Academici uit arbeidersgezinnen hebben het gevoel dat ze harder moesten werken en minder flair hadden dan hun generatiegenoten uit de ‘betere’ kringen. Alsof ze in de buitenbocht renden, zegt de Utrechtse promovendus Mick Matthys.
Het kost meer energie om carrière te maken als je de cultuur van de hogere klassen niet met de paplepel krijgt ingegoten. Dat is de teneur van de gesprekken die onderzoeker Matthys voerde met tweeëndertig academici. Matthys promoveert 16 april in Utrecht op zijn proefschrift over carrièremakers uit arbeidersmilieus. ‘Ze moesten zich invechten en hun afkomst overstijgen’, zegt hij. Zichzelf rekent hij ook tot deze groep.
Of kinderen van advocaten een makkelijker leven hadden dan de kinderen van loodgieters? Dat heeft hij niet onderzocht, maar één ding blijkt wel uit zijn interviews: bijna alle respondenten – tussen de 44 en 65 jaar oud – liepen tegen problemen aan die ze aan hun afkomst wijten. Wat voor opleiding zouden ze kiezen, wat voor taal moesten ze spreken, welke grappen kunnen ze maken? Ze hadden niemand om hen bij zulke vragen te helpen.
‘Ik heb bekeken hoe deze mensen hun identiteit hebben gevormd en die blijkt sterk gerelateerd te zijn aan hun afkomst’, aldus Matthys. ‘Eén van mijn respondenten is chirurg geworden en zei dat hij met zijn echtgenote werd uitgenodigd op een diner, alwaar bleek dat hij getest werd of hij ook iets van wijn wist. Gingen ze kijken of hij er wel echt bij hoorde. Hij had nooit van huis uit meegekregen dat zulke kennis van belang was en kende de sociale codes niet.’
De respondenten hadden een ‘professionele identiteit’: ze vereenzelvigden zich vooral met hun vak en ambieerden geen leidinggevende functie. Ze hebben het idee dat ze hun carrière minder strak planden dan anderen en meer aan het toeval hebben overgelaten. Het was niet vanzelfsprekend om hogerop te willen komen. ‘Dat gevoel stamt al uit de kinderjaren en daar moesten ze mee afrekenen.’
Uit Matthys’ onderzoek blijken leraren van doorslaggevend belang. ‘Bijna allemaal hebben ze een leraar gehad die zag waartoe ze in staat waren en hen gestimuleerd hebben.’ Hij pleit ervoor dat leraren genoeg ruimte krijgen om ook nu zo’n rol te spelen, bijvoorbeeld voor allochtone leerlingen.
Zelf komt Matthys ook uit een arbeidersgezin: ‘Lange tijd heb ik er niet over gepeinsd om te promoveren. Het was al heel wat dat ik een vaste baan had en leuk werk deed.’