Achtergrond

KOPPEL (baas)

Als een bok op de haverkist’
Directeur Shared Service Centrum ICT Sipke Span (41 jaar) en zijn management assistente Liesbeth van Minnen (46 jaar) werken een half jaar samen en kennen elkaar zes jaar.

Waarom aangenomen/gesolliciteerd?
Hij: ‘Ze werkte hier zes jaar als P&O medewerker. We konden het goed vinden, helaas moest ze op een gegeven moment centraal werken. Toen ik een managementassistente zocht, kwam het mij wel bijzonder goed uit dat zij kwam solliciteren!’
Zij: ‘Ik werkte eerst als P&O medewerker op de afdeling. Totdat we gecentraliseerd werden en ik naar de back office moest. Daar zat ik met twee collega’s en 500 dossiers. Toen er een vacature bij Sipke kwam, solliciteerde ik graag.
Beste eigenschap?
Hij: ‘Liesbeth is bijzonder pro-actief, ze weet precies wat er speelt en doet op een correcte, plezierige manier haar werk. Er zijn veel voorbeelden van wat ze allemaal goed doet, maar een leuk voorbeeld is dat ze zelf een formulier in de mail heeft ontworpen waarmee ze mij snel en overzichtelijk op de hoogte brengt van de details van een bepaalde afspraak. Ze is als een bok op de haverkist, zeg ik wel eens.’
Zij: ‘Sipke zet zich keihard in voor de ICT en zijn personeel. Er zijn veel uitjes, borrels, een jaarlijkse barbecue en met kerst krijgt iedereen een cadeautje. Hij is heel zorgzaam.’
Slechtste eigenschap?
Hij: ‘Niemand is feilloos, ook Liesbeth niet. Ze kan dingen niet zo makkelijk loslaten. Maar dat heb ik gelukkig snel in de gaten, dan loopt ze namelijk een beetje rood aan. Dan hebben we het er over en is het snel opgelost.’
Zij: ‘Sipke werkt te hard! Hij is hier om kwart voor zeven aanwezig en gaat meestal niet voor vijven weg.’
Leukste moment samen?
Hij: ‘Tijdens een bedrijfsuitje moesten we eigenlijk door een of ander museum lopen, maar toen hebben Liesbeth en ik even gespijbeld en zijn we op een terrasje gaan zitten. Heel gezellig en ontspannen. Op zo’n manier leer je elkaar beter kennen, wat op de werkvloer alleen maar positief uitpakt.’
Zij: ‘Op de personeelsfeesten gaan we altijd samen dansen. Maar eigenlijk was het beste moment toen ik hoorde dat ik hier aan de slag kon!’
Ruilen?
Hij: ‘Wel voor een dagje. Dat doe ik trouwens vaker, een dagje meelopen op de werkvloer. Dan krijg je ook een beter inzicht in de gang van zaken.’
Zij: ‘Nee hoor. Veel te veel verantwoordelijkheid!’
Wie is de baas?
Hij: ‘Als je het haar zou vragen, zou ze denk ik zeggen dat ik de baas ben en dat is ook zo. Maar wel met wederzijds begrip en gelijkwaardigheid. We kunnen enorm lachen en voelen elkaar goed aan. Ze speelt het graag op safe en legt alles aan mij voor. Dat hoeft van mij niet, maar ik waardeer dat ze er waarde aan hecht.’
Zij: ‘Uiteindelijk is Sipke de baas.’

‘Meer van het Center Parks-gevoel’
Ida Buikema (39 jaar) en Ron Voortman (39 jaar, directeur stafdienst bedrijfsvoering) vormen al een jaar een team.

