Anneke van Grol (32) is sinds een half jaar docent aan een van de grootse opleidingen van de HU: Verpleegkunde. Ze spreekt over jonge studenten aan het bed, het wassen van patiënten, ‘rollende’ vaten en over de weg die ze bewandelende om hier te komen.
Precies op tijd komt ze aanlopen. Open blik, kordate stappen.
In de gereserveerde ruimte zit al iemand. ‘Wil u blijven zitten? Prima, wij vinden vast wat anders.’
Na het VWO
‘Mijn studententijd was gezellig ,maar de studie stal mijn hart niet.’ Na het VWO ging Van Grol naar de universiteit voor de studie Sociale Geografie. ‘Ik had het niveau en vond het logisch om een master te gaan halen. Ik had baantjes in het ziekenhuis en zoog alle kennis op als een spons. Ik deelde voeding uit en zag van alles over wonden, ziektebeelden, operaties en medicatie. Het kwartje viel gauw: hier wilde ik zijn.’
Van Grol voltooide haar studie alsnog, ook al viel de scriptie haar zwaar. ‘Ik schreef over demografische krimp en zat in mijn eentje een half jaar in de bieb. Regio Roosendaal zou leeglopen en ik onderzocht wat voorzieningen als zwembaden, sportverenigingen, bibliotheken nodig hadden om vergrijzing tegen te gaan. Ik leerde vragen stellen en doorvragen.’
In het ziekenhuis
De appel valt niet ver van de boom. Zoals haar halve familie loopt ze een half jaar later rond in het OLVG-ziekenhuis en is ze begonnen aan de duale opleiding verpleegkunde, ‘werkend leren’ aan de Hogeschool van Amsterdam. ‘Mijn moeder was OK-assistent en mijn oom en tante hadden ook in dit ziekenhuis gewerkt. Ik kwam er thuis en wist nu zeker dat ik verpleegkundige wilde worden.’
Na haar opleiding belandt Van Grol op de afdeling Maag en leverchirurgie van het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht. Vier jaar lang werkt ze met patiënten die te maken hebben met darmkanker, maagbloedingen, leverfalen, of zoals ze zelf zegt: ‘Alles van mond tot kont.’ Eén van de belangrijkste dingen die ze er leert is de tijd nemen, al is het maar een paar minuten.
Hoe voelt u zich vandaag?
‘Het gaat zo vaak van “snel, snel, snel”. Terwijl je vraagt hoe mevrouw zich voelt, controleer je ondertussen de drain en hang je een nieuw infuus aan. Je hebt maar een paar minuten de tijd en werkt efficiënt. Maar ik leerde al vroeg dat ik het zo niet wilde. Dan ging ik even aan het bed zitten en keek de patiënt aan, terwijl ik vroeg. “Hoe voelt u zich vandaag?” Ik merkte hoe prettig ze dat vonden. ’s Avonds kreeg ik te horen: “Ben je er morgen weer? Oh gelukkig, dat voelt minder alleen.”’
Natuurlijk heb ik ook veel patiënten gewassen. Maar een groot misverstand is dat verpleegkundigen alleen maar mensen aan het wassen zijn. Het hoort erbij. Ik vind het ook niet vervelend. Je bent er snel mee klaar en je ziet mensen er zó ontzettend van genieten als ze weer schoon in hun bed liggen. Op de opleiding krijg je er één les over. Die gaat vooral over de volgorde van wat je wast.’
Het begeleiden van studenten
Al gauw kreeg Van Grol studenten van de HU onder haar hoede. ‘Ze kwamen bij ons stage lopen, gedurende twintig weken. Die coachende rol vond ik lastig in het begin. Ik ben een aanpakker, had de neiging het over te nemen. Een klassiek voorbeeld is het infuus prikken. Dat moet je een aantal keer doen en dan weet je hoe anders het voelt dan op een oefenpop. Een echt bloedvat kan gaan ‘rollen’ of je kunt er doorheen prikken. Als ik mijn student zag stuntelen moest ik vaak even op mijn handen gaan zitten.’
Van Grol grinnikt. ‘Op de opleiding leer je niet altijd hoe de dingen in de realiteit gaan. Je leert prikken op een gezonde jongeman met prachtige kabels van vaten. In realiteit heb je vaker te maken met dunne oude dames of mensen die uit vrees hun arm wegtrekken. Op de opleiding leer je ook dat je een wond verzorgt met steriel water. Dat klinkt mooi, maar als je bij iemand thuis komt, pak je toch gauw gewoon het water uit de kraan.’
Ook het begeleiden van de sociale kant moest ze leren. ‘Een student van achttien zegt de dingen anders dan een ervaren verpleegkundige van veertig. Soms wil je een patiënt aansporen om zijn bed uit te komen. Een jonger iemand zegt niet zo gauw op ferme toon: “Goedemorgen meneer, we gaan nu samen even de benen strekken.”’
Een baan als docent
Een jaar geleden waren haar privéomstandigheden veranderd. Ze was inmiddels getrouwd en moeder van twee kinderen onder de vier. Ze wilde meer thuis zijn in de weekenden, de avonden en de nachten. Bovendien vond ze de coachende rol interessant. Ze woonde toen al in Houten en een baan bij de HU was gauw gevonden. Sommigen vroegen haar: ‘Je kind is zes maanden, hoe kun je nú een andere baan gaan zoeken?’ Maar voor Van Grol lag het anders: ‘Het gezin was compleet, er was ruimte voor een volgende stap.’
Nu geeft ze aan de HU les in vaardigheden, zo’n 18 uur per week. Volgens haar coach ‘maakt ze zich snel dingen eigen’. Van Grol: ‘Ik moet veel bijleren. Met psychiatrie, de GGD, thuiszorg en ouderenzorg heb ik weinig ervaring. Als ik aan studenten vraag om teksten te lezen, verplicht ik mezelf hetzelfde te doen. In het begin was ik daardoor veel aan het overwerken. Inmiddels ben ik milder met mezelf en durf te vertrouwen op mijn ervaring.’
Het ziekenhuis mist ze niet. Het enige wat ze soms mist, zijn de collega’s. En de duidelijke grens tussen werk en privé. ‘Als je in het ziekenhuis de deur achter je dichttrekt, ben je klaar. In het onderwijs kun je altijd meer doen, want een les is nooit goed genoeg voorbereid.’ Haar leidinggevende gaf haar de tip: ‘Geef jezelf een jaar. Daarna wordt het gemakkelijker.’
Terugkijkend zou ze alles precies zo over doen. ‘Uiteindelijk heeft die ‘nutteloze’ master me wel aan deze baan geholpen. En daarbij: door alle keuzes die je maakt in het leven leer je wat je niet wilt.’
Ook interessant: Opleidingsmanager Zwanet Draadjer over wat ze studenten wil leren