Achtergrond

Petra Ponte: ‘Mijn rode lijn is rechtvaardig onderwijs’

De relatie tussen leerling en leraar, daar draait het om voor lector Petra Ponte,die 7 oktober haar oratie beleeft tijdens het symposium Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis bij de faculteit Educatie.

‘Het is geen sexy onderwerp’, waarschuwt Ponte enkele keren tijdens het interview. ‘Datgene wat we onderzoeken laat zich niet in enkele populaire steekwoorden omschrijven.’ Sexy misschien niet, maar wel boeiend voor iedereen die met onderwijs te maken heeft, of dat nu leerlingen,studenten, leraren, opleiders of bestuurders zijn.

En nee, dat valt niet in drie zinnen uit te leggen. Maar hoe legt u dan op een feestje uit wat u doet op de HU?

‘Dan vertel ik dat ik samen met collega’s onderzoek doe en vooral onderzoek begeleid. Onderzoek naar gedrag, niet in moraliserende zin. Dus niet hoe hoort het, maar wel: wat gebeurt er en waarom? Vaak wordt naar de leerling gewezen bij problemen; “Die leerling heeft gedragsproblemen, is te druk en concentreert zich slecht”, om maar iets te noemen. Wij onderzoeken de bredere context waarbij de rol van de leraar even groot is als de rol van de leerling. We kijken naar het gedrag van beide partijen, naar het effect en de uiteindelijke betekenis. Die relatie tussen leerlingen leraar is het hart van het onderwijs. Zonder die relatie heb je geen onderwijs.’

Is het slecht gesteld met die relatie?

‘Nee, maar er is zeker nog veel niet duidelijk. Logisch, onderwijs is constant in beweging en dat vraagt om constante reflectie. Er wordt vaak erg lineair gedacht en gehandeld: een probleem wordt ervaren waarna er naar een oplossing wordt gegrepen terwijl het probleem nog niet duidelijk is. De storende leerling gaat bijvoorbeeld op eentraining sociale vaardigheden. Kan uiteraard handig zijn. Maar het probleem kanook elders zitten; de leraar of bijvoorbeeld de dynamiek in de klas. Eenanalyse van de situatie kan soms vernieuwende inzichten geven en andereoplossingen. Goede leraren, en daar ben ik heilig van overtuigd, staan hier systematisch bij stil.’

Moeilijk voor leraren?

‘De situatie is complex en vraagt om een onderzoekende leraar. Wat jij als lastig ervaart is afhankelijk van je normen en waarden, eerdere ervaringen, voorkeuren… Het is ook afhankelijk van de context; misschien dat een druk kind in de klas juist op het schoolplein eenspontane roerganger is die anderen meetrekt in het spel en dus helemaal niet lastig. In het lectoraat doen we in dat kader onderzoek naar de wijze waarop leraren onbewust over hun leerlingen denken en hoe dat hun gedrag bepaalt. Ook onderzoeken we wat leraren in het belang van hun leerlingen vinden en waarom.Soms is dat onderzoek voor leraren behoorlijk confronterend en emotioneel, maar we merken ook dat het inzicht er vaak voor zorgt dat bepaald gedrag als minder problematisch wordt ervaren.

Het is een lastige taak voor leraren. Ze moeten constant de afweging maken: wat is in deze situatie het beste om te doen? Dan hebben ze niet alleen te maken met hun individuele relatie met de leerling, maar ook met de rest van de klas. Als er bijvoorbeeld een kind lastig is, zou het misschien goed zijn om voor dat kind een uitzondering op de regel te maken maar wat betekent dat voor de rest van de klas? Die klas functioneert ook weer in de school, en die school functioneert weer onder een bestuur die bepaalde dingen wil of niet wil en dat bestuur valt weer onder de overheid. Een leraar maakt dus beslissingen in complexe context waarbij je niet meer kan zeggen: leerling X heeft probleem A, en daar laten we oplossing B op los.’

Zijn zij daar wel tegenop gewassen, helemaal met de invoering van passend onderwijs waarbij het de bedoeling is dat kinderen die voorheen naar het speciaal onderwijs naar reguliere scholen gaan?

‘Nee, op dit moment niet zo blijkt uit onderzoek.Maar ik wil niet zo maar met de vinger naar leraren of opleiders wijzen. Het passend onderwijs is ingevoerd om het aantal scholen voor speciaal onderwijs in te dammen, als bezuinigingsmaatregel dus, terwijl de sector nog helemaal niet op de verandering is voorbereid. Het regulier onderwijs heeft onvoldoende kans gehad om zich op de verandering voor te bereiden. Nascholing was vaak te korten vrijblijvend, de onderwijsstructuur is niet aangepast, en de lerarenopleidingen werden geconfronteerd met het feit dat de opleidingen voor speciaal onderwijs niet meer bekostigd werden.’

Wat doet het lectoraat met de ontwikkeling van passend onderwijs?

‘Wij richten ons op de mechanismen in de interactie tussen leerlingen en leraren, bewust en onbewust, die leiden totbijvoorbeeld marginalisering. Zo is bekend dat leraren geneigd zijn goedeleerlingen meer aandacht te geven. De vraag is hoe je er voor kunt zorgen datook lastige leerlingen de juiste aandacht krijgen.

