In onze serie (on)bekende gezichten aan de HU: Marc van de Kamp is al zeven jaar werkzaam als IT’er op Padualaan 101. We spreken hem over Zuid-Afrika, zijn collega’s, wapens en de liefde.
Hoe ben je op de HU
terecht gekomen?
‘Ik rolde in de ICT toen ik in Ierland ging werken. Dat was in 2001. De
bloeiende economie trok toen veel Nederlanders aan. Ik vond het interessant
werk en vijf jaar later vertrok ik naar Zuid-Afrika, om ook in de ICT te
werken. Mijn vriendin ging mee. We kwamen terecht op een soort campus, speciaal
voor de medewerkers van IBM, in Johannesburg. Buiten dat terrein was het
bloedlink. Je kon beter het regionale nieuws niet lezen. Werknemers die niet
meededen met stakingen werden door hun collega’s uit de trein gegooid. Ik zag
twee busjes frontaal op elkaar botsen waarbij alle inzittenden op slag dood
waren. En er waren taxioorlogen, waarbij concurrerende taxibedrijven elkaars
busjes in de fik staken, met alle passagiers erin. Vreselijk. Maar het is een
prachtig land, mede door al die verschillende klimaatzones. En we hadden er een
werkster die alles voor ons opruimde.
Mijn vriendin wilde haar carrière in Nederland voortzetten, dus na een jaar gingen we terug. Ik werd even postbode. Tot de jaren negentig was dat beroep in staatshanden en had het aanzien. Je kon er een gezin van onderhouden ook. Maar toen het in 1991 geprivatiseerd werd, veranderde alles. Voorheen mocht je bijvoorbeeld in je eigen buurt niet bezorgen omdat je dan teveel privégegevens te weten kwam. Tegenwoordig moet je juist je eigen buurt doen omdat je dan lekker snel klaar bent. Maar het verdient niets meer, het is een bijbaantje geworden.
In 2011 zag ik een advertentie voor de HU. Ik solliciteerde en werd meteen aangenomen.’
‘Ze stonden in rijen tegelijk voor de balie’
Waaruit bestaat je
werk?
‘Als er in het gebouw een laptopje
of een PC kapot gaat, los ik dat op. Of als de beamer niet werkt tijdens
de les, dan ben ik meteen ter plaatse. Dat gebeurt ongeveer drie keer per dag.
Meestal is het geen storing, maar moet ik gewoon even uitleggen hoe het werkt
met de kabeltjes. Heel soms is er iets kapot. Als er dan een collegezaal met
tweehonderd man op je vingers zit te kijken, breekt het zweet je wel even uit. Negen
van de tien keer moet er een andere kabel in of is opnieuw opstarten genoeg. De
knopjes hebben dezelfde kleur als de stekkertjes, maar niet iedereen snapt dat
blijkbaar. Als iedereen het zou begrijpen, had ik geen werk. Maar de
mentaliteit om geen stap te zetten naar een oplossing vind ik gek.’
Wat vind je leuk aan
je werk?
‘Problemen oplossen geeft een goed gevoel. Ik schrijf trouwens ook
handleidingen voor de apparaten. En wat ons verreweg het meeste werk oplevert,
zijn de mobiele telefoons. Daarmee kan niemand namelijk bij de helpdesk
terecht. Het probleem met de telefoon ligt vaak bij de wifi. Je moet bij de
instellingen de certificaatkeuze uitschakelen om wifi van de HU te ontvangen.
Dat weet bijna niemand. Ook Osiris levert vaak gedoe op want iedereen vergeet
wel eens zijn wachtwoord.
Wat ik minder prettig vind, is dat veel in golven komt. Op zo’n piekmoment zit je dan lang achter elkaar hetzelfde te doen. Dat was bijvoorbeeld zo toen de MFA identificatie werd ingevoerd bij Osiris. Voor drieduizend medewerkers. Toen stonden ze in rijen tegelijk voor de balie.’
Wat doe je als je
niet werkt?
‘Ik heb mijn eigen bedrijfje in dierenstrips: dierencartoons.nl. Op
mijn vijfenveertigste zat ik ’s avonds aan de keukentafel en had ik zin om te
tekenen. Ik begon ermee en hield er niet meer mee op. Mijn droom is dat ik
steeds meer zal verkopen. Ik heb inmiddels tweehonderd tekeningen gemaakt. Mijn
website is alleen niet zo gelikt, daar moet ik nog iets aan doen. Mijn vrouw
helpt me ermee. Zij werkt als regieassistent bij programma’s als Eén vandaag,
Lingo en Opsporing verzocht. Zij omschrijft haar baan zelf als ‘voortdurend
iedereen achter zijn kont aanzitten,’ haha. We staan dit jaar samen ieder
weekend wel op een festival en verkopen T-shirts, briefkaarten en tassen.
‘De idioten filteren ze er wel uit’
Ik zit ook op een schietvereniging in Amersfoort. Schieten is ontzettend moeilijk, je beheersing moet volmaakt zijn. Je moet je ademhaling beheersen en zelfs je hartslag heeft invloed. Een schietschijf kun je op honderd meter raken. Maar als het doel beweegt is een paar meter afstand het maximum. Daarom zijn alle schietfilms totaal onrealistisch. Om een wapen te hebben moet je 24 keer per jaar oefenen. Je mag je wapen thuis bewaren. Dat heeft zelfs de voorkeur. Je moet je voorstellen, zo’n vereniging heeft vijfhonderd leden en elk lid heeft maximaal vijf wapens, maar gemiddeld drie. Als je vijftienhonderd wapens allemaal op de vereniging moet bewaren wordt die een heel aantrekkelijk doelwit voor criminelen.’
Mag iedereen lid worden van een schietvereniging?
‘De idioten filteren ze er wel uit. Ik had een mailtje gestuurd naar de voorzitter en moest op gesprek komen. Hij begon me uit te vragen en probeerde me boos te maken. ‘Waarom wil jij schieten? Heb je wel vrienden? Leid je een normaal, verantwoordelijk leven?’ Maar mij krijg je niet snel op de kast. Daarna moet je een twaalf zaterdagochtenden de regels uit je hoofd leren. Bovendien heb je een verklaring voor goed gedrag (VOG) nodig. Dat is de toelatingsprocedure.
Mijn vrouw en ik zijn nu zestien jaar samen. We hebben nooit kinderen gewild. Ik hou niet zo van kinderen. Ze lijken me veel gedoe. Ik hoef mezelf daar nooit voor te verantwoorden. Dat ligt bij haar wel anders. Ze krijgt er regelmatig vragen over. Maar we hebben het gewoon prima met zijn tweeën. Zij is mijn ideale tegenhanger. Ze is opgewekt en optimistisch. Het geheim voor de liefde? Dat is hetzelfde als voor het leven: tel je zegeningen.’