Achtergrond

Forum: Geen homo’s voor de klas op christelijke scholen?

De Raad van State, het belangrijkste adviesorgaan van de regering, heeft in een advies aan het kabinet laten weten dat christelijke en andere bijzondere scholen homoseksuele docenten mogen weren. Maar alleen als zij zich duidelijk in strijd met de grondslag van de onderwijsinstelling gedragen. Is dat terecht?

Nina Bel
tweedejaars lerarenopleiding Nederlands:

‘Homoseksuele docenten mogen niet geweigerd worden, het is gewoon discriminatie. En waar ligt dan de grens? Ik vraag me af waar het dan om gaat: misschien omdat mensen het een vies idee vinden dat homo’s op een andere manier seks hebben. Maar persoonlijk vind ik iemand die regelmatig een joint rookt een slechter voorbeeld geven dan iemand die met iemand van hetzelfde geslacht trouwt. Ik kan me niet voorstellen dat een homoseksuele leraar schadelijk is voor kinderen.’

Maarten van ’t Zet
tweedejaars lerarenopleiding geschiedenis:

‘Ik ben het ermee oneens. Wat kan je er anders van vinden? Dat ze überhaupt met het idee komen, gezien het lerarentekort! Daarnaast is die gedachte ook zo’n beetje vijftig jaar uit de tijd. Homoseksualiteit zou geen issue meer moeten zijn. Daarom vind ik ook dat je het als docent niet aan de klas hoeft te vertellen en al helemaal niet bij je sollicitatie. Ze komen er op school vanzelf wel achter en daar zou niemand dan problemen mee moeten hebben. Uiteindelijk gaat het er toch om dat je goede leraren voor de klas hebt staan? En wat maakt het dan uit wat hun seksuele geaardheid is? Als ze maar goed lesgeven.’

Nikki Willems
derdejaars international business & languages:

‘De bijbel wordt te letterlijk opgevat. Zo staat er ook in: Als u begeerlijk naar een vrouw kijkt, steek dan uw oog uit. Dat doen mensen ook niet. Waarom zouden homo’s dan voor de klas geweigerd worden? Ik vind het ook niet nodig als docenten uit de kast komen, dat hoort bij hun privéleven, een heteroseksuele docent hoeft zich toch ook niet te verantwoorden? Maar als een docent daar toch voor kiest, is het zijn eigen keuze en kan hij het beste aanvoelen wat wel en niet te bespreken is in zijn klas. En als hij de scheidingslijn tussen kennis en eigen mening niet weet, dan is hij geen goede docent.’

Gijs Wilbrink
vierdejaars maatschappelijk werk en dienstverlening:

‘Als de homoseksualiteit zich op bepaalde manieren uit, vind ik dat je een docent daarom mag ontslaan. Maar dan moet het wel heel extreem zijn. Zo is een homohuwelijk geen goede reden voor ontslag. Maar tijdens mijn hulpverleningsstage werkte ik samen met mijn begeleider met Marokkaanse jongeren. Hij is homo en als dit bekend wordt, zou zijn functie en gezag erdoor geschaad worden. Het zou de jongeren afleiden waardoor hij niet meer kan functioneren.‘

Eric van de Luytgaarden
lector bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie:

‘Ik vind het geen goede zaak dat er voortdurend aandacht wordt gevestigd op de seksuele geaardheid van leerkachten. Strikt genomen heeft die geaardheid niets van doen met of ze een goede of geen goede leerkracht zijn. De discussie is derhalve scheef en vooral gericht op media-aandacht. Docenten in welk soort van onderwijs dan ook moeten getoetst worden op hun professionaliteit en niet op hun seksuele voorkeuren of wat zij doen in hun privéleven.
Dat gezegd hebbend is er natuurlijk wel een reëel debat en zijn er onduidelijkheden in de regelgeving. Regelgeving die zich kenmerkt doordat ze is ontstaan in verschillende tijden met verschillende sociale en culturele omstandigheden. En daarnaast worden ze ook nog eens door diverse mensen (vaak juristen) verschillend geïnterpreteerd. In die zin is een advies van de Raad van State als Hoge College van Staat meestal zeer welkom.
Essentieel is natuurlijk de botsing tussen de godsdienstvrijheid, de vrijheid van onderwijs en het non-discriminatiebeginsel. Daar is in algemene zin zelden iets over te zeggen, behalve dat ieder grondrecht zijn eigenstandige (‘voor zover redelijk en billijk’) absolute bescherming moet genieten. Zo moet ook de interpretatie van het Europese recht door de Raad van State worden gezien als hij stelt dat instellingen met religieuze signatuur eisen mogen stellen aan hun medewerkers als het gaat om goed werknemerschap. Het is dan in het individuele geval te bezien of goed werknemerschap in een religieuze instelling te verenigen is met een homoseksuele voorkeur of geaardheid. Mijns inziens heeft het een niet met het ander te maken. Maar ik kan me voorstellen dat er excessen zijn waar iemands persoonlijke opvattingen strijdig zijn met de beroepseisen van een instelling. In dat geval zal de rechter moeten afwegen of ontslag onredelijk moet worden geacht.
Maar als basisregel blijft gelden dat alle mensen gelijk behandeld moeten worden indien zij zich in gelijke omstandigheden bevinden. Daar voegt het advies van de Raad van State niets aan toe.’