Robots kunnen docenten steeds beter ondersteunen tijdens lessen, maar dat roept ook morele vragen op. Vorige maand promoveerde docent-onderzoeker Matthijs Smakman op het onderwerp Robots in het Onderwijs. Wat doet zo’n robot en heeft elke klas in de toekomst een eigen exemplaar?
Op 31 mei stond hij in zijn rokkostuum, met twee paranimfen naast hem (‘een soort helpers, voor het geval ik zou omvallen of flauwvallen tijdens de verdediging’). Promoveren aan de VU noemt hij bijzonder en eigenlijk een beetje vreemde gebeurtenis. ‘Al die tradities. Dit maak ik maar één keer in mijn leven mee. Maar het is een heerlijk gevoel, dat het na al die avonden en weekenden nu eindelijk klaar is.’
Vijf jaar lang was Matthijs Smakman bezig met zijn proefschrift Robots in het onderwijs: de moreel verantwoorde inzet van robot assistenten. Daarnaast is hij drie dagen per week werkzaam aan de HU als (hoofd)docent HBO-ICT. Hij zette daar de minor Sociale Robotica op.
Jij deed onderzoek naar sociale robots in de basisschoolklas. Wat zijn dat?
‘Fysieke robots die je kunt vastpakken en die communiceren met woorden, lampjes of geluidjes. Zo’n robot kan de rol innemen van een klassenassistent of een klasgenootje die net iets minder weet dan het kind zelf. Dan vraagt hij: “Wat is 2 keer 5?”. Als het kind “10” antwoordt, speelt hij bijvoorbeeld een kort vrolijk deuntje. Veel kinderen hebben rekenangst, en deze oefeningen kunnen kinderen meer zelfvertrouwen geven, en zo rekenangst verminderen.’
Waarom is een robot in de klas handig?
‘Hij ontlast de leerkracht door het geven van bijles en het bieden van ondersteuning. Het enorme lerarentekort (9.500 fte docenten, 1000 schoolleiders) zal de komende jaren steeds meer toenemen. Klassen met meer dan dertig leerlingen zijn geen uitzondering meer. Het is een uitdaging om iedereen genoeg aandacht te geven. Een robot kan hierbij helpen, zodat de leerkracht weer tijd heeft om echt persoonlijke aandacht aan ieder kind te geven.’
Matthijs Smakman, hogeschoolhoofddocent Instituut for ICT:
– Geboortedatum: 1988
– Opleiding: Media Vormgeving, Grafisch Lyceum Utrecht – Bachelor Technische Bedrijfskunde, HU – Master Filosofie, Ethiek van Bedrijf en Organisatie, Tilburg University – PhD Social Robotics, VU
– Werkt aan de HU sinds 2014
– Getrouwd en twee kinderen
– Woont in Utrecht
Loopt zo’n robot dan door de klas, als een soort tweede docent?
‘Er zijn nu honderd basisscholen die experimenteren met robots, van de in totaal 6500 basisscholen in Nederland. Daar zie je vaak dat de robot in een hokje buiten de klas met één of enkele leerlingen spreekt. Als hij in een volle klas met een kind praat, leidt dat te veel af. Ik ben met een robot naar een school geweest. We moesten de ramen nog net niet afplakken: iedereen wilde kijken wat er gebeurde.’
Wat zullen de robots vooral gaan doen?
‘Bij “een robot in de klas” denken mensen aan een toekomst zonder docenten. Dat is niet zo. De machines lijken op de hulpmiddelen die we nu al gebruiken in het onderwijs: programma’s waarmee kinderen reken- of taalopdrachten oefenen op hun eigen niveau. Alleen zijn robots geavanceerder. Ze zijn fysiek en kunnen daardoor in de ruimte bewegen, dingen aanwijzen en oogcontact maken.’
Robots die Oekraïense kinderen helpen met Nederlands leren
‘Het is nog te complex om een robot te bouwen die alles kan. De grootste behoefte ligt nu bij robots die helpen met rekenen en taal. Engels leren aan Nederlandse kinderen of Nederlands leren aan kinderen met een migratieachtergrond of bijvoorbeeld kinderen uit Oekraïne.’
