Achtergrond

De tijd van grijze krullenbollen is voorbij

Lector ouderenzorg Marieke Schuurmans werd deze maand benoemd tot hoogleraar Verplegingswetenschap aan de Universiteit Utrecht. Ze houdt zich vooral bezig met preventieve ouderenzorg.

De verhuisdozen staan nog onuitgepakt in haar nieuwe kamer in het Utrechts Medisch Centrum (UMC). Op tafel staat een welkomsboeket, een systeembeheerder sluit nog even snel de printer aan. Het is haar eerste dag als hoogleraar Verplegingswetenschap. De enige persoonlijke touch die Schuurmans meteen al heeft aangebracht is het werk van fotografe Rinse de Jong die pontificaal op haar muur prijkt. Zes bejaarde vrouwen in roze en zachtblauwe nachtjaponnen met identieke kapsels kijken je recht aan. ‘Deze foto stond ook op mijn proefschrift’, zegt de kersverse hoogleraar. ‘Ik vind ‘m mooi omdat de vrouwen er kwetsbaar opstaan maar tegelijkertijd ook lijken te denken “Wat moet je?”. Deze foto gaat altijd met me mee.’

Met 43 jaar ben je een jonge hoogleraar, toch?

‘Haha, ja dat hoor ik vaak. Maar dat is pure beeldvorming. Mensen associëren hoogleraren altijd met grijze professoren, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Ik vind dit een mooie leeftijd om te beginnen. De gemiddelde leeftijd ligt ook hoog hoor, maar wat nog opvallender is, is de man/vrouw verhouding. Ik geloof dat we wat dat betreft gelijk staan aan het niveau in Zimbabwe. In Nederland is 10, 12 procent van de hoogleraren vrouw. En dan doet Utrecht het nog goed met 13 procent.’

Is het een bekroning op je werk?

‘Meer als een logische stap. Ik denk er nooit zo over na, het dient zich aan. Ik doe het zo lang ik het leuk vind. Je hebt als hoogleraar aanzien. Als ik op een verjaardag zeg dat ik lector aan de HU ben, begrijpen mensen vaak niet wat het inhoudt . Nu linken ze hoogleraar tenminste aan een grijze oude man. Hoe dan ook: de maatschappelijke impact is groter, mijn taak breder. Ik ga meer lesgeven, publiceer, bezoek congressen en begeleid meer promovendi. Met een strakke planning, lukt het me om alles te combineren. Bovendien zeg ik alleen toe wanneer ik het idee heb dat ik echt iets toe te voegen heb. Want als ik overal ‘ja’ op zou zeggen, kan ik mijn agenda drie keer kunnen vullen. Momenteel heb ik vijf promovendi in het UMC onder mijn hoede en studeren vier vanuit de HU. Deze combinatie kan ook handig zijn. Ik kan deze studenten aan elkaar linken zodat ze elkaar op weg kunnen helpen in hun onderzoek.’

Is dit een stap naar verdere samenwerking tussen hogeschool en universiteit?

‘Ik werk vanuit de hogeschool al lang samen met Universiteit Utrecht. Veel collegae van de hogeschool vragen of ik nu weg ga. Maar dat wil ik helemaal niet. Ik zie dit meer als een voortzetting van waar ik al mee bezig ben. Het werkt misschien niet bij alle faculteiten zo, maar de samenwerking tussen UU en HU is op ons vakgebied een logische link. In het buitenland zijn het zelfs helemaal geen gescheiden werelden. Daar ga je naar een en dezelfde university als je verpleegkunde wilt studeren, als je wilt verdiepen of wilt promoveren. Op die manier kan je veel meer massa maken. ’

Als lector houd je je zich bezig met de zorg voor ouderen. Niet meteen een onderwerp waar studenten massaal voor warmlopen.

‘Het is onterecht een ondergeschoven kindje. Maar onbekend maakt onbemind. Studenten komen normaal gesproken ook niet in aanraking met ouderen. Hun opa’s en oma’s zijn hooguit in de zestig, misschien net zeventig. Iemand van achttien kent niemand van boven de zeventig.
De minor Ouder worden doen we allemaal vinden studenten hartstikke leuk. En terecht. Het is zo’n interessante groep. Bij ouderen kom je de meest gecompliceerde problemen tegen die soms met een kleine aanpassing voorkomen kunnen worden. ‘

Zoals?

