Mohammed el Ousrouti is 44 jaar oud, geboren in Marokko en eerstejaars sociaal pedagogische hulpverlening (SPH). Hij doet sinds september mee aan het studentenmentorproject. ‘In het begin van de studie kwam alles als een berg voor me te liggen. Ik wist niet waar ik moest beginnen. Mijn studentmentor helpt mij met plannen. Zo weet ik hoofd- en bijzaken te scheiden.’
Steeds meer allochtonen volgen een opleiding in het hoger onderwijs. Het aantal is in de afgelopen tien jaar verdrievoudigd tot zestigduizend, twintig procent van het totaal aantal studenten. Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek onlangs in het Jaarboek onderwijs in cijfers 2007. Ook bekend is dat de uitval groot is en studenten met een multiculturele achtergrond vaker moeite hebben hun weg te vinden in het eerste jaar. Vier jaar geleden werd hiervoor het studentenmentorproject opgericht door de HU. Ouderejaars nemen een allochtone eerstejaars op sleeptouw. De hulp bestaat uit het plannen van deadlines, uitleg over de printers tot aan gesprekken over motivatie.
Derdejaars SPH Roya is een van de dertig mentoren en begeleidt Mohammed el Ousrouti. Ze kwam twaalf jaar geleden vanuit Iran naar Nederland. ‘Ik heb me opgegeven omdat ik uit eigen ervaring weet hoe moeilijk de eerste tijd kan zijn. Ik maak het Mohammed echt niet te gemakkelijk. Ik zorg ervoor dat zijn problemen niet de mijne worden. Hij moet ze zelf oplossen.’ Een andere mentor is Miltiades Gkouzouris (29). Hij kwam negen jaar geleden uit Griekenland om in Nederland te studeren. De vierdejaars communicatiemanagement begeleidt Anna Nicanorova (18), studente international communication & media. Zijn eerste indruk was dat de Moldavische geen hulp nodig had. ‘Ze zag er zo zelfverzekerd en onafhankelijk uit.’ Nadat ze elkaar beter leerde kennen, wist hij beter. ‘Anna woont nog maar vijf maanden in Nederland en voelt zich soms eenzaam.’
De twee mentoren reageerden op een oproep van de HU waarbij mentoren gezocht werden. Maar mentor word je niet zomaar. Kandidaten krijgen een training coachingsvaardigheden, waarin ook aandacht besteed wordt aan ‘interculturele sensitiviteit’: lessen in luisteren, vragen stellen en bijstaan bij problemen en tegelijk rekening houden met de cultuur van de mentee (hulpvrager). Maar ook basale zaken als printen en op tijd inschrijven komen aan bod. Soms hebben mentoren te maken met ethische, relationele, of multiculturele problemen. Door rollenspellen krijgen ze daar vat op. Wanneer ze ‘goed bevonden’ worden, krijgen ze een eerstejaars van dezelfde opleiding toegewezen.
Bij een op de tien koppels klikt het niet, of stopt de eerstejaars ermee, ondanks alle inspanningen. Roya: ‘Mohammed wilde ook stoppen, omdat hij dacht dat de hele studie zoals het eerste jaar zou zijn. Toen vertelde ik hem wat ik nu doe. Dat motiveerde. Ik haal veel energie uit het project omdat ik zie dat het goed gaat met Mohammed. Ik hoef er geen geld of studiepunten voor. De ervaring is genoeg.’
Ook Gkouzouris merkte dat Anna’s motivatie afnam. ‘Samen kwamen we erachter dat ze de studie te langzaam vond gaan. Ik heb haar verteld dat ze de studie kon versnellen. Ze is er toen zelf achteraan gegaan. Misschien zou ze gestopt zijn zonder mijn informatie.’
De duo’s zijn officieel een jaar samen. Dan hebben de mentees over het algemeen hun zaken op orde. Dat wil niet zeggen dat de band verbroken wordt. Integendeel. Gkouzouris blijft contact houden met zijn mentee. ‘Een uur per week is eigenlijk niet voldoende om een band op te bouwen. We doen meer samen. Zo heb ik Anna’s ouders ontmoet. Ook gaan we af en toe samen met mijn vrouw en haar vrienden stappen. Ik ben blij dat ik dit kan doen, omdat ik het zelf miste toen ik naar Nederland kwam.’
Informatie voor ouders
Begin februari organiseerde de HU en UU voor het eerst een voorlichtingsmiddag voor allochtone ouders van scholieren en studenten. De opkomst, 25 man, valt tegen.
In de twee machtig grote zalen van het Educatorium zit iedereen netjes vooraan. Turks is de voertaal in de ‘universiteitszaal’. In de door zes Marokkanen gevulde ‘hbozaal’ wordt Nederlands gepraat. Naast algemene informatie beantwoordt een studentenpanel van ouderejaars vragen en geeft informatie.
Organisator van de middag, Jeanette van Rees, probeerde tot diep in het netwerk van de Turkse en Marokkaanse gemeenschap door te dringen. Flyers sturen, adverteren in huis-aan-huisbladen. Ze klopte aan bij diverse organisaties, lokale moskeeën en de gemeente. Al deze organisaties zouden idealiter hun achterban duidelijk maken dat er een extra open dag voor ouders is, naast de normale open dagen voor scholieren. Waarom komen er dan zo weinig mensen?
Zesdejaars geneeskunde Ahmed Ali (26) verklaart de opkomst nuchter: ‘Misschien is zo’n bijeenkomst niet nodig. Ik heb zelf nergens problemen mee gehad. Als de ouders geen Nederlands spreken, moesten de kinderen waarschijnlijk al veel Nederlands voor hen vertalen. En zelfs belastingaangiftes invullen. Door die zelfstandigheid zullen ze zich ook wel door hun studie heen slaan. Als de ouders Nederlands spreken en de kinderen de middelbare school doorlopen staan ze er niet alleen voor, en is de kans ook groot dat ze het halen.’
Mede-organisator Marleen Kroese merkt na de bijeenkomst op: ‘Eigenlijk moeten we bij de Turkse groenteboer gaan staan en iedereen vragen of ze kinderen hebben die binnenkort gaan studeren. Op die manier komen we in aanraking met de doelgroep.’
Hoe doen andere organisaties het? Kees Reincke is medewerker diversiteit van de Rabobank. De bank probeert zowel allochtoon personeel als allochtone klanten te bereiken. Naar eigen zeggen met succes. Reincke: ‘Je moet niet alleen flyers uitdelen en passief adverteren. Actief iedereen persoonlijk uitnodigen. Maar zelfs dat is niet genoeg. Persoonlijk netwerken met moskeeraden en bij buurthuizen je hoofd om de deur steken. Pas als je elkaar begrijpt en vertrouwt kun je informatie uitwisselen. Ook moet je iets leuks te bieden hebben. Puur en alleen informatie trekt niet. Een vast programma en strak in het pak zal ook niet bijzonder effectief zijn. Wees luchtig, vrolijk en een beetje origineel.’
(JWG)