Waarmee kan een robot in de klas nog meer helpen?
‘Interactie met een sociale robot kan bijdragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Hij gaat niet sneller praten als je ongeduldig wordt of schreeuwt, waardoor een kind zijn geduld traint. En als een klein groepje met de robot oefent maar niet snapt wat hij bedoelt, gaan kinderen overleggen en samenwerken om erachter te komen wat hij nou bedoelt.’
Klinkt het monotoon als zo’n robot praat?
‘Dat valt wel mee. Je kunt zelf instellen hoe monotoon hij praat en hoe expressief hij is qua bewegingen en geluidjes. We hebben een test gedaan. Eén robot begon na iedere goed beantwoorde som te dansen en te klappen. De ander bleef rustig en sprak meer monotoon. Kinderen leren beter van de rustige robot, want ze blijven zelf dan ook rustiger.’
In je proefschrift beschrijf je 17 ethische bezwaren en aanbevelingen voor het gebruik van robots in de klas. Wat bijvoorbeeld?
‘Privacy is een belangrijk thema. Een robot heeft camera’s en microfoons. Welke gegevens mag hij opslaan en welke niet? Kinderen zijn snel geneigd om een geheim aan een robot te vertellen. Het is nog niet precies bekend waarom, maar wellicht omdat zo’n apparaat niet oordeelt.
Het doel van een robot mag niet zijn om de geheimen van leerlingen te onthullen, want dat brengt nieuwe problemen met zich mee. Als een kind aan een robot vertelt dat hij thuis wordt mishandeld, is de vraag: wie mag toegang hebben tot deze informatie? Want als het antwoord is opgenomen, is het officieel de verantwoordelijkheid van de school.
Maar moet een docent dan alle gesprekken gaan terugluisteren of lezen? Een robot voor school is anders dan een robot voor bijvoorbeeld therapiesessies. Dan weet een therapeut wat hij moet doen met de verzamelde gegevens. Robots voor school moeten juist zo geprogrammeerd worden dat hij naar specifieke dingen vraagt en zo min mogelijk opslaat. “Waar ben je op vakantie geweest?” Het antwoord van dat kind hoeft hij niet op te slaan. Of hij slaat alleen het vakantieland op, zodat hij daar later weer een rekensom mee kan maken.’
Discrimineert hij?
Wat zijn andere ethische bezwaren?
‘Vragen zoals: Is hij te hacken? Discrimineert hij? Bijvoorbeeld doordat hij kinderen voortrekt of antwoorden van jongens eerder goedkeurt, of juist andersom. En houden we kinderen niet voor de gek als we ze met robots laten praten?
Sommige ouders zijn bang dat hun kinderen te veel gehecht raken aan een robot. Dat een kind denkt dat ze vrienden zijn, of het gedrag overneemt. Leerkrachten hebben dit nog niet meegemaakt. Als het zou gebeuren, dan is er volgens de leraren waarschijnlijk meer aan de hand. Dit zijn mogelijk kinderen die meer gevoelig zijn voor verbondenheid met een robot, bijvoorbeeld kinderen met ADHD. Dat kan dan onderzocht worden. De robot heeft één of twee uur per week interactie met één kind, en is daarmee slechts een klein onderdeel van het schoolleven van een kind.’
Ga je door met dit thema?
‘Met sociale robots wel. Ik heb de minor Social Robotics opgezet binnen het instituut voor ICT. Vanaf 1 september word ik lector bij het lectoraat Smart System Healthy Living, waarmee ik me op robots in de zorg ga richten. Ook daar is zoveel mogelijk.
Ik denk dat er over vijf tot tien jaar standaard een robot is op elke basisschool. Een kleine versie kost nu 500 euro en een grotere 7500 euro. De techniek zal nog verbeterd moeten worden voordat het grootschalig gebruikt kan worden. Dan kan hij het bloemetjesshirt dat een kind vorige week aan had, koppelen aan een rekensom over bloemenzaadjes.’