Waarom aangenomen/gesolliciteerd?
Zij: ‘Ik werkte eerst in een secretaresseteam, maar dat gaf te weinig voldoening. Ron werkte nog niet zo lang als directeur en wilde op een gegeven moment een persoonlijke assistente.’
Hij: ‘Ik werd door verschillende mensen ondersteund. Dat werd ik een beetje zat. Ik wilde graag één secretaresse. Ik bof met Ida, want zij is een van de meer ervaren, hoog gekwalificeerde secretaresses.’
Beste eigenschap?
Zij: ‘Hij is heel relaxed en heeft een ‘ik-ben-wie-ik-ben’ houding. Hij straalt zelfvertrouwen en zekerheid uit. Hij neemt af en toe tijd voor zichzelf waardoor hij helemaal op zijn qui vive is.’
Hij: ‘Ida is precies, verzorgend en accuraat. Ik heb er geen omkijken naar. Wat ik waardeer, is dat ze me soms wijst op bepaalde dingen. Bijvoorbeeld dat afdeling X teleurgesteld is over een beslissing. Dat overzie ik niet altijd.’
Slechtste eigenschap?
Zij: ‘Hij rookt. Ja, wel vijf keer per dag stapt hij even een paar minuutjes naar buiten voor een sigaretje. Aan de ene kant slecht voor zijn gezondheid, maar aan de andere kant komt hij dan helemaal tot zichzelf. Hij is zeker niet het type dat overwerkt raakt.’ 
Hij: ‘Haar perfectionisme is meteen haar slechtste eigenschap, want het is nooit goed genoeg. Ik heb er geen last van, maar het kan voor haarzelf wel eens moeilijk zijn.’
Samenwerking?
Zij: Heel prettig. Ron zegt altijd: “niet zeuren, er moet iets gebeuren”. Als ik hem wat wil voorleggen, tackle ik hem op de gang of schrijf ik iets in zijn agenda. Op den duur ontwikkel je zo je eigen maniertjes.’  
Hij: ‘We werken met heel veel structuur, we hebben geen vast moment nodig om te overleggen. Ida heeft allerlei handige dingetjes bedacht, zoals verschillend gekleurde mapjes voor bepaalde onderwerpen. In het begin was het wennen, we zijn allebei heel verschillend. Ida is meer van het Center Parks, ‘state of happyness’-gevoel. Ik wil graag altijd alles veranderen en verbeteren. Ik ben progressiever.’ 
Leukste moment samen?
Zij: ‘Een keer in de week, of in de twee weken praten we even goed bij. Dat is altijd heel gezellig. En af en toe komt hij met een kop koffie op het secretariaat kletsen, vertelt hij over zijn kinderen of andere dingen.’
Hij: ‘Ik kan niet specifiek een leuk moment noemen, en ook geen slecht. Het is altijd vrij stabiel. Ik weet dat ik van haar op aan kan en dat is fijn.’
Minst leuke moment?
Zij: ‘Wanneer hij binnenkomt met de mededeling dat er dingen omgegooid moeten worden, haha. Kan ik weer opnieuw beginnen. Maar dat hoort er bij en dan zeg ik: “nou, lekker ben jij”.
Hij: ‘We hebben geen bijzonder slecht moment.’
Ruilen?
Zij: ‘Ik zou best willen ruilen, maar kunnen is een tweede. Dat ligt boven mijn persoonlijke kwaliteiten. Maar het werk wat hij doet spreekt me wel aan.’
Hij: ‘Nee, ik zou niet willen ruilen. Ik ben niet zo nauwgezet en precies als Ida en eigenlijk wil ook gewoon sturing geven.’
Wie is de baas?
Zij: ‘Hiërarchisch gezien Ron natuurlijk, maar de sfeer en de omgang maakt het tot een gelijkwaardige relatie. Ik kan mijn mening geven en Ron betrekt me bij een heleboel dingen.’
Hij: ‘Dat wisselt een beetje. Bepaalde afspraken stuur ik in, maar andere dingen laat ik haar bepalen. In principe maak ik zelf geen afspraken. Het loopt allemaal soepel zo.’

‘Hij haalt zelfs koffie voor me’
Alouette Passchier (41 jaar) weet al langer hoe de vork in de steel steekt dan Harrie Bemelmans (44 jaar). Pas drie maanden werkt hij als directeur van de HU Amersfoort.

