Achtergrond

Je eigen bedrijf, een plek onder de zon

Studentondernemers hebben het er maar druk mee. Met een theaterschooltje, een website met afrokappers, een sportbedrijfje. Zonder passie en doorzettingsvermogen redden ze het niet, maar de minister stimuleert ze.

Je hebt kroeshaar en je zoekt een goede kapper die weet hoe hij daar mee om moet gaan. Dat kan een probleem zijn, ondervond de van oorsprong Surinaamse tweeling Megisa en Aïsha Esseboom (22), toen hun ouders jaren geleden van Amsterdam naar Almere verhuisden. Of je hebt eindelijk een kapper gevonden maar dan is die weer zo verdomde duur. ‘Als je het steil laat maken moet het elke vijf, zes weken opnieuw, en dat kost je dan vijftig of zestig euro’, zegt Megisa.

Dat moet anders kunnen, dachten deze hogeschoolstudenten commerciële economie en communicatie. Samen besloten ze de minor ondernemerschap van de Hogeschool van Amsterdam te gaan volgen. Het resulteerde in de oprichting van myblackhair.nl, een site met nieuwtjes, tips over producten, een ledenkaart die korting geeft bij kappers en cosmeticashops, een database met blackhairkappers.

Helaas, echt naar tevredenheid loopt het nog niet. ‘Pas vijftig membershipkaarten zijn verkocht sinds mei, terwijl we in ons businessplan mikten op 1500 per jaar. Daar zullen we onze inkomsten straks vooral uit moeten halen, en uit de reclame op de site. We gaan onszelf nu promoten op een zwarte comedynacht en straks op het Black Magic Woman-festival.’
Maar ja, heel veel tijd hebben ze niet, Aïsha moet afstuderen en Megisa volgt in het kader van haar studie een stage bij een marketingbureau. Ze doen het bedrijfje er voorlopig bij.

Bij het ministerie van Onderwijs staan ze vast en zeker te applaudisseren voor deze tweeling en al hun collega’s. De overheid stimuleert het ondernemerschap onder studenten. Er zijn subsidies voor zes centers for entrepreneurship, en van hogescholen en universiteiten wordt verwacht dat ze hun studenten aanmoedigen. Alleen blijft dat vaak steken in mooie voornemens op heel geduldig papier, zo constateerde staatssecretaris Van Bijsterveldt in juli mismoedig. In regerings-Haags: het is ‘een ontluikend thema’.

Handen uit de mouwen
Maar er zijn instellingen waar ze wel de handen uit de mouwen steken, en daarbij lopen de hogescholen voorop. Dat blijkt uit een overzichtje van de stichting Jong Ondernemen, opgericht door grote werkgeversorganisaties met steun van de overheid. Onder begeleiding van gevestigde ondernemers kunnen studenten een jaar lang een echt bedrijf runnen, dat naderhand weer wordt geliquideerd. Waar in het hbo in het afgelopen studiejaar 498 van dit soort programma’s draaiden, waren dat er in het wetenschappelijk onderwijs maar 16. Een beetje lullig is het dan wel dat in een landelijke competitie voor de ‘beste studentondernemer’ het weer de universitaire studenten zijn die de meest innovatieve ideeën hebben en met de prijzen weglopen (zie kader hogeschool-universiteit).

Een echte prijs is het niet, maar voorlopig hebben twee bewegingswetenschappers van de Vrije Universiteit, Arend Jan Kranenburg (26) en Remco Nieuwenhuis (27), het binnenshuis, bij de VU dus, al geschopt tot ‘ondernemers van de zomer’. Nieuwenhuis is afgestudeerd, Kranenburg is met de laatste loodjes bezig. Het bedrijf heet SportProof, en het idee ervoor werd geboren tijdens hun bachelorstudie in Groningen. Kranenburg: ‘Daar werden verschillende kwaliteiten van sporters gemeten, en wij dachten: zoiets is interessant voor clubs, daar moet een markt voor zijn.’

Na een stage bij Ajax was het in 2007 zover. De focus ligt op voetbalclubs in de eerste divisie, waar SportProof technieken als realtime hartslagmeters en laserpoortjes inzet om spelers te testen op sprongkracht, uithoudingsvermogen, sprintsnelheid, wendbaarheid. Voor clubtrainers levert het mooi materiaal op om de zwakke punten van hun voetballers gericht aan te pakken. Bovendien kan het bedrijf straks een landelijke database leveren die laat zien hoe het er gemiddeld voorstaat met de atletische vermogens in de competitie.

Connecties
Anders dan de studenten die minors of andere cursussen ondernemerschap volgen, hebben de mannen van SportProof alles op eigen kracht gedaan. Dat kan dus ook, zij het dat connecties in het bedrijfsleven ‘wel hebben meegedacht. En een vriend van mij heeft geholpen bij het businessplan’, vertelt Kranenburg.
Dat verhaal horen we vaker: het is handig om connecties te hebben die je een beetje wegwijs kunnen maken in ondernemersland. Het geldt zelfs voor studenten die steun vanuit hun opleiding krijgen. Zoals Myléne Nijssen (22), nu in het laatste jaar van de Fontys Dansacademie. Ze volgde een minor ondernemerschap omdat ze een bedrijf (‘iets met kunst en theater’) wilde opzetten. Half september begon ze officieel met MyDreams Entertainment, deels een theaterschool waar ze lesgeeft in onder meer dans en zang. Daarnaast organiseert ze dans- en musicalkampen voor jongeren van 8 tot 23 jaar. ‘Algemene juridische en financiële kennis haal ik bij de opleiding, maar voor specifieke vragen ga ik naar mijn broer, die doet bedrijfseconomie.’