We willen vooral laten zien dat zich in de dynamiekvan de dagelijkse praktijk dilemma’s voordoen, waar geen pasklaar antwoord opis. Ik denk dus dat de oplossing niet ligt in het dumpen van enkeleinstrumenten of het geven van wat korte cursussen. In mijn idee moeten weleraren opleiden tot onderzoekende en reflecterende leraren. Dat kost tijd,terwijl de trend helaas is dat leraren juist in kortere tijd worden opgeleid,met name in het voortgezet onderwijs. Als je orde kan houden is men vaak al tevreden.’

Erkomen wel steeds meer hulpverleners de scholen binnen ter versterking…

‘Maar daar zit juist ook een probleem. Deprofessie van de leraar wordt gedefragmenteerd. Er komen steeds meerspecialisten in school, van ambulant begeleiders, decanen en remedial teacherstot zorgcoördinatoren, terwijl de leraar toch de specialist zou moeten zijn. Nuworden ‘stukjes’ van de relatie leerling-leraar buiten de klas gezet. Zorgelijkin het licht van wat ik eerder vertelde; die relatie als het hart vanonderwijs. Daarbij zie je dat leraren steeds minder handelingsruimte krijgen,meer en meer moeten werken in kaders die zijn bepaald door anderen.’

Kan dekenniskring het tij keren?

‘We willen alternatieven laten zien. Zo zijnwe ook bezig met een project waarbij leerlingen samen met de leraar eenonderzoek doen in een buitenschoolse setting zoals een museum. Iedereen in hetgroepje is co-onderzoeker. Zowel leerlingen als leraren krijgen dus in eennieuwe situatie een gelijkwaardige rol. Dat werkt erg verhelderend vooriedereen, ze leren iets nieuws over zichzelf en de anderen.’

Hoeanders zijn jullie onderzoeken?

‘We zijn gericht op de combinatie vanwetenschappelijk onderzoek en het onderzoek van de deelnemers zelf,bijvoorbeeld leraren die hun eigen gedrag onderzoeken: zogenaamdactieonderzoek. Door die nauwe samenwerking kun je beter grip krijgen op dematerie. De situatie verandert tijdens het onderzoek; als je die veranderingbestudeert leren daar zowel de onderzoeker als de leraar van, en door diecombinatie genereert tenslotte de externe onderzoeker kennis waarmee ook anderesituaties verkend kunnen worden. Drie vliegen in één klap dus. We gaan niet -zoals vaak gebeurt bij praktijkgericht onderzoek – zonder meer aan de slag meteen oplossing voor een probleem dat wordt verwoord door de praktijk. We willenin het veld en met de praktijkmensen op zoek naar wat het probleem is, voor wiehet een probleem is, en of het probleem ook op een andere manier bekeken kanworden; daarna pas willen we samen met de betrokkenen systematisch oplossingenuitproberen, onderzoeken en steeds weer bijstellen. Een cyclisch en kritischzoekproces.’

En watis de taak van de opleiders, de FE, in dit verhaal?

‘We moeten studenten betrekken in het debatover wat we willen. Ze laten nadenken over actuele zaken, de functie vanonderwijs in een democratische samenleving en hun eigen positie daarin. Latenonderzoeken of dat wat we wenselijk vinden ook echt gerealiseerd wordt. Nietalleen vaardigheden leren en literatuur lezen waarin staat wat ze moeten doenen hoe ze dat moeten doen, maar ook waarom ze dat zouden moeten doen; waarom zebijvoorbeeld iets in het belang van de leerlingen vinden en hoe anderen daarover denken. In feite dus weer meer aandacht voor onderwijsfilosofie. Delectoraten zouden een rol kunnen spelen in dit debat.’

Waaromben je zo begaan met het democratische onderwijs?

‘Mijn rode lijn is rechtvaardig onderwijs.Misschien omdat ik uit een sociaal democratisch nest kom, waarbij dehumanistische levensfilosofie hoog in het vaandel stond. Maar ook omdat ik alvlug zag hoe kwetsbare leerlingen – vaak onbedoeld – in de verdrukking komen,zich ongelukkig voelen, niet gekend weten in het onderwijs. Dat juist ookkwetsbare kinderen recht hebben op goed onderwijs en daar zijn geen pasklareantwoorden voor. Daarvoor moeten we de durf hebben om samen met het veldgebaande paden te verlaten, alternatieven te zoeken en – omdat het zo complexis – steeds de consequenties van ons handelen te onderzoeken. In de Nederlandsewetenschappelijke wereld is daar momenteel niet altijd ruimte voor en mijninternationale werk (zie kader, red.) heeft me hierbij dan ook enormgestimuleerd. In bijvoorbeeld Scandinavië en Australië is er veel meer ruimtevoor de fundamentele discussie over democratie in het onderwijs; de vraag naarhet ‘waarom’ en ‘waartoe’ wordt veel meer gesteld. Bij de HU eervaar ik dieruimte wel. En het leuke is dat ik ooit bij het Seminarium voorOrthopedagogiek, dat nu deel uitmaakt van de faculteit Educatie, mijn diplomaSpeciaal Onderwijs heb gehaald. Mijn loopbaan is rond.’

CV

Petra Ponte is sinds 1 februari 2008 lector Gedrag en onderzoek in de educatieve praxis.

Adjunct Professor bij RIPPLE, Charles Sturt University
Honorary Professor bij de Faculty of Education and Social Work, University of Sydney, Australie
Coordinating Book Editor van Educational Action Research, an international Journal