‘Preventieve zorg. Niet alleen naar de lichamelijke klachten kijken, maar ook naar de sociale en psychische toestand van een patiënt. Je kunt iemand na een breuk een nieuwe heup geven, naar huis sturen om te revalideren en klaar. Maar je kunt ook kijken waarom iemand is gevallen en wat je daaraan kunt doen. Je afvragen waar het mis gaat. Je kunt medicijnen geven maar soms begrijpen ouderen niet waarom en hoe ze die moeten nemen. Een goed voorbeeld is een man die van de dokter slaappillen krijgt met de mededeling ze een half uur voor hij gaat slapen in te nemen. De patiënt heeft na drie weken meer klachten dan ervoor want hij valt de hele tijd flauw. Wat blijkt: hij had de dokter verkeerd begrepen en netjes elke keer voor hij ging slapen de pillen ingenomen. Niet alleen ‘s avonds maar ook ’s middags. Met een beetje puzzelen, kom je vaak tot zo’n ‘simpele’ oplossing. En niet onbelangrijk: door een probleem preventief te bestrijden, kun je zelfs een ziekenhuisopname voorkomen. Uiteindelijk zal dit ook schelen in de kosten. ’

Over dertig jaar is bijna een kwart van de Nederlanders 65 jaar of ouder. Wat betekent dit voor de zorg?
‘Die wordt beter. Er zijn dan meer ouderen, wat betekent dat ze meer invloed hebben. De samenleving, en daarmee de zorg, is nu vooral gericht op jonge mensen. Wanneer alles wordt ingericht op ouderen, heeft de generatie daarna er ook wat aan. Terwijl dat andersom niet zo werkt. Als hier in het ziekenhuis alle wc’s worden verhoogd, is dat voor iedereen handiger. Daarnaast staat de toekomstige oudere veel meer in de maatschappij staan en is hierdoor individueler en mondiger. Dat merk ik nu al.’

Een ouderenrevolutie?

‘Ouderen van nu lopen niet allemaal met hetzelfde kapsel, in dezelfde kleren. Toch is er in verpleeghuizen is maar één smaak. Je kan hooguit kiezen voor een roze of blauwe nachtjapon. Het is zogezegd de stille generatie, die van de wederopbouw, die nu oud is. Ze voelen zich prettig bij het collectief. Maar de volgende generatie zal dat minder pikken. We zijn veel te individualistisch om allemaal met dezelfde grijze krullenbol rond te lopen. In Amerika zie je al meer verschillen. Als jongeren van nu zeventigplus zijn accepteren ze voor geen meter wat wij onze ouderen nu voorschotelen. En lopen ze misschien nog steeds op gympies. Dat lijkt me logisch: als je je hele leven op Allstars hebt gelopen, waarom zou je dan ineens van je identiteit afzien als je oud bent? Kortom, de diversiteit wordt groter. Ook op gebied van wonen. Ouderen uit het Gooi wonen samen in chique huizen waar ze de hele dag naar klassieke muziek luisteren, maar allochtone ouderen hebben weer andere wensen. Zo zie ik dat voor me.’

Dus over zestig jaar twitteren we nog steeds waar we zijn in het bejaardenhuis?
‘Waarom niet? Als er dan geen alternatief is, zie ik dat best gebeuren. Die ontwikkeling gaat heel snel. Als je vijf jaar geleden aan een oudere vroeg of ze weleens gecomputerd had, was het antwoord waarschijnlijk ‘nee’. Tegenwoordig staat er in veel huiskamers zo’n apparaat. Dat lijkt me een goede ontwikkeling. Nu is eenzaamheid een van de grootste problemen bij ouderen. Als er meer kanalen zijn voor sociale ontwikkeling zal dit ook minder worden.’

CV
Marieke Schuurmans (1965) studeerde gezondheidswetenschappen aan Universiteit Maastricht. Ze was in 1988 de 100ste verplegingswetenschapper die afstudeerde. In 2001 promoveerde ze op een onderzoek naar herkenning van het delirium door verpleegkundigen aan Universiteit Utrecht. In 1990 start Schuurmans eerst als verpleegkundige, verpleegkundig specialist en leidinggevende op de afdeling Geriatrie, en later als onderzoeker, docent en sinds deze maand hoogleraar Verplegingswetenschap in het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC). Sinds 2002 is ze lector Ouderenzorg.