Achtergrond

Machtige managers

De cijfers verbazen vertrouwenspersoon en docente Annemargriet van Nierop op de faculteit Economie en Management niet. ‘De intimidatie is toegenomen. Ik merk het door mijn werk als vertrouwenspersoon en door gesprekken in de wandelgangen. Het soort klachten is in de loop der jaren verschoven; van seksuele intimidatie tot ongewenst gedrag. In alle vormen: van intimidatie en stalking tot anonieme mails.’ Het woord ‘bedreigd voelen’ is misschien in veel gevallen te zwaar, nuanceert Van Nierop. ‘Maar het loopt in elk geval niet soepel.’ De toenemende agressie heeft volgens haar te maken met de schaalvergroting en de vele managers. ‘Managers besluiten wat en even later lopen docenten wenend rond omdat hun vak verdwijnt. Je ziet ook een enorme vereenzaming, iedereen moet het maar in z’n eentje uitzoeken. Er is geen geheel meer. Ik zie het ook bij het ondersteunend personeel. Ik heb er wel twintig over de vloer gehad. Ze worden uiteindelijk weggestuurd of vertrekken zelf maar. Terwijl ze goud waard zijn voor de FEM.’
Even verderop reageert vertrouwenspersoon José Dol (faculteit Gezondheidszorg) verbaasd op het landelijke onderzoek. ‘Nee, ik herken de cijfers niet en zie ook geen excessen op het gebied van mail of intimidatie.’

Het recent gepubliceerde agressieonderzoek onder overheidspersoneel in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken roept zowel vragen als tegenstrijdige reacties op. Mensen die het hbo niet herkennen in het onderzoek, anderen die dat wel doen. Typisch voor de laatste groep is dat ze allemaal dezelfde oorzaak aanwijzen: schaalvergroting en managers.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken legde ruim honderdduizend medewerkers in veertien overheidssectoren de volgende vraag heeft voor: ‘Kunt u aangeven in welke mate u de afgelopen twaalf maanden (begin 2005 – begin 2006) persoonlijk te maken heeft gehad met ongewenste seksuele aandacht, intimidatie, lichamelijk geweld en verbale agressie?’ Daarbij moesten ze een onderscheid maken tussen agressie door klanten (burgers, leerlingen, studenten) en agressie door chefs of collega’s. Bijna negenhonderd van de 2000 aangeschreven hbo-werknemers beantwoordden de vragenlijst. In geen enkele overheidssector heeft personeel vaker te maken met intimidatie en verbale agressie. Alleen bij Defensie gaat het er verbaal net zo stevig aan toe als bij het hbo.

De agressieberichten zijn niet nieuw. Het werkbelevingsonderzoek op de HU uit 2005 liet vergelijkbare cijfers zien. Hierbij was echter geen onderscheid gemaakt tussen agressie door studenten of door chefs of collega’s. Eenderde van de HU-medewerkers gaf destijds aan (wel eens) last te hebben van ongewenst gedrag. Vooral in de faculteiten Economie en Management (FEM) en Maatschappij en Recht (FMR). Hier gaf de helft van de medewerkers aan last te hebben van ongewenst gedrag. Bij de faculteit Natuur en Techniek was dat 43 procent.

‘De HU is bedrijfsmatiger gaan werken vergeleken met tien jaar geleden’, verklaart vertrouwenspersoon Arjen Dunant op de faculteit Natuur en Techniek: ‘Leidinggevenden werken resultaatgericht en stellen meer eisen. Als werknemers niet goed functioneren worden ze stevig aangepakt. In het onderwijs is het personeel gewend geraakt aan zelfstandigheid. Er gebeurt veel in het onderwijs, docenten voelen zich niet altijd even sterk om die veranderingen op te vangen en zitten klem. De druk kan als agressief of intimiderend worden ervaren. Ook omdat veel leidinggevenden de communicatieve vaardigheden om zo’n gesprek goed te voeren missen. Zij worden op hun beurt klem gezet door hun leidinggevende.’
Dit onderschrijft Cees Braas, voorzitter van de faculteitsraad van de FEM. ‘De verklaring voor de cijfers is aanwijsbaar. De HU is hiërarchischer geworden. Vroeger waren teamleiders collega’s met wat extra taken erbij, nu zijn het je leidinggevenden. Tussen de verschillende managementlagen worden afspraken gemaakt, waardoor iedereen onder druk komt te staan. Als een afspraak in het gedrang komt, is de kans groot dat iemand gaat pushen.’