Samenwerking?
Zij: ‘Harrie heeft zijn plek al aardig gevonden. Met zijn komst is het voor mij eigenlijk alsof ik een nieuwe baan heb. Je vind alles opnieuw uit. In het begin was het wennen, toen stonden we bijna elke vijf minuten bij elkaar op de kamer om te overleggen. Inmiddels hebben we ontdekt dat het handiger is om een vast werkoverleg te hebben.’
Hij: ‘Het gaat prima. Het is natuurlijk wennen en uitproberen in het begin. Alouette heeft me heel goed op weg geholpen, bijvoorbeeld aangeven met wie het handig is om kennis te maken.We raken steeds meer op elkaar ingespeeld.’
Beste eigenschap?
Zij: ‘Hij kan goed communiceren. Verder komt hij heel zachtaardig over, maar het is zeker geen doetje. Hij weet zich goed staande te houden in vergaderingen met drie heel verschillende faculteitsdirecteuren. Ook is Harrie een hele lieve man om voor te werken, hij haalt zelfs koffie voor me!’
Hij: Alouette is heel precies en nauwkeurig, en ze doet haar werk zo dat ik het niet beter zou kunnen. Daarnaast is ze erg begaan met Amersfoort, ze wil er echt alles aan doen om er wat van te maken.’
Slechte eigenschap?
Zij: ‘Hij wil dingen af en toe nog wel eens te veel betrekken op zijn oude werkplek, het ROC Amsterdam. Hij let er wel op, maar hij geeft soms te veel voorbeelden van hoe het daar ging.’
Hij: ‘Omdat ze zo betrokken is, vindt ze het soms lastig om dingen los te laten. Dan gaat ze daar thuis ook nog over na zitten denken. Ik heb daar geen last van, maar voor haarzelf is dat minder handig.’
Leukste moment samen?
Zij: ‘Ik kan me niet echt zo’n moment heugen. We werken tenslotte pas drie maanden samen. Het is allemaal nog in ontwikkeling, maar de samenwerking is tot dusver heel plezierig.’
Hij: ‘We hebben nog niet echt een bijzonder moment gehad, we gaan ook vrij zakelijk met elkaar om. We kunnen wel veel lachen samen, dan maken we wel eens grapjes om wat er in Utrecht gebeurt bijvoorbeeld.’
Opvallend moment?
Zij: ‘Hij noemde me een keer lellenbel, toen dacht ik wel even: “Pardon!”. Ik weet de context niet eens meer, maar het was wel grappig bedoeld. Toen dacht ik: “Ik pak jou nog wel een keer terug.”
Hij: ‘We hebben niet echt rare of negatieve momenten gehad. Ik ben heel tevreden zoals het gaat.’
Wie is de baas?
Zij: ‘De ene keer ben ik het, de andere keer is hij het. Hij is natuurlijk wel mijn leidinggevende, maar ik ben wel prominent aanwezig. We maken er wel eens grapjes over, als hij bijvoorbeeld koffie voor me haalt. Dan zeg ik: “Ik dacht dat ik dat hier moest doen”.’
Hij: ‘Ik denk dat ik toch wel echt de baas ben, ook informeel. Maar het zou kunnen dat zij het is hoor, en dat ik het gewoon niet door heb. Dat zou ik wel knap vinden!’
Ruilen?
Zij: ‘Nee, absoluut niet. Ik ben een echte ondersteuner, neem liever niet het voortouw. Ik zit liever op de achtergrond, waar ik alles goed in de gaten houd. Ik geef wel mijn mening, maar dan moet hij zelf maar kijken wat hij er mee doet.’
Hij: ‘Nee, ik zie mezelf daar helemaal niet zitten. Alouette heeft een heel plaatsgebonden werkplek, dat lijkt mij niet zo leuk. Als directeur heb ik dan weer een gesprek daar, dan weer hier, dat vind ik veel leuker dan op een plek zitten.’