Achtergrond

‘Ik ga in gesprek’

'Ik zeg in het eerste jaar gelijk: 'Ik ben geen docent, maar je oudere collega en jij bent mijn jongere collega'. Ik verwacht wederzijds respect. In mijn beleving werkt dat. Het zijn niet zomaar 'studentjes', maar individuen met een eigen mening en eigen leven.
Ik noem het lesgeven wel eens een vervelend oponthoud in hun vrije tijd hahaha. Maar studenten moeten wel een beroepshouding krijgen. Ze werken straks voor iemand anders. Dat vergt een bepaalde houding en dat geef ik van meet af aan mee. Ik gaf bijvoorbeeld een extra college op een roostervrije dag omdat ik ziek was geweest, en dan krijg ik toch een boel mailtjes van mensen die zich netjes afmelden omdat ze geen vrij hebben kunnen krijgen van hun werk. Dat waardeer ik enorm. Omgekeerd geldt ook: als je mij niet boeiend vindt, vind ik jou ook niet boeiend.
Mijn inspiratie? Het vak. Communicatie is zo ontzettend leuk, ben er al sinds '72 mee bezig. Heerlijk. Ik had een eigen communicatiebureau en gaf les op een particuliere opleiding toen ze me vroegen om bij de HU les te geven. Mijn jongste zoon Rogier die aan de HU studeerde zei: 'Dat moet je doen, we hebben mensen zoals jij nodig. Iemand die de literatuur kleur geeft met de praktijk.' En het werkt.
Ik zoek ook het gesprek op in de les: 'Dit staat in je boek, wat vind je ervan?' Dan zitten vooral eerstejaars je aan te kijken, 'Maar dat staat toch in het boek meneer?' 'Ja, maar hoe ervaar jij dat?'.
Ook ontzettend leuk is het als studenten vanuit hun belevingswereld mij op de hoogte houden van het vak. Dan vind je uitgescheurde krantenknipsels in je postvak of wijst iemand je op een bepaalde commercial. Soms kom ik bijna juichend uit de les: jezus wat was dit leuk.
Ik vind het wel jammer dat geld zo dominant is. Dat er beknibbeld wordt op taallessen en er veel groepswerk is. Tuurlijk moeten studenten leren met elkaar om te gaan. Maar er moet ook oog zijn voor de individuele prestaties. Ik wil de beste opleiding van Nederland zijn, niet de grootste.’