Columns

Wat te doen met dyscalculie-studenten?

Ernst-Jan Hamel
Foto: Kees Rutten

Onze columnist Ernst-Jan Hamel is docent Journalistiek en beschrijft iedere veertien dagen wat hem opvalt in zijn werk.

Dit keer: Make numbers great again – zodat slechte rekenaars gewoon een kans krijgen. 

Dyscalculie. Voordat ik twee jaar geleden docent werd, had ik er nog nooit van gehoord. Nu krijg ik in elke cursus waarin ook maar een vleugje statistiek of rekenwerk voorkomt, wel een meisje (het zijn altijd meisjes om een of andere reden) dat in de pauze langskomt om te vertellen ze al van jongs af aan een chronisch probleem met cijfers heeft. Je bent helaas niet de enige in de journalistiek, denk ik als zo’n meisje me dat vertelt.

Maar goed: dyscalculie dus. Een cijfervariant op dyslexie. Als je een beetje gaat googelen, kom je van alles tegen over dit begrip. Is het een aangeboren neurologische stoornis die 3 tot 6 procent van de bevolking heeft? Of ligt het aantal ‘echte’ dyscalculanten veel lager, en hebben we vooral te maken met een modekwaal, voortkomend uit de trend om alle problemen die kinderen hebben tot stoornis te bombarderen (zie: ADHD).

Vorig jaar kwamen drie hoogleraren in het AD met een ontnuchterende verklaring. Ze stelden dat het grote aantal diagnoses voor dyscalculie (en dyslexie) vooral door slecht onderwijs komt. Reken- en taalzwakte zou in bijna alle gevallen te verhelpen zijn. Misschien bestaan dyslexie en dyscalculie zelfs niet, opperde een hoogleraar. Er moet gewoonweg beter en meer taal- en rekenonderwijs gegeven worden.

Wat de oorzaak ook mag zijn: op hogescholen en universiteiten komen steeds meer studenten met een vermeende leerstoornis binnen. Vooral in het hbo zijn er steeds meer studenten die claimen dyslexie of dyscalculie te hebben. Natuurlijk, daar zitten vast oplichters tussen die met een oneigenlijk verkregen medische verklaring extra tijd bij tentamens willen krijgen. Maar er zitten ook studenten tussen die al op jonge leeftijd de diagnose dyscalculie kregen (al is daar geen eenduidige methode voor) en hun hele schoolcarrière denken dat hun brein niet gemaakt is voor rekenen.

Wat te doen met zulke studenten? Zolang onduidelijk is wat dyscalculie is, moeten we denk ik zeer voorzichtig zijn. Geef studenten vooral niet het idee dat ze nooit goed in rekenen kunnen worden, want voor zo’n conclusie zijn geen bewijzen. Wat je wel kunt doen? Besteed als docent extra aandacht aan deze studenten, stimuleer ze om extra oefeningen te doen. En vertel op aanstekelijke wijze over statistiek, zoals Sanne Blauw van De Correspondent doet in haar deze week verschenen boek: Make numbers great again!