Achtergrond

De vleeskeuring voor opleidingen

Opleidingen zijn straks meer bereid om hun zwakke kanten te tonen, verwacht Karl Dittrich, voorzitter van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. Want dankzij een nieuwe accreditatiewet krijgen ze een tweede kans, mochten ze onverhoopt niet door de kwaliteitskeuring komen.

Zes jaar geleden was het zo ver: het nieuwe accreditatiestelsel ging van start. Opleidingen aan universiteit en hogeschool konden hun borst nat maken. Het leek erop dat het oordeel vele malen strenger zou uitvallen dan voorheen. Want vanaf 2003 zouden de opleidingen van universiteiten en hogescholen niet meer worden gekeurd door de HBO-raad, universiteitenkoepel VSNU en de Onderwijsinspectie, maar door de onafhankelijke Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. Opleidingen die op één kwaliteitsonderdeel onvoldoende scoorden, konden het zo goed als vergeten.


‘Geen tandeloze tijger’

De gevreesde slachting lijkt uitgebleven. Van de 1828 Nederlandse opleidingen die ter accreditatie werden voorgedragen, kwamen er tot nog toe vijf niet door de keuring en zijn er drie aan het herkansen. Maar volgens NVAO-voorzitter Dittrich is het nieuwe stelsel beslist geen tandenloze tijger. Hij wijst er onder meer op dat tien opleidingen een nieuw visitatierapport moeten inleveren omdat het oude niet deugde en dat enkele tientallen aanvragen voor nieuwe opleidingen door instellingen zelf zijn teruggetrokken. ‘Bovendien zijn nogal wat opleidingen uit het bestaande onderwijsaanbod niet aan ons voorgelegd. Die hoefden dus niet te worden afgekeurd.’
De tanden van de tijger zijn volgens hem juist te scherp. De zware sanctie op de afkeuring van bestaande opleidingen boezemt de instellingen angst in. Wie het begeerde keurmerk niet krijgt, heeft weliswaar twee jaar de tijd om te herkansen, maar mag intussen geen nieuwe studenten aannemen. Voor de meeste opleidingen is dat het doodvonnis.


In de herkansing

Het gevolg is dat instellingen er tijdens de accreditatie alles aan doen om hun zwakke plekken zo goed mogelijk te verbergen. En dat is niet de bedoeling. Critici, waaronder Dittrich zelf, vinden dat dit strategische gedrag de zogenoemde ‘verbeterfunctie’ van het stelsel frustreert. Ze pleiten daarom al enige tijd voor een minder streng stelsel en ruimere herkansingsmogelijkheden.
De accreditatiewet moet op de helling, vindt ook politiek Den Haag, en wel voordat de nieuwe beoordelingsronde van start gaat. De eerste ronde loopt eind 2009 af: dan moeten alle opleidingen ten minste éénmaal gekeurd zijn. Begin 2008 ging de Kamer in hoofdlijnen akkoord met een eerste wijzigingsvoorstel. Zo krijgen opleidingen die worden afgekeurd voortaan drie jaar de tijd om te herkansen. Bovendien mogen ze intussen nieuwe studenten aannemen. Dittrich: ‘Hopelijk verdwijnt daardoor de kramp uit het systeem en zijn de opleidingen meer bereid om te zeggen: panel, kom maar kijken en vertel maar hoe het beter kan.’


Kwaliteitscultuur

Daarbij is het lang niet altijd nodig om bij iedere opleiding te controleren wat er op hoger niveau geregeld is. Als de kwaliteitszorg aan een hele instelling hetzelfde is, hoef je daar niet telkens opnieuw naar te vragen. De meest in het oog springende aanpassing van de accreditatiewet is dan ook de invoering van een zogeheten instellingsaudit. Daarin beoordeelt een NVAO-panel van deskundigen, onder wie een student, of een universiteit of hogeschool de kwaliteit van haar onderwijs doeltreffend bewaakt. Is de instelling ‘in control’, dan kunnen haar opleidingen beperkter worden getoetst: meer op onderwijsinhoud en veel minder op processen en procedures. Dat leidt als het goed is tot een vermindering van accreditatielast en – belangrijker – tot een betere ‘kwaliteitscultuur’.
Dittrich: ‘Vroeger schreef een opleiding een zelfevaluatie, de visitatiecommissie kwam langs, iedereen deed zijn zegje, de commissie ging weer weg en zes jaar later begon het hele circus opnieuw. Als instellingen dankzij de audit meer het idee krijgen dat het hun eigen stelsel is, dan wordt de kwaliteitszorg hopelijk een continu proces in plaats van een soort examen.’