Sparren is belangrijk voor beginnende ondernemers, zegt Bas Allart, managing director van UtrechtInc, een initiatief dat is opgezet door HU, UU, bedrijfsleven en lokale overheid. Het doel: jonge innovatieve starters op weg helpen. Allart: ‘Wij geloven niet dat eenpitters succesvolle groeibedrijven zullen opzetten. Een eenpitter met een middelmatig idee komt daarom bij ons niet eens door de selectie. Heeft iemand een team om zich heen, dan kan je daarmee het idee verbeteren, zo werkt dat vaak.’

Ze zijn streng bij UtrechtInc, maar vooral voor de fulltime bedrijfjes. Studenten die het als bijbaantje opvatten kunnen er sinds kort ook terecht. Voor een schijntje van honderd euro per maand krijgen ze ruimte in een kantoortuin in de Uithof en adviezen als ze die nodig hebben. Dat het crisis is merkt Allart trouwens wel: ‘Er komen meer mensen op af. Maar als je alleen maar ondernemer wordt omdat je geen baan kunt krijgen, tja, dat is dan toch vooral een negatieve drijfveer. Dan red je het niet. Je moet er wel passie voor hebben.’

Jonge Utrechtse ondernemers

In Utrecht zijn volop mogelijkheden om als jonge ondernemer aan de slag te gaan, met of zonder coaching.

Een studieopdracht die uitgroeit tot een echte business waarin maandelijks duizenden euro’s in rond gaan. Een droom van veel studenten, maar voor de jongens van Sensamove werkelijkheid. Paul van Garderen en Stefan Tijsen ontwikkelden in 2005, tijdens hun studie mediatechnologie, een soort Wii Fit, vóórdat die op de markt was.
‘Tijdens mijn afstudeerstage deed ik vervolgens een marktonderzoek binnen ons eigen bedrijf,’ vertelt Stefan in hun kantoor aan de Oudenoord. ‘Toen bleek hoeveel potentie het product had.’ Vooral in de fysiotherapie was er veel interesse. Alleen het in de markt zetten van het product was een ander verhaal.
Hulp en bedrijfsruimte vond het duo uiteindelijk binnen UtrechtInc. www.utrechtinc.nl , een verzamelplek van de Hogeschool Utrecht waar jonge starters goedkoop ruimte kunnen huren en begeleiding kunnen krijgen.
‘Vaak is de technische kennis prima bij starters,’ zegt Bas Allart, ‘maar dan daadwerkelijk je product gaan verkopen is lastig. Wat wij doen is het helpen van beginnende bedrijfjes met onder andere advies, begeleiding en coaching.’

Vooral die coaching van UtrechtInc. waardeert oud-HU-student Sébastien Willems. Hij is een aantal jaar geleden de online videodienst Viddix gestart. ‘Er werden kritische vragen gesteld. Dat is goed, omdat je met een startend bedrijf toch vooral met jezelf bezigbent. bezig bent. Als je naar buiten gaat treden, dan heb je die kritische vragen al gehad.’
Verder hamert UtrechtInc. op de focus van het bedrijf. Allart: ‘Jonge ondernemers zien vaak overal kansen. Daarom is het belangrijk om mijlpalen te stellen en daar naar toe te werken.’ Tot slot kan er worden geholpen bij het samenstellen van een goed team. ‘Je hebt namelijk meerdere competenties nodig om iets te kunnen bereiken.’
Om bij UtrechtInc. aan te kloppen, moet je innovatief zijn, aldus Allart. Wat dat is? ‘Als je een idee hebt dat je nog nergens anders hebt gezien. En,’ benadrukt hij. ‘Waardoor je bent verrast dat nog niemand het heeft gemaakt.’
Wie niet zo innovatief is, maar wel in de creatieve sector aan de slag wil, biedt Eiland8 www.eiland8.com kansen. Woningcoöperaties Mitros en Portaal verhuren sinds kort voor aantrekkelijke prijzen leegstaande sloopwoningen in Kanaleneiland aan bedrijfjes. Doel van het project is om hier dé creatieve broedplek van de stad te maken. ‘Creatievelingen kunnen namelijk de buurt opfleuren,’ weet Marijke Eckhardt van Venues and more, de organisatie die het project uitvoert voor de twee coöperaties. En dat de panden in 2012 gesloopt worden, is volgens haar geen probleem. ‘In het algemeen zitten kunstenaars en dergelijke niet te wachten op langdurige vaste huurcontracten.’