Vanuit andere hbo-instellingen komen ook verschillende geluiden. De voorzitter van de landelijke medezeggenschapsraden in het hbo, Arie Rinzema denkt dat het te maken kan hebben met de verhoogde werkdruk of dat er in het hbo meer geklaagd wordt dan elders. In Utrecht lijkt men wat zekerder van zijn zaak. Zo is CMR-lid Herman Stiekema ervan overtuigd dat de cijfers representatief zijn. Niet alleen door de grootte: ‘Bij een organisatie waar 3000 mensen werken, gebeurt wel eens wat.’ Maar ook de organisatieverandering heeft daarmee te maken. ‘De wijze waarop het functiehuis is ingevoerd, verdient geen schoonheidsprijs. Slechte of niet kloppende informatie, onwillige managers. Goede communicatie ontbrak. Dat kan heel intimiderend zijn. Mensen durfden een bezwaargesprek bijvoorbeeld niet alleen te voeren, ze vroegen iemand van de vakbond mee.’De raad wil die gesloten, angstige, hiërachische cultuur aanpakken. ‘De HU moet een kennisorganisatie worden met een platte organisatie van zelfsturende teams. We hebben door het functiehuis allerlei managers en teamleiders gekregen die zich macht toeëigenen, baasje spelen en de zweep erover, zonder daar de capaciteiten voor in huis te hebben. Terwijl je op een instelling als de HU je werknemers juist vertrouwen moet geven, willen ze goed functioneren.’

Cor Boom, collegevoorzitter van Saxion Hogescholen en bestuurslid ‘arbeidsvoorwaarden’ van de HBO-raad: ‘Voor de meeste managers in onze organisatie geldt dat ze het vakgebied kennen en zelf les hebben gegeven.’ Hij vindt het nogal wat dat zoveel mensen in het hbo zich geïntimideerd zeggen te voelen. ‘Dat is een zeer ernstige kwalificatie. Ik herken dat niet bij mijn hogeschool en ook niet bij andere instellingen.’ Wel zou de invoering van het nieuwe functiehuis in 2005 een rol kunnen spelen. ‘Sommige mensen waren ontevreden dat ze in een lagere functieschaal werden ingedeeld en tekenden daar beroep tegen aan. Dat is weliswaar een confronterende ervaring, maar ik zou het vreemd vinden als mensen dat onder intimidatie scharen.’

Over de periode die het onderzoek van het ministerie beslaat kregen de vertrouwenspersonen in Utrecht 121 meldingen van ongewenst gedrag binnen, vijftien daarvan besloegen intimidatieproblemen door chefs of collega’s. Of dat het topje van de ijsberg is? Lastig in te schatten vindt Sytske Teppema, vertrouwenspersoon op de faculteit Maatschappij en Recht en voorzitter van de platform vertrouwenspersonen op de HU. ‘Ik merk dat het een grote stap is voor mensen om bij ons aan te kloppen.’ Het aantal meldingen zegt dus niet veel. Dat merkt ook Maryam Mildenburg, vertrouwenspersoon bij de faculteit Educatie. Ze vindt de resultaten ‘niet zo gek’, maar vraagt zich af waar al die in de wiek geschoten werknemers blijven of zijn. ‘Ze melden het niet of gaan naar een mediatior of ombudsman.’ Dat het aantal meldingen toeneemt heeft volgens haar deels te maken met een groeiend bewustzijn. ‘Mensen weten dat ze niet met een rotgevoel hoeven rond te lopen. Ook kijken we anders naar autoriteiten en is het aantal plekken waar je terecht kan met problemen toegenomen.’ Verder signaleert ze algemene verruwing in de omgangsvormen. ‘Relaties zijn veranderd. Mensen hebben niet meer zo goed in de gaten wat ze anderen aandoen. Grapjes worden niet als grap opgevat.’ Ook wijst zij naar de organisatieveranderingen. ‘Die en de extra lagen zorgen voor onduidelijkheid en verwarring. Wie heeft waar mandaat over? De behoefte aan beheersmatigheid levert veel regels en protocollen op. Het vroegere gevoel van autonomie bij personeel dat zich erkend en vertrouwd voelde bij de leidinggevende neemt af. De menselijke maat is weg.’ Haar advies? ‘Duidelijkheid en respect naar elkaar. Weten hoe iets overkomt en als je gekwetst wordt het lef hebben dat tegen de ander te zeggen zodat ie er ook van leert.’ Teppema vindt elke melding er een te veel: ‘Elke organisatie heeft de plicht een veilig werkklimaat te bieden.’

HOP, Hein Cuppen / Femke bakkeren