Afgelopen najaar heeft de NVAO het nieuwe systeem getest bij zes Nederlandse en drie Vlaamse instellingen. Met de uitkomsten heeft de NVAO een voorstel gemaakt hoe instellingen en opleidingen in de tweede ronde van het accreditatiestelsel kunnen worden beoordeeld. Universiteiten en hogescholen steunen dit voorstel op hoofdlijnen en rond de zomer moet blijken of ook de betrokken ministers en de Tweede Kamer akkoord gaan.
Om de opleidingen actiever bij de kwaliteitszorg te betrekken wil de NVAO dat zijzelf de deskundigen voor de visitatiepanels voordragen. Maar Dittrich ontkent dat ze daarmee hun eigen vlees mogen keuren: de NVAO houdt het laatste woord over de benoeming.
Dat is nogal een verandering, want sinds 2003 was de samenstelling van de panels de exclusieve verantwoordelijkheid van de vbi’s: de visiterende en beoordelende instanties die door de opleiding worden ingehuurd. Zij maken de visitatierapporten op basis waarvan de NVAO een opleiding al dan niet goedkeurt. Deze commerciële bureaus krijgen geen plaats meer in de nieuwe accreditatiewet.


Dubbelrol

Dittrich is daar niet rouwig om: ‘De vbi’s zijn in 2002 in de wet gekomen doordat de toenmalige Tweede Kamer daar een zekere liberalisering en marktwerking van verwachtte. Alleen heeft het zo niet gewerkt. De vbi’s vragen een behoorlijke prijs voor hun rapporten en wat ook tegenviel is dat ze hun rol van consultant én beoordelaar soms moeilijk kunnen scheiden. Hun opdrachtgevers verwachten een goed rapport voor hun dure geld, maar natuurlijk eigenlijk ook een positief rapport.’
Dit leidde ertoe dat beoordelaars in een rapport liever niet opschreven wat de zwakke kanten van een opleiding waren. Als het wel gebeurde, stond er meestal met nadruk bij dat de opleiding de zaak alweer op de rails had en dat de zwakte dus feitelijk tot het verleden behoorde.
Begin dit jaar werd deze dubbelrol pijnlijk geïllustreerd toen een aantal pabo’s scorelijstjes liet circuleren waaruit bleek hoe goed ze waren beoordeeld door ‘hun’ vbi’s. De rapporten waar die scores in stonden waren op dat moment nog niet goedgekeurd door de NVAO. Dittrich: ‘Daar kwam nog eens bij dat de ene vbi niet dezelfde waarderingen geeft als de andere. Dus moet je ontzettend oppassen met het maken van lijstjes en daarin op zijn minst verdisconteren door welke vbi een opleiding is beoordeeld.’


Transparantie

De vbi’s verdwijnen weliswaar uit de wet, maar kunnen door instellingen nog wel worden ingehuurd om de panelbeoordeling voor hen te organiseren. Of de visitatiepanels-nieuwe-stijl onafhankelijker zullen opereren dan de vbi’s is nog maar de vraag. Om de risico’s te beperken, zullen de panelleden, waaronder één student, worden bijgestaan door een externe secretaris die getraind en gecertificeerd is door de NVAO. Hun rapporten zullen online worden gezet, met een toegankelijke samenvatting van twee pagina’s waar ook studiekiezers wat aan hebben.
Dittrich verwacht dat de transparantie nog verder zal toenemen als een panel zoveel mogelijk opleidingen tegelijk beoordeelt. Bij de universiteiten is dat nog steeds gebruikelijk, maar in het hbo sinds de invoering van het accreditatiestelsel niet meer. ‘Dat heeft praktische nadelen – de hoeveelheid gezaghebbende en onafhankelijke deskundigen is beperkt – maar ook principiële: de opleidingsoordelen zijn minder goed vergelijkbaar als ze door meerdere panels gegeven worden.’

Hij hoopt van harte dat de panels van de wetgever de ruimte krijgen om een instelling of opleiding ook goed te keuren met een onvoldoende voor een bepaald onderdeel. ‘In ons voorstel mogen de panels zo’n onvoldoende compenseren en in hun eindoordeel laten zien dat ze bepaalde punten zwaarder laten wegen dan andere. Sta je dat niet toe, dan gaan ze net zo goed compenseren, maar houden ze hun afwegingen voor zich. Ik hoop dat de Tweede Kamer dat inziet.’

[In de kantlijn]
Accreditatie
Accreditatie is een deftig woord voor ‘als geloofwaardig erkennen’. Op Nederlands-Vlaams niveau (NVAO) of op Europees niveau (EQUIS) wordt een garantie gegeven dat een opleiding voldoet aan de kwaliteitseisen.