In een van de Eiland8-flats zit op tweehoog Voidwalkers, het webdevelopbedrijf van Mattijs Hoitink en Jeroen Tietema. De één heeft net zijn informaticadiploma binnen, de ander is aan het afstuderen. ‘We hebben allebei bijbaantjes gehad als programmeurs,’ vertelt Mattijs. ‘Maar dat was niet zo leuk. Dus zijn we maar voor ons zelf begonnen.’
De twee konden moeilijk eigen kantoorruimte vinden, ondanks vele inspanningen. Ze gingen bij UtrechtInc. langs, maar waren niet innovatief genoeg. Wat kregen ze een flexibele werkplek aangeboden, maar de twee wilden een écht kantoor. Dat vonden ze uiteindelijk binnen Eiland8 voor 350 euro per maand.
De huurprijs was doorslaggevend. ‘We hebben wel twee keer nagedacht of we wel in Kanaleneiland wilden zitten,’ vertelt Jeroen. Maar toen de heren zagen wat ze kregen voor het geld, waren ze meteen verkocht. Mattijs: ‘Tot nu toe bevalt het prima. We hebben geen overlast gehad.’

Zelfstandiger
In tegenstelling tot Utrecht Inc. biedt Eiland 8 geen begeleiding. Zowel Jeroen als Mattijs hebben de hulp van buitenaf niet echt gemist. ‘Er zijn genoeg andere mogelijkheden om aan kennis te komen,’ vindt Jeroen. ‘De Kamer van Koophandel heeft informatieavonden, maar ook de Rabobank. Je leert er superveel van.’
Het netwerk van UtrechtInc met veel startende bedrijfjes missen ze niet. De twee zijn geregeld op zogenaamde OpenCoffee-bijeenkomsten te vinden. ‘Daar komen veel mensen die bezig zijn met internet en nieuwe media,’ aldus Jeroen. Mattijs vult aan: ‘En Als het goed is wordt Eiland8 straks een eigen creatief netwerk.’
Al spijt dat ze voor hun zelf zijn begonnen? ‘Werken voor een baas kan altijd nog,’ concluderen beide heren lachend.

Hoe, wat, waar en waarom niet

Een bedrijf begint met een goed idee. Dat kan van alles zijn als het maar origineel is, want anders is er geheid geen markt voor. Veel studenten zoeken het dicht bij huis: problemen met het vinden van een goede afrokapper, een middel tegen de geur van knoflook, een cv op video, of gewoon je eigen studie en kwaliteiten vertalen in een bedrijf – zie de theaterschool van de dansacademiestudent Myléne Tijssen.

Heb je een bedrijfsruimte nodig, dan is het handig om te zien of de hogeschool of universiteit faciliteiten biedt. De juridische bedrijfsvorm hangt af van een aantal factoren. Een eenpitter begint een eenmansbedrijf, ben je met twee of meer dan wordt het vaak een vennootschap onder firma (VOF), wie meer kapitaal nodig heeft (en aandeelhouders) richt een BV op.

Het gebeurt zelden dat het bedrijf al snel zo veel winst maakt dat de bijverdiengrens van de IB-groep (circa 13 duizend euro per jaar) wordt overschreden. Maar zelfs dan is er iets op te vinden, zegt Martin Haring, coördinator van de minor ondernemerschap aan de Hogeschool van Amsterdam: ‘Zo’n naheffing van de belastingdienst, daar kun je altijd wel omheen. Bij ons heeft een fiscalist een goede regeling bedacht.’

Verder is het ondernemerschap vooral wennen en geduld hebben: ‘Verwacht niet dat het binnen een jaar lukt. Alles duurt twee keer langer dan je denkt’, zegt de een. Ook erg is het eeuwige tijdgebrek, zegt de ander: ‘Vaak tot laat bezig zijn, dus weinig tijd voor vrienden of vriendin.’

Hogeschool = meer, universiteit = beter?

Twee jaar bestaat de Studentenondernemersprijs nu, in het leven geroepen door ImpressiveGreenApple, een wervings- en selectiebureau onder leiding van eigenaar/directeur Pia van Boven dat ‘topstudenten’ zoekt voor het bedrijfsleven. De winnaar krijgt vijfduizend euro en gratis bedrijfsadvies van KPMG. Niet verkeerd voor starters, zoiets, en het animo is dan ook groot.

Onder de deelnemers waren de hbo’ers ook dit jaar weer in de meerderheid, 55 procent tegen 45 procent universitaire studenten. De eerste selectie leverde 25 serieuze kandidaten op, en daar lag de verhouding al dramatisch anders: 77 procent wo-studenten. Bij de vijf finalisten zat vervolgens geen enkele hbo’er meer.

Hoe komt dat? Tja, Van Boven kan alleen maar constateren dat ‘de combinatie van wetenschappelijk onderwijs met een ondernemende doe-mentaliteit kennelijk tot sterke ondernemers leidt. En gemiddeld presenteren de academische studenten hun bedrijf beter.’ Bas Allart van UtrechtInc: ‘Hun ideeën zijn meestal innovatiever, ze zoeken ook meer hulp van anderen, terwijl de hbo’ers meer commercieel denken: niet lullen maar poetsen.’