournalistiek. Daarnaast was de discussie over het gebruik van data er in 2009 nog amper. En de rol van de technologie wordt nog veel groter. Eerst hadden we het wel over digitalisering, maar daar kon zo’n beetje alles onder vallen. Nu zegt de hoofdredacteur van NRC: over tien jaar hebben we alleen nog een magazine op zaterdag, met doordeweeks een digitale versie. En dat kan ook over vijf jaar zijn, denk ik. Als er één krant gaat, dan gaan de andere ook om – daar kan je op wachten. Bovendien stort dan het hele systeem van kranten bezorgen in. Dat wordt dan veel te duur om in stand te houden.’
Geen doordeweekse krant op papier meer. Wat valt er nog meer weg?
‘We moeten goed nadenken over het businessmodel achter de journalistiek. Er is nu discussie over btw op online media en over subsidies voor de lokale omroep. Allerlei gemeentes proberen zelf de media te financieren, met allerlei fondsen. En de maatschappij ziet ook dat de onafhankelijke nieuwsvoorziening in een bedreigde situatie begint te komen. Landelijk gezien maak ik me wat minder zorgen, maar lokaal heb je vaak maar één of twee dominante partijen en daar kan er zo eentje van wegvallen. Zeker omdat lokale media vooral een oud publiek hebben, het lukt ze niet om de jongere generatie te bereiken. En gemeentes proberen dan toch die lokale omroepen te stimuleren, maar die zijn vaak heel slecht. Als oplossing kun je niet zomaar wijzen naar het succes van De Correspondent. Want dat is weer voor een hoogopgeleid publiek. De Correspondent gaat Appelscha niet redden.’
En nog één keer komt Bakker terug op de vergelijking met 2009: ‘Crowdfunding inmiddels een begrip, daar hadden we toen nog nooit over nagedacht en nu doet iedereen het. En in de toekomst zal het nog heel veel gaan over robotisering en virtual reality. Daar moet je nu over nadenken.’
Al die ontwikkelingen ga je missen.
‘Ik ben nog niet dood. En ik blijf links en rechts wat doen. Alleen niet meer in deze context, als lector bij